10 mei is de 130e dag van het jaar (131ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 235 dagen tot het einde van het jaar. Van Kooten en De Bie Lodewijk XV van Frankrijk 00510 1 11 mei is de 131ste dag van het jaar (132ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 234 dagen tot het einde van het jaar. 00511 1 12 mei is de 132ste dag van het jaar (133ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 233 dagen tot het einde van het jaar. Marija Šerifović 00512 1 Het jaar 1302 is het 2e jaar in de 14e eeuw volgens de christelijke jaartelling. Categorie:14e eeuw 14 mei is de 134ste dag van het jaar (135ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 231 dagen tot het einde van het jaar. 00514 1 15 mei is de 135ste dag van het jaar (136ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 230 dagen tot het einde van het jaar. 00515 1 Het jaar 1868 is het 68e jaar in de 19e eeuw volgens de christelijke jaartelling. Categorie:1860-1869 18 mei is de 138ste dag van het jaar (139ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 227 dagen tot het einde van het jaar. Vanaf 2017 wordt het in Nederland gezien als een nationale feestdag, dit komt door het feit dat in 2016 FC Twente uit Enschede terug gezet werd naar de Jupiler League. Groeten uit Wierden 00518 1 Hoogovens Deze pagina geeft een overzicht van gebeurtenissen in het jaar 1980 volgens de christelijke jaartelling. Bestverkochte singles in Nederland: Bestverkochte albums in Nederland: Eva Padberg Christina Ricci Chelsea Clinton Ronaldinho Deryck Whibley Bradley Wiggins Jeroen Verhoeven Sita Venus Williams Michelle Williams Macaulay Culkin Dwight Thomas Kim-Lian van der Meij Cindy Crawford (pornoactrice) Vanessa Ferlito Bron: KMI Gegevens Ukkel 1901-2003 met aanvullingen Historisch gebied van Willemstad, binnenstad en haven, Nederlandse Antillen SuzhouChina De 21e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed van UNESCO vond van 1 december tot 6 december 1997 plaats in Napels in Italië. Er werden 46 nieuwe omschrijvingen aan de werelderfgoedlijst toegevoegd. Hiervan waren 38 dossiers met betrekking tot cultureel erfgoed, 1 met betrekking tot gemengd erfgoed en 7 met betrekking tot natuursites. Het totaal aantal inschrijvingen komt hiermee op 552 (417 cultureel erfgoed, 20 gemengde omschrijvingen en 115 natuurlijk erfgoed). Op de lijst van bedreigd werelderfgoed of rode lijst werden vier locaties toegevoegd, en kon een locatie terug verwijderd worden. In 1997 zijn de volgende locaties toegevoegd: In 1997 zijn geen locaties uitgebreid. In 1997 kon een locatie verwijderd worden van de rode lijst. In 1997 zijn vier locaties toegevoegd aan de lijst van bedreigd werelderfgoed of rode lijst. Categorie:1997 Categorie:Commissie voor het Werelderfgoed 9 mei is de 129ste dag van het jaar (130ste dag in een schrikkeljaar) in de gregoriaanse kalender. Hierna volgen nog 236 dagen tot het einde van het jaar. Moskou 00509 0 PuinwaaierZwitserseMattertal BrienzGlyssibach Een aardverschuiving is een gebeurtenis waarbij vele duizenden tonnen aan grond plotseling in beweging komen en (meestal) langs een helling vallen of naar beneden glijden. Een aardverschuiving is niet hetzelfde als een aardbeving, maar kan hierdoor wel veroorzaakt worden. Als bij de aardverschuiving met name steen in beweging komt, wordt ook wel gesproken van een rotslawine (of steen- of puinlawine). Een vulkaanuitbarsting kan ook een aardverschuiving veroorzaken. Hierbij kan een deel van de vulkaanhelling instorten en naar beneden schuiven. Een derde mogelijke oorzaak is hevige regenval op een door erosie aangetaste heuvel of berghelling. Hierdoor wordt de grond dermate verzadigd met water dat hij zijn onderlinge samenhang verliest, en gaat schuiven. Als de grond met water voor een stroom van modder zorgt, spreekt men van een modderlawine. Aardverschuivingen kunnen zeer verwoestend zijn. Wanneer een dorp of stad bedolven wordt door een aardverschuiving, is het haast onvermijdelijk dat er doden vallen, tenzij men de gebeurtenis heeft zien aankomen en er tijdige evacuatie heeft plaatsgevonden. Meestal is dit echter niet het geval. Als door een grote aardverschuiving een deel van een berg in zee glijdt, of als er een onderzeese aardverschuiving plaatsvindt, kan ook een tsunami ontstaan. Deskundigen verwachten dat een dergelijk fenomeen zich vroeg of laat aan de westkant van het Canarische Eiland La Palma zal voordoen. De resulterende tsunami zou zelfs de Amerikaanse oostkust aan de overzijde van de Atlantische Oceaan kunnen bedreigen. Het is echter goed mogelijk dat deze gebeurtenis zich pas over honderden of zelfs duizenden jaren zal voordoen, en de verschuiving zou ook geleidelijk kunnen plaatsvinden, zonder dat een tsunami optreedt. Categorie:Natuurramp Categorie:Geomorfologie De adder heeft zoals alle slangen geen uitwendige gehooropeningen maar wel een binnenoor. De trillingen die door het lichaam worden opgevangen worden door de schedel naar het binnenoor geleid zodat de slang toch min of meer kan horen. Veel dieren worden hierdoor al opgemerkt voor ze het gezichtsveld bereiken door de trillingen die ze veroorzaken bij het lopen. Van de adder is bekend dat voorzichtige voetstappen op een afstand van 5 meter kunnen worden gevoeld. De adder heeft zoals alle slangen geen uitwendige gehooropeningen maar wel een binnenoor. De trillingen die door het lichaam worden opgevangen worden door de schedel naar het binnenoor geleid zodat de slang toch min of meer kan horen. Veel dieren worden hierdoor al opgemerkt voor ze het gezichtsveld bereiken door de trillingen die ze veroorzaken bij het lopen. Van de adder is bekend dat voorzichtige voetstappen op een afstand van 5 meter kunnen worden gevoeld. De adder heeft goed ontwikkelde ogen zodat prooien en vijanden kunnen worden opgespoord. Voornamelijk bewegende beelden worden waargenomen, maar uit beschrijvingen van een adder in een Russische dierentuin blijkt dat het dier zich ook prima zonder ogen kan redden. Dit exemplaar had al sinds lange tijd geen ogen meer maar diepe littekens bij de ogen. Hoewel het dier duidelijk voorzichtiger was, kon het vrij gemakkelijk vijanden ontwijken en prooien opsporen. Ook werd beschreven dat de adder veel frequenter de tong naar buiten stak dan van andere adders was waargenomen. Het belangrijkste zintuig van de adder is het orgaan van Jacobson, een vomeronasaal orgaan in het verhemelte. De adder steekt voortdurend zijn tong naar buiten waarbij de tong op en neer wordt bewogen, wat tongelen wordt genoemd. Hierbij worden geurdeeltjes opgevangen door de tong die vervolgens naar het orgaan van Jacobson worden gebracht en worden geanalyseerd. Omdat de adder een gevorkte tong heeft kan niet alleen bepaald worden of een prooi of vijand in de buurt is, maar ook waar deze geur het sterkste is, zodat de richting kan worden bepaald. De adder behoort tot de echte adders (Viperinae) en heeft geen gespecialiseerde warmtegevoelige organen zoals deze voorkomen bij de verwante groefkopadders (Crotalinae) waartoe alle ratelslangen behoren. Adders leven strikt solitair en mijden elkaar zo veel mogelijk, behalve in de paartijd en tijdens de winterslaap waarbij de dieren soms gezamenlijk overwinteren. Mannetjes 'vechten' soms met elkaar om een vrouwtje maar de slang bakent geen specifiek territorium af. De adder is een uitstekende zwemmer die gemakkelijk rivieren en meren oversteekt. Het is echter geen typische waterslang, zoals de ringslang en de dobbelsteenslang uit het geslacht Natrix die op uitgesproken waterdieren als kikkers en vissen jagen. De adder klimt soms om vogelnesten leeg te roven maar is toch voornamelijk een terrestrische soort die in de strooisellaag leeft. De adder is zowel overdag als 's nachts actief, afhankelijk van de weersomstandigheden. De adder is koudbloedig en kan zijn lichaamstemperatuur niet inwendig regelen. Gedurende de zomer schuilt de adder op het heetst van de dag om oververhitting te voorkomen en zoekt de beschutting van het hol of de vegetatie op. De adder is dan schemeractief en komt alleen 's ochtends en 's avonds tevoorschijn. Bij lagere temperaturen is de slang ook overdag zonnend aan te treffen en de drachtige vrouwtjes zonnen 's zomers vaak om de ontwikkeling van de embryo's te stimuleren. Ze lopen een zeker risico omdat ze zich zo blootstellen aan vijanden. De zonplaatsen van de vrouwtjes worden vaak meerdere jaren gebruikt. In de lente en de herfst, als de temperaturen optimaal zijn, is de adder ook overdag te vinden. De slang neemt vaak een zonnebad vlak bij de schuilplaats om het lichaam op te warmen. De mannetjes beginnen al vroeg in het jaar te zonnen en na de eerste vervelling worden de vrouwtjes opgezocht voor de paring. De adder kan het lichaam sterk afplatten zodat het aan de zon blootgestelde lichaamsoppervlak vergroot wordt en de zonnewarmte zo efficiënter opgenomen wordt. Andere adders, zoals de sterk verwante aspisadder, kunnen dit niet. Een ander trucje is het vlak na zonsondergang tevoorschijn komen om te 'zonnen' op een steen of andere door de zon beschenen object. De warmte komt echter niet meer van de zon die te veel aan kracht verloren heeft, maar van de opgewarmde ondergrond, waardoor de slang zijn buik verwarmt. Ook de kleur is soms een aanpassing op het leven in koele streken zoals noordelijk gelegen landen of berggebieden. Hier komt het verschijnsel melanisme vaak voor, waarbij de dieren een geheel zwarte kleur hebben en zo wat sneller op temperatuur komen in de zon. De adder is aangepast aan lagere temperaturen en komt tot in Scandinavië voor, de slang is ook al bij vrij lage temperaturen actief. Het noordelijke voorkomen van de adder wordt verklaard door de op lagere temperaturen aangepaste levenswijze. In vergelijking met de sterk verwante aspisadder heeft de adder een andere temperatuurtolerantie wat een specialisatie is op het leven in gematigde klimaten. De aspisadder is pas actief bij 5 graden Celsius en houdt het uit tot 37 graden. De adder kan al actief zijn bij 3 graden maar heeft een bovengrens van 34 graden. Gedurende de winter is de buitentemperatuur in een deel van het verspreidingsgebied te laag om actief te zijn en houdt de adder een winterslaap. Het winterkwartier bestaat uit vorstvrije holen in zonbeschenen, hoger gelegen gedeelten van het terrein op droge plaatsen die niet kunnen overstromen of bevriezen. Het winterkwartier is ongeveer 15 tot 20 centimeter diep en bestaat vaak uit rotsspleten, holen van andere dieren en holtes onder boomstronken. Het komt voor dat het winterkwartier gebruikt wordt door meerdere exemplaren. De duur van de winterslaap hangt sterk af van het klimaat en beslaat meestal ongeveer 5 maanden, in heel koude gebieden kan de winterslaap oplopen tot 8 maanden. De adder komt in Nederland relatief vroeg tevoorschijn en is vanaf maart of soms in februari aan te treffen. De mannetjes verschijnen het eerst, enkele weken later volgen de vrouwtjes en de juveniele dieren. In uitgesproken warme streken is de adder echter het gehele jaar door actief. In het vroege voorjaar worden vaak de mannetjes gezien bij de overwinteringsplaatsen of actief op zoek naar vrouwtjes. Als de adder in groepen overwintert is er snel een partner gevonden maar solitair overwinterende dieren moeten soms grote afstanden afleggen om een partner te vinden. Soms zijn er meerdere mannetjes bij een vrouwtje en vinden rituele gevechten plaats waarbij de mannetjes elkaar beproeven door het bovenlijf op te richten en elkaar naar beneden te duwen. Ze proberen elkaar tegen de grond te drukken waarbij het kleinere en zwakkere mannetje meestal het onderspit delft en het strijdtoneel verlaat. Het is een gevecht op punten waarbij de dieren elkaar niet bijten of anderszins verwonden. Omdat de mannetjes hierbij veel lichamelijk contact maken werd lange tijd gedacht dat dit het paringsritueel was van de adder, de zogenaamde adderdans. Opmerkelijk is dat twee vechtende mannetjes de buitenwereld volledig vergeten en een toeschouwer tot zeer dicht kan naderen zonder opgemerkt te worden. De paring vindt plaats in de lente en kent een lang voorspel waarbij het mannetje zijn lichaam en staartpunt laat vibreren, af en toe sist en het vrouwtje besnuffelt met zijn tong om te bepalen of ze paringsbereid is. De eigenlijke paring vindt plaats als het mannetje zijn hemipenis in de cloaca van het vrouwtje brengt en kan 1 à 2 uur duren. Net als andere slangen heeft de adder een gevorkte penis. Deze zogenaamde hemipenis heeft vele kleine weerhaakjes die voor een stevige grip zorgen tijdens de paring. Zolang het mannetje een erectie heeft kan het vrouwtje niet loskomen, als ze probeert weg te kruipen sleept ze het mannetje achter zich aan. In de rusttoestand is de hemipenis teruggetrokken in de cloaca en is uitwendig niet te zien. De vrouwtjes paren vaak met meerdere mannetjes; uit studies blijkt dat van ongeveer 17 procent van de nesten nakomelingen bevat van verschillende vaders. Dergelijke nesten bevatten ook minder dode of zwakke jongen. De drachtige vrouwtjes nemen vaker een zonnebad om de ontwikkeling van de embryo's te bevorderen. De adder zet geen eitjes af maar is eierlevendbarend: de jongen komen direct uit de moeder ter wereld. Dit komt ook voor bij de meeste andere reptielen in noordelijk gelegen landen als Nederland en België, zoals de hazelworm, de levendbarende hagedis en de gladde slang. Ovovivipariteit is voor deze dieren gunstig doordat het te koel is voor de ontwikkeling van eieren die op de bodem worden afgezet. De adder heeft echter een hoger ontwikkelde vorm van eierlevendbarendheid, het is bekend dat de embryo's voedingsstoffen uit het bloed van het moederdier krijgen aangevoerd. Later in het jaar worden vaak vrouwtjes gezien die dan veel zonnen om de ontwikkeling van de embryo's te versnellen, terwijl de mannetjes zich dan hoofdzakelijk onder de vegetatie ophouden. In september na de geboorte van de jongen worden de overwinteringsplaatsen weer opgezocht. In de noordelijke delen van het verspreidingsgebied komt het voor dat een vrouwtje niet ieder jaar deelneemt aan de voortplanting maar om het jaar. Dit komt doordat zwangere vrouwtjes niet eten en vanwege de lagere temperaturen staat de stofwisseling sowieso op een lager pitje. Hierdoor kan het vrouwtje niet zo snel aansterken als exemplaren in warmere streken, die zich soms twee of zelfs drie keer per jaar voortplanten. De dracht duurt ongeveer 3 tot 4 maanden, waarna het vrouwtje ongeveer 6 tot 20 (meestal 8 tot 12) volledig ontwikkelde jongen afzet, soms komen naast jongen ook eieren ter wereld die vrijwel direct uitkomen. De jongen lijken direct vanaf de geboorte al sprekend op de ouderdieren, al hebben ze met een lengte van ongeveer 15 tot 20 centimeter het formaat van een flinke regenworm. De pasgeboren jongen zijn erg behendig en kunnen zo snel wegkruipen dat lange tijd werd gedacht dat ze door de moeder werden doorgeslikt bij bedreiging. Dit gedrag is echter nog nooit wetenschappelijk beschreven. Wel is bekend dat de moeder haar jongen direct na de geboorte verslond, maar dat overleven ze niet. Dit is ook wel bekend van andere dieren zoals knaagdieren, als ze gestoord worden tijdens de bevalling. Enkele dagen na de geboorte vindt de eerste vervelling plaats. De juvenielen groeien echter niet snel doordat ze de eerste tijd leven van de dooierresten in de maag. Hierdoor hoeven ze tot de eerstvolgende lente geen voedsel te zoeken. Zodra ze uit hun winterslaap ontwaken gaan ze op zoek naar prooien en groeien ze snel, met zo'n 8 tot 13 centimeter per jaar. Het duurt ongeveer 3 tot 4 jaar voordat de adders geslachtsrijp zijn, in de regel gaat dit bij de mannetjes sneller. Ongeveer 90% van de jongen sterft door predatie en natuurlijk verval, zoals parasieten en voedseltekorten, voor de volwassenheid wordt bereikt. De adder wordt in de natuur ongeveer 10 tot 15 jaar oud, maar uit een onderzoek in het zuiden van Engeland bleek dat een leeftijd van 30 jaar kan worden bereikt. levendbarende hagedis Het voedsel van de adder hangt af van de grootte van het dier maar is ook gerelateerd aan de beschikbare prooidieren. Juveniele exemplaren eten omdat ze nog klein zijn in hoofdzaak kleine ongewervelden zoals wormen, insecten en kleine hagedissen. Grotere exemplaren schakelen vrijwel volledig over op gewervelden als spitsmuizen, woelmuizen, echte muizen en hagedissen. Ook worden kikkers en vogels gegeten. Er zijn waarnemingen bekend van adders die aas aten en ook andere dieren zoals de kleine watersalamander worden wel gegeten. Om bij een vogelnest te komen klimt de adder soms in de vegetatie. Ook is bekend dat soms vogeleieren worden verzwolgen. De adder eet ongeveer zes tot tien prooidieren per jaar. Vrouwtjes eten als ze zwanger zijn echter niet en nemen dan minder prooien op. Het komt soms voor dat twee exemplaren om een prooi vechten. Het gevecht lijkt op het rituele gevecht van de mannetjes in de voortplantingstijd, maar om een prooi vechtende slangen zijn agressiever en bijten elkaar soms zodat verwondingen kunnen ontstaan. De adder jaagt soms 's nachts actief op knaagdieren door hun holen op te sporen maar is voornamelijk een predator die in een hinderlaag ligt te wachten. Als een prooi te dichtbij komt, schiet de adder naar voren en bijt zijn slachtoffer. Kleinere prooien als kikkers worden direct in één keer doorgeslikt, grotere prooien als knaagdieren vluchten vaak maar raken snel verlamd. De adder blijft rustig wachten en gaat na enkele minuten naar zijn prooi op zoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de tong. Net als alle reptielen heeft de adder relatief weinig voedsel nodig. Gemiddeld moet een adder per week zo'n 5 tot 6% van het eigen lichaamsgewicht binnenkrijgen om te overleven. In de praktijk neemt de adder ongeveer 12% per week op. Dit kan na het verorberen van meerdere prooien oplopen tot maximaal 75% van het lichaamsgewicht. Na een dergelijke maaltijd kan de adder maanden zonder voedsel. De adder kent perioden waarin helemaal niet gegeten wordt, bijvoorbeeld gedurende de zwangerschap van het vrouwtje. Ook juvenielen eten niet tot de eerste vervelling en adders die bijna vervellen trekken zich terug en zijn niet in voedsel geïnteresseerd. Voor alle adders geldt dat ze pas eten nadat de paring heeft plaatsgevonden. Tot die tijd teren ze op de reserves die ze het vorige jaar hebben opgebouwd. Dreighouding De adder heeft verschillende vijanden, vooral (roof)vogels en rovende zoogdieren. De belangrijkste vijanden zijn de slangenarend, die zijn naam te danken heeft aan de vele slangen op het menu, en de Europese egel. Deze laatste kan door de slang moeilijk gebeten worden door de vele lange stekels die de adder kunnen verwonden bij een aanval. Bovendien is de egel immuun voor het gif van de adder, wat blijkt uit waarnemingen van adderbeten in de poten, de snuit en zelfs de tong van egels, die hier geen last van leken te hebben. Andere dieren die de adder aanvallen en kunnen doden zijn de das, de bunzing, de wezel, de hond en de kat, zwijnen en varkens en verschillende vogels zoals de kraai. Sommige predatoren werken grote hoeveelheden adders weg, zo is er een waarneming van een bunzing die binnen een tijdsbestek van drie dagen 29 adders verslond.Schreitmüller, 1919 Zelfs van kleine dieren is bekend dat ze de adder zonder angst aanvallen, zoals de kleine maar zeer snelle eikelmuis. De vruchtenetende eikelmuis heeft de slang echter niet op het menu staan maar valt aan om de jongen te beschermen. Dit gedrag is ook bekend van vogels als kippen en fazanten, die de adder in groepen aanvallen en doodpikken. De adder wordt soms tijdens de winterslaap belaagd door zoogdieren als de bruine rat en het wild zwijn. Jonge adders worden door hun geringe lichaamsgrootte door allerlei dieren belaagd. Zelfs van grote loopkevers is bekend dat ze een juveniele adder kunnen doden. Andere dieren die kleine adders eten zijn de gewone pad, verschillende kikkers en sommige vissen, zoals de snoek en de paling. Bij bedreiging zuigt de adder zijn lichaam vol lucht, zodat het lichaamsvolume wordt vergroot en ook maakt de ingeademde lucht het sissen mogelijk. Het lichaam wordt vaak deels opgerold, waarbij het voorste deel dreigend wordt opgericht. Soms worden schijnaanvallen uitgevoerd om af te schrikken. De adder is in de regel geen agressieve soort en is vaak vrij dicht te benaderen, maar voorzichtigheid is geboden omdat er altijd uitzonderingen zijn. Als een adder aan vervelling toe is worden de schubben die over de ogen gelegen zijn enigszins troebel, wat het gezichtsvermogen beperkt. Dergelijke exemplaren zijn vaak alerter en minder goed te benaderen. Beet De adder is net als alle adders een giftige slang, die bovendien een solenoglyf gebit heeft. Solenoglyf betekent buisvormige tand en slaat op de holle giftanden waardoor het gif wordt toegediend. Andere giftige slangen hebben slechts een groef in de tand waar het gif in stroomt maar deze soorten moeten eerst een kauwbeweging maken om het gif efficiënt in te brengen. De adder bezit relatief lange en naaldachtige giftanden zodat het secreet dieper in de prooi wordt afgegeven. Door deze specialisatie is een kauwbeweging niet nodig waardoor de adder binnen een fractie van een seconde toe kan slaan. De giftanden van de adder zijn inklapbaar en worden in rustpositie, bij een gesloten bek, tegen het verhemelte gevouwen. Ze klappen automatisch uit bij het openen van de bek. Om de tanden nog dieper in de prooi te laten dringen wordt bij een beet een enigszins slaande beweging gemaakt in plaats van een bijtende. Een adder zal een mens niet snel aanvallen bij een ontmoeting maar zal hooguit toeslaan als het dier in het nauw gedreven wordt. Veel confrontaties zijn het gevolg van domme pech zoals het per ongeluk op een slang gaan staan of het plukken van bessen in een struik waarin zich een adder verschuilt. Adders zijn in Nederland en België tegenwoordig zeldzaam maar ook in het verleden, toen de soort algemener was, kwamen beten met een dodelijke afloop zelden voor. In de periode 1885-1972 werden in Nederland 138 gevallen van een adderbeet gemeld, waarvan er drie fataal waren.Hemmes, 1973 Een vrouw uit Ulvenhout die gras aan het snijden was, werd in 1903 in haar polsslagader gebeten en overleed drie uur later. In 1939 werd een 12-jarige jongen in zijn grote teen gebeten toen hij blootsvoets over de hei van Tynaarlo liep. Doordat het slachtoffer de beet verzweeg werd hij na enkele dagen ernstig ziek en overleed 9 dagen na de beet. Een driejarig meisje uit het Gelderse Uddel ten slotte werd in 1946 in haar onderbeen gebeten en overleed 36 uur na de beet doordat er geen serum voorhanden was. Tussen 1973 en 2005 zijn er uit Nederland 83 adderbeten bekend, waarvan er 15 leidden tot symptomen van ernstige vergiftiging maar er niet één dodelijk was. Van alle beten waarbij de oorzaak bekend is, is het vastpakken van de adder of het te dichtbij komen de oorzaak. Van alle adderbeten in Nederland is maar één geval bekend waarbij de slang zijn slachtoffer opzocht; dit betrof een man die in slaap was gevallen op de hei. De adder heeft waarschijnlijk het been gebruikt als zonplaats en sloeg toe nadat de man ontwaakte en een onverwachte beweging maakte. In sommige Europese landen als het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen worden nog enige tientallen beten per jaar gemeld. Deze leiden bij een juiste behandeling slechts zelden tot ernstige gevolgen. In het Verenigd Koninkrijk heeft de laatste fatale afloop meer dan 20 jaar geleden plaatsgevonden; het betrof een vijfjarig kind. In 2004 kwam een 81-jarige Duitse vrouw op het eiland Rügen om het leven na een adderbeet.Shortnews - Insel Rügen: 81-Jährige wurde von Kreuzotter gebissen und stirbt kurz darauf. - Website Bij een beet wordt niet altijd gif ingespoten, soms wordt een 'droge' beet gegeven om af te schrikken, hierbij wordt wel uitgehaald maar blijft de bek gesloten. Omdat het gif dient om prooien te doden zal de adder proberen te voorkomen dat hij zonder gif komt te zitten. De adder is immuun voor zijn eigen gif; als het dier in de strijd met een prooi zichzelf per ongeluk bijt of door een voedsel- of partnerconcurrent wordt gebeten treedt er geen vergiftiging op. Als bij een beet gif wordt afgegeven werkt het gif in op het bloed, het activeert onder andere stollingsfactor V, wat weefselnecrose veroorzaakt. Het gif van de adder is in vergelijking met andere giftige slangen relatief ongevaarlijk. Een beet is alleen gevaarlijk als het slachtoffer een jong kind of bejaarde betreft, als het gif direct in de slagader wordt afgegeven of als het slachtoffer in een lichamelijk slechte conditie verkeert. Het gif van de adder is net als andere slangen een cocktail van verschillende verbindingen die ieder een andere werking hebben: De symptomen na een beet verschillen sterk en kunnen bestaan uit pijn aan en het opzwellen van het gebeten lichaamsdeel, misselijkheid en totale incontinentie. Het werkzame gif bestaat uit eiwitten die verschillende werkingen hebben zoals proteolytische enzymen die weefsels aantasten en hyaluronidase dat de verspreiding van het gif stimuleert. Het lichaam reageert op het gif door de aanmaak van verschillende verbindingen zoals histamine en serotonine.Poisoncentre - De gewone adder (Vipera berus) - Website Alleen als men sterk allergisch is voor het gif zal een zogenaamde anafylactische shock optreden, dit is een sterke allergische reactie van het lichaam die levensgevaarlijk kan zijn. Omdat men voor het ontwikkelen van een dergelijke allergie echter minstens 1x eerder gebeten moet zijn, komt dit in Nederland niet voor. Voor het wetenschappelijk onderzoek worden adders gehanteerd maar ook bij ervaren vangers komen wel ongelukken voor. De meeste beten vinden plaats aan de handen (ca. 50%) en de voeten (ca. 30%). Bij ernstige beten heeft het zin specifiek antiserum toe te dienen. Veel beten zijn het resultaat van pogingen het dier op te pakken. Men moet een adder dus nooit vastpakken. Het doden of vangen van de adder is in België en Nederland juridisch gezien een misdrijf omdat het dier beschermd is en kan leiden tot hoge boetes of een gevangenisstraf. Net als alle slangen spelen adders door hun lang onbegrepen levenswijze al vele eeuwen een rol in het dagelijks leven van de mens. Door de giftigheid van de adder werden lange tijd diverse kwaadaardige magische eigenschappen aan het dier toegeschreven. De adder werd gezien als de personificatie van de duivel en duikt op in verschillende griezelverhalen. De adder is een belangrijk ingrediënt binnen de zwarte magie. Al in de prehistorie werd de adder afgebeeld, dit weten we uit de vondst van een rendiergewei dat 20.000 jaar geleden is bewerkt. Hierin is onmiskenbaar een afbeelding van Vipera berus gekrast, gelet op de lichaamsbouw, de tekening en de vorm van de kop. Ook een stenen mes uit het neolithicum dat werd gevonden in Lespugue in het zuiden van Frankrijk heeft een decoratie die duidelijk geïnspireerd is op de adder. Een beet van de adder zou ook voorkomen kunnen worden door de veren van een gier te verbranden, waar de slang niet tegen zou kunnen. Het hart van de gier zou niet alleen beschermen tegen adders, maar tegen alle wilde dieren en zelfs tegen rovers. De afgehakte kop van de adder zou genezing bespoedigen door de kop op de wond te drukken. Ook het dragen van een addertong als amulet zou beschermen tegen dergelijk onheil. Bij de Romeinen was het geneesmiddel theriacum bekend, dat onder andere delen van de adder als ingrediënt had. De Franse apotheker Moyse Charas (1619-1698) publiceerde in 1668 het boek Thériaque d'Andromachus, waarin het middel werd beschreven. Het bestond uit 72 verschillende ingrediënten waarvan een deel bestond uit gedroogd addervlees. Pas in 1908 werd het 'geneesmiddel', dat voornamelijk een verdovende werking had vanwege de erin verwerkte opium, officieel geschrapt. In Europa werd het vet van de adder gebruikt om zalfachtige preparaten te maken, die mensen van syfilis zouden genezen. In vroeger tijden werden de meest uiteenlopende middelen aangeprezen om een adderbeet onschadelijk te maken. De Franse arts Ambroise Paré (1509-1590) raadde aan om de anus van een kip of kalkoen op de wond te drukken. Ook kon men een vogel of indien deze niet beschikbaar was een hond of kat, levend in de lengte in tweeën snijden waarna het lijk op de wond gedrukt moest worden tot het was afgekoeld. De adder wordt in de Nederlandse taal ook wel gewone adder, Europese adder, zwarte adder of moerasadder genoemd. De wetenschappelijke geslachtsnaam Vipera betekent letterlijk adder, de soortnaam berus betekent echte of ware. Het huidige Nederlandse woord adder is door eferesis ontstaan uit het Middelnederlandse nater. Ook in andere talen werd deze naam gebruikt, zoals in het Oudsaksisch(nadra) en het Oudhoogduits (natara).Jan de Vries, F. “de” Tollenaere, Maaike Hogenhout-MulderJan de Vries, F. “de” Tollenaere, Maaike Hogenhout-Mulder - Nederlands etymologisch woordenboek - Website (directe link) Het woord nater is zelf geleend van het Latijnse natrix, wat weer een afleiding is van natare ("zwemmen"). De waterminnende ringslang heeft hierdoor als wetenschappelijke naam Natrix natrix. Later werd de 'n' in nater verplaatst: (ee)n nater en werd het woord verbasterd tot het huidige adder. Ook in de Engelse taal is de naam op een dergelijke manier tot stand gekomen. In het Duits werd nater verbasterd tot otter, en wordt de adder met kreuzotter (kruisadder) aangeduid. De term kruis slaat waarschijnlijk niet op de tekening waarbij een kruis zeer zelden voorkomt op de kop van de adder, maar op het feit dat de slang als een vertegenwoordiger van de duivel werd gezien. Bij een confrontatie met een adder zou men drie kruisjes moeten slaan om verder onheil te voorkomen. Ook de 'kruisloze' rugstreeppad (kreuzkröte) heeft zijn Duitse naam aan deze gewoonte te danken. De Latijnse naam Vipera (adder) duikt al op in het werk Naturalis Historia uit 77 na Christus door de Romein Plinius de Oudere. De adder werd in 1758 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Carolus Linnaeus als Coluber Berus. Het geslacht Coluber wordt tegenwoordig tot de gladde slangen (Colubridae) gerekend. De huidige wetenschappelijke naam werd in 1803 gegeven door François Marie Daudin. Andere synoniemen zijn Chersea vulgaris (Fleming, 1822), Berus vulgaris (Swainson, 1839) en Pelias berus (Günther, 1859). De adder behoort tot de familie van de adders (Viperidae), dit is een grote groep van slangen die op Australië na een wereldwijde verspreiding heeft. Vrijwel alle soorten uit deze familie behoren tot twee onderfamilies; de groefkopadders (Crotalinae) en de 'echte' adders (Viperinae). De groefkopadders worden zo genoemd vanwege de zintuiglijke cellen die gelegen zijn in groeven in de kop, waardoor ze in staat zijn infrarood licht waar te nemen. Onder andere de ratelslangen behoren tot deze groep. Bij de echte adders ontbreken deze groeven waardoor ze makkelijk te onderscheiden zijn. De echte adders komen voor in (Zuidwest)Azië, Afrika en Europa en worden vertegenwoordigd door 13 geslachten. Het bekendste geslacht is Vipera, waartoe de adder behoort en daarnaast 26 andere soorten telt. Andere bekendere soorten uit het geslacht Vipera zijn de aspisadder (Vipera aspis), de zandadder (Vipera ammodytes), de spitssnuitadder (Vipera ursinii) en de wipneusadder (Vipera latastei). Pearson Scott Foresman Onderstaand een lijst van synoniemen, synoniemen van ondersoorten zijn weggelaten. De adder kent vier ondersoorten, sommige hiervan worden beschouwd als aparte soorten zoals Vipera sachalinensis uit oostelijk Rusland (het eiland Sachalin). De addersoort Vipera seoanei uit noordwestelijk Spanje werd vroeger ook beschouwd als een ondersoort maar wordt tegenwoordig gezien als een volwaardige soort. De huidige ondersoorten van de adder zijn: V. b. berus komt voor in het grootste deel van het verspreidingsgebied,V. b. bosniensis in de Balkan in de landen Albanië, Bosnië, Kroatië, noordelijk Griekenland, Hongarije, Macedonië, Montenegro en Servië. In al deze landen komt V. b. berus ook voor, behalve in noordelijk Griekenland. V. b. nikolskii komt voor in Oekraïne (in de nabijheid van Charkov), centraal en zuidelijk Rusland en Roemenië en V. b. sachalinensis is te vinden in grote delen van Europa en westelijk Azië. Categorie:Echte adder Categorie:IUCN-status niet bedreigd Categorie:Dier uit het Palearctisch gebied Categorie:Dier uit het Oriëntaals gebied Albert Einstein (Ulm, 14 maart 1879 – Princeton (New Jersey), 18 april 1955) was een Duits-Zwitsers-Amerikaanse theoretisch natuurkundige. Hij wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis, naast Isaac Newton en James Clerk Maxwell. Zelf noemde hij altijd Newton als een veel belangrijker natuurkundige dan hijzelf, omdat Newton anders dan Einstein behalve theoretische ook grote experimentele ontdekkingen deed. In het dagelijks leven is de naam Einstein synoniem geworden met grote intelligentie. Einstein werd vooral bekend vanwege de twee relativiteitstheorieën: de speciale relativiteitstheorie van 1905 en de algemene relativiteitstheorie van 1915 en volgende jaren, die de speciale relativiteitstheorie uitbreidt door ook plaats in te ruimen voor de zwaartekracht. Hij publiceerde meer dan 300 wetenschappelijke en meer dan 150 niet-wetenschappelijke werken. In zijn latere jaren schreef Einstein uitvoerig over filosofische en politieke onderwerpen. Hij wordt vaak samen met Max Planck beschouwd als de vader van de moderne natuurkunde. Hij droeg aanzienlijk bij aan andere deelgebieden van de natuurkunde: voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect ontving hij in 1921 de Nobelprijs voor de Natuurkunde en ook zijn beschrijving van de Brownse beweging en de eerste fluctuatie-dissipatiestelling was een belangrijke doorbraak. Deze twee verklaringen en de speciale relativiteitstheorie publiceerde hij bovendien allemaal in zijn wonderjaar 1905. Verder werk omvat onder meer onderwerpen in de kwantummechanica, de theorie van de vaste stof, de nulpuntsenergie, de statistische mechanica, de kosmologie, de theorie van straling (fotonen, dualiteit van golven en deeltjes, kritische opalescentie en gestimuleerde emissie, de theorie achter de laser) en de veldentheorie. Een eenheid in de fotochemie draagt zijn naam, de einstein. Het chemisch element einsteinium is ook naar hem vernoemd, net als de Einsteinring in de astronomie en de Einsteincoëfficiënten in de optica. Albert Einstein werd in een liberaal-Joodse familie in het Duitse Keizerrijk geboren, woonde later in Italië, Zwitserland en het toenmalige Oostenrijk-Hongarije voor hij terugkeerde naar Duitsland. Toen Adolf Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, besloot Einstein zich in de VS te vestigen. In 1940 nam hij de Amerikaanse nationaliteit aan en deed afstand van zijn Duitse (hij behield wel de Zwitserse). Hij overleed op 18 april 1955 in Princeton aan een aneurysma. Albert Einstein werd op 14 maart 1879 geboren te Ulm, destijds binnen het Duitse Keizerrijk gelegen in het Koninkrijk Württemberg. Hij was de zoon van Hermann Einstein (Buchau, 1847 - Milaan, 1902) en Pauline Koch (Cannstatt, 1858 - Berlijn, 1920). Hermann Einstein was onder meer beddenverkoper en later met zijn jongere broer Jakob (1850-1912) fabrikant van elektrotechnische apparatuur voor elektriciteitscentrales en straatverlichting (Elektrotechnische Fabrik J. Einstein & Cie.) te München. Hermann en Pauline Einstein-Koch kregen nog een kind, Alberts jongere zus Maja Einstein (München, 1881 - Princeton, 1951). Einsteins ouders waren liberale joden en daarmee religieus tolerant. Einstein kreeg elementair onderricht in de joodse godsdienst en leerde viool spelen. In zijn latere leven speelde hij vaak viool ter ontspanning, terwijl hij tegelijkertijd wetenschappelijke problemen overdacht. Rond 1884 kreeg Einstein zijn eerste kompas en was verbijsterd door het wonder van de onzichtbare magnetische kracht. Hij was de beste van zijn klas op de lagere school en zeer geïnteresseerd in exacte wetenschap. Als hobby bouwde hij modellen en mechanische apparaten. Vanaf 1891 leerde hij ook wiskunde. In 1895 verhuisde het gezin van München naar Pavia in Italië, maar Einstein bleef aanvankelijk in München achter om zijn middelbare school af te maken. Na één trimester hield hij de eenzaamheid en de strenge school niet meer uit, waarop hij zich bij zijn familie in Pavia voegde. In 1895 deed Einstein, hoewel hij er eigenlijk twee jaar te jong voor was, met speciale toestemming toelatingsexamen voor de ETH, de Eidgenössische Technische Hochschule (de technische universiteit van Zürich). Hij presteerde goed in de bètavakken, maar zakte op Frans en Geschiedenis. Om de middelbare school af te ronden stuurden zijn ouders hem naar Aarau in Zwitserland. Daar kwam hij op het volgende gedachte-experiment, dat vooruitliep op zijn speciale relativiteitstheorie: een waarnemer die met de lichtsnelheid met een lichtgolf meerent, ziet een staande golf. In 1896 ontving Einstein zijn middelbareschooldiploma, waarna hij alsnog naar de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich ging. In hetzelfde jaar gaf Einstein zijn Duitse staatsburgerschap op om de dienstplicht te ontlopen, waardoor hij staatloos werd. Aan de ETH trok Einstein op met zijn medestudenten Marcel Grossmann, Mileva Marić en Michele Besso. Hij mocht in het laboratorium zijn voorstel voor een proef over de beweging van de aarde in de ether niet uitvoeren maar kreeg een waarschuwing dat hij te weinig experimenteerde. Hij vond de colleges van professor Heinrich Weber ouderwets, omdat de Maxwelltheorie niet werd behandeld. Door zelfstudie maakte hij kennis met de werken van Kirchhoff, Hertz, Helmholtz, Lorentz en Boltzmann. Maxwelltheorie leerde hij kennen door een boek van August Föppl. Hij las ook over andere wetenschappen zoals biologie (Darwin) en filosofie. Hij waardeerde de wiskundecolleges van Hermann Minkowski maar was vaak afwezig. In 1900 behaalde Einstein aan de Eidgenössische Technische Hochschule zijn lesbevoegdheid als Fachlehrer natuurkunde. Zijn cijfers waren een 5 voor theoretische- en experimentele natuurkunde en voor astronomie, 5,5 voor functietheorie en 4,5 voor een opstel over warmtegeleiding (op een schaal van maximaal 6). Hij verkreeg het Zwitsers staatsburgerschap in februari 1901. Aan de ETH in Zwitserland ontmoette Einstein Mileva Marić, een Servische jaargenote (die ook bevriend was met Nikola Tesla), en werd verliefd op haar. Einstein en Marić kregen in januari 1902 een dochter, Lieserl, die waarschijnlijk ter adoptie werd afgestaan. Einstein trouwde met Mileva Marić op 6 januari 1903. Het huwelijk was zowel een persoonlijke als een intellectuele samenwerking: bij haar vond Einstein een klankbord voor zijn nieuwe ideeën. Toen hij afstudeerde kon Einstein geen werk in de wetenschap vinden. De ETH bood hem geen assistentschap aan en Einstein solliciteerde tevergeefs bij onder andere Heike Kamerlingh Onnes in Leiden en Wilhelm Ostwald in Leipzig. Vanaf mei 1901 werkte hij twee maanden als invalleraar natuurkunde aan een middelbare school in Winterthur en daarna kreeg hij een jaarcontract als leraar natuurkunde aan een particuliere school in Schaffhausen, waar hij veel tijd overhield voor onderzoek. In december 1901 solliciteerde hij bij het Zwitserse Patentbureau te Bern en werd aanbevolen door de vader van zijn studievriend Marcel Grossmann. Voor de nieuwe baan afkwam nam Einstein al ontslag als leraar en vestigde zich in februari 1902 in Bern. Daar vormde hij met zijn vrienden Maurice Solovine, aan wie hij bijles gaf, en Konrad Habicht de zogenaamde Akademia Olympia om samen boeken te bespreken, te eten en plezier te maken. Per 16 juni 1902 werd hij technisch expert derde klas bij het patentbureau. Daar beoordeelde hij ingediende patentaanvragen. Op 14 mei 1904 werd zijn eerste zoon Hans Albert Einstein geboren. In datzelfde jaar werd Einsteins aanstelling bij het patentbureau vast. Hij verrichtte in deze periode veel onderzoek, dat er uiteindelijk toe leidde dat 1905 zijn wonderjaar werd. In 1906 werd Einstein bevorderd tot technisch expert tweede klasse. Einsteins tweede zoon, Eduard Einstein, werd geboren op 28 juli 1910. Het gezin Einstein verhuisde in 1914 naar Berlijn, maar Mileva kon er niet wennen. Hun relatie verslechterde en Mileva verhuisde met de kinderen terug naar Zwitserland. Einstein scheidde van Mileva op 14 februari 1919, en huwde een half jaar later zijn nicht Elsa Löwenthal (geboren Einstein: Löwenthal was de achternaam van haar eerste man Max) op 2 juni 1919. Einstein, die de Nobelprijs voor de Natuurkunde van 1921 ontving, gaf het aan de prijs verbonden geldbedrag aan Mileva, zoals bij hun scheiding was afgesproken. Later vond Mileva dat Einstein onvoldoende bijdroeg aan de kosten van de behandeling van hun zoon Eduard. Ze gaf privé piano- en wiskundeles om bij te verdienen. Het lot van het eerste kind van Albert en Mileva, Lieserl, is onbekend: sommigen denken dat zij jong gestorven is, anderen geloven dat ze voor adoptie werd afgestaan. Eduard Einstein (koosnaam Tete) groeide voorspoedig op en bleek zeer intelligent. Hij toonde interesse in psychologie en ging na zijn middelbare school studeren in die richting. Tijdens de studie ontwikkelde Eduard schizofrenie en was al snel tot niets meer in staat. Albert Einstein had weinig contact met hem en zijn moeder Mileva zorgde voor Eduard tot haar eigen overlijden op 4 augustus 1948. Hij stierf in 1965 in de psychiatrische inrichting Burghölzli in Zürich. Hans Albert werd hoogleraar hydraulische werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Californië - Berkeley, en had aanvankelijk eveneens weinig contact met zijn vader. Na de oorlog verbeterde dit. Hans-Albert zat aan het sterfbed van Albert Einstein. Solvay-conferentieHendrik Lorentz Paul Ehrenfest Pieter ZeemanUniversiteit van Amsterdam In 1908 werd Einstein in Bern (Zwitserland) benoemd tot privaatdocent (onbezoldigd docent aan een universiteit). Drie jaar later werd Einstein eerst assistent-hoogleraar aan de Universiteit van Zürich, en kort daarna volledig hoogleraar aan de (Duitse) Universiteit van Praag. In 1912 keerde hij terug naar Zürich om daar volledig hoogleraar aan de ETH te worden. Op dat moment werkte hij nauw samen met de wiskundige Marcel Grossmann. In 1912 begon Einstein "tijd" als de vierde dimensie aan te duiden, zoals zijn vroegere hoogleraar Hermann Minkowski al eerder deed. In 1914 werd Einstein lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn. Het jaar daarop kreeg hij zijn Duitse nationaliteit terug, en was tot 1933, toen hij Duitsland verliet wegens de machtsovername door de nazi's, directeur van het Keizer Wilhelm-Instituut voor Natuurkunde in Berlijn. In deze periode kreeg hij ook de Nobelprijs voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect. Pogingen van onder meer Hendrik Lorentz - die bij Einstein in hoog aanzien stond - om hem als gewoon hoogleraar aan een Nederlandse universiteit te verbinden, mislukten. Ten slotte werd hij wel bijzonder hoogleraar vanwege het Leids Universiteits Fonds aan de Rijksuniversiteit Leiden van 1920 tot officieel 1946: hij gaf enkele malen per jaar een gastcollege in Leiden. In 1921 ontving hij de Matteucci Medal, in 1925 de Copley Medal. In 1922 maakte Einstein zijn eerste wereldreis. Met zijn tweede vrouw Elsa ging hij per schip naar Japan en deed ook Singapore, Hongkong en Sjanghai aan. Antwerpen Einsteins pacifisme, socialistische sympathieën en joodse afkomst waren een doorn in het oog van de Duitse nationalisten en antisemieten. Nadat hij wereldberoemd was geworden groeide deze antisemitische haat tegen hem, en er ontstond zelfs een georganiseerde campagne onder Duitse natuurkundigen om zijn theorieën in diskrediet te brengen. Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933 in Duitsland aan de macht kwam bereikte de haatcampagne tegen Einstein nieuwe hoogten. Einstein werd door het nazi-regime beschuldigd een "joodse natuurkunde" (in de zin van theoretische natuurkunde) voor te staan in tegenstelling tot de "Duitse" of "Arische natuurkunde" (Deutsche of Arische Physik, waaronder experimentele natuurkunde verstaan werd). Het regime werd daarbij ondersteund door nazi-gezinde natuurkundigen, waaronder zelfs Nobelprijswinnaars zoals Johannes Stark en Philipp Lenard, die probeerden Einsteins theorieën in diskrediet te brengen. Daartoe werd ook een zwarte lijst aangelegd van Duitse natuurkundigen die Einsteins theorieën bleven onderwijzen zoals Werner Heisenberg. Einstein was toen in de Verenigde Staten, waar hij een lezingencyclus aan Caltech verzorgde. Hij besloot niet meer terug te keren naar zijn geboorteland, maar bracht nog wel een bezoek aan België en Engeland voordat hij zich voorgoed in de VS vestigde. Hij gaf zijn Duitse staatsburgerschap op, kreeg een permanente verblijfsvergunning voor de VS en aanvaardde een betrekking aan het pas opgerichte Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey. Hij stierf in 1965 in de psychiatrische inrichting Burghölzli in Zürich. Hans Albert werd hoogleraar hydraulische werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Californië - Berkeley, en had aanvankelijk eveneens weinig contact met zijn vader. Na de oorlog verbeterde dit. Hans-Albert zat aan het sterfbed van Albert Einstein. Solvay-conferentieHendrik Lorentz Paul Ehrenfest Pieter ZeemanUniversiteit van Amsterdam In 1908 werd Einstein in Bern (Zwitserland) benoemd tot privaatdocent (onbezoldigd docent aan een universiteit). Drie jaar later werd Einstein eerst assistent-hoogleraar aan de Universiteit van Zürich, en kort daarna volledig hoogleraar aan de (Duitse) Universiteit van Praag. In 1912 keerde hij terug naar Zürich om daar volledig hoogleraar aan de ETH te worden. Op dat moment werkte hij nauw samen met de wiskundige Marcel Grossmann. In 1912 begon Einstein "tijd" als de vierde dimensie aan te duiden, zoals zijn vroegere hoogleraar Hermann Minkowski al eerder deed. In 1914 werd Einstein lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn. Het jaar daarop kreeg hij zijn Duitse nationaliteit terug, en was tot 1933, toen hij Duitsland verliet wegens de machtsovername door de nazi's, directeur van het Keizer Wilhelm-Instituut voor Natuurkunde in Berlijn. In deze periode kreeg hij ook de Nobelprijs voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect. Pogingen van onder meer Hendrik Lorentz - die bij Einstein in hoog aanzien stond - om hem als gewoon hoogleraar aan een Nederlandse universiteit te verbinden, mislukten. Ten slotte werd hij wel bijzonder hoogleraar vanwege het Leids Universiteits Fonds aan de Rijksuniversiteit Leiden van 1920 tot officieel 1946: hij gaf enkele malen per jaar een gastcollege in Leiden. In 1921 ontving hij de Matteucci Medal, in 1925 de Copley Medal. In 1922 maakte Einstein zijn eerste wereldreis. Met zijn tweede vrouw Elsa ging hij per schip naar Japan en deed ook Singapore, Hongkong en Sjanghai aan. Antwerpen Einsteins pacifisme, socialistische sympathieën en joodse afkomst waren een doorn in het oog van de Duitse nationalisten en antisemieten. Nadat hij wereldberoemd was geworden groeide deze antisemitische haat tegen hem, en er ontstond zelfs een georganiseerde campagne onder Duitse natuurkundigen om zijn theorieën in diskrediet te brengen. Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933 in Duitsland aan de macht kwam bereikte de haatcampagne tegen Einstein nieuwe hoogten. Einstein werd door het nazi-regime beschuldigd een "joodse natuurkunde" (in de zin van theoretische natuurkunde) voor te staan in tegenstelling tot de "Duitse" of "Arische natuurkunde" (Deutsche of Arische Physik, waaronder experimentele natuurkunde verstaan werd). Het regime werd daarbij ondersteund door nazi-gezinde natuurkundigen, waaronder zelfs Nobelprijswinnaars zoals Johannes Stark en Philipp Lenard, die probeerden Einsteins theorieën in diskrediet te brengen. Daartoe werd ook een zwarte lijst aangelegd van Duitse natuurkundigen die Einsteins theorieën bleven onderwijzen zoals Werner Heisenberg. Einstein was toen in de Verenigde Staten, waar hij een lezingencyclus aan Caltech verzorgde. Hij besloot niet meer terug te keren naar zijn geboorteland, maar bracht nog wel een bezoek aan België en Engeland voordat hij zich voorgoed in de VS vestigde. Hij gaf zijn Duitse staatsburgerschap op, kreeg een permanente verblijfsvergunning voor de VS en aanvaardde een betrekking aan het pas opgerichte Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey. Hij werd Amerikaans staatsburger in 1940, hoewel hij steeds het Zwitserse staatsburgerschap behield. Princeton (New Jersey) Op 2 augustus 1939 schreef Einstein een brief aan de Amerikaanse president Roosevelt, waarin hij waarschuwde dat Duitsland bezig was een atoombom te ontwikkelen. Hiermee liep hij vooruit op de latere beslissing van Roosevelt van oktober 1941 om de atoombom eerder te maken dan de Duitsers, het Manhattanproject, waaraan Einstein overigens zelf niet meewerkte. Over deze brief bestaan verschillende lezingen. Er is wel verondersteld dat niet Einstein maar Szilárd deze brief had geschreven. Szilárd zou vanwege het effect op de president Einstein om ondertekening gevraagd hebben. Maar volgens biograaf Bram Pais had Einstein de brief wel zelf opgesteld, na een bezoek van Szilárd en Wigner. Op aandringen van Szilárd stuurde Einstein op 7 maart 1940 een tweede brief van dezelfde strekking aan Roosevelt.Pais, Subtle is the Lord, p. 490. Pais, Einstein lived here, p. 218 Einstein steunde het idee een joodse universiteit te stichten in het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina. Hij was actief betrokken bij oprichting van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij zamelde onder andere geld in voor de universiteit met Chaim Weizmann, biochemicus, zionistisch leider en eerste president van Israël. Uiteindelijk liet hij zijn persoonlijke eigendommen, inclusief zijn geschriften, na aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij was eveneens betrokken bij de oprichting van de Technion-universiteit in Haifa. Na de Tweede Wereldoorlog waarschuwde Einstein publiekelijk voor de mogelijk catastrofale gevolgen van een kernwapenwedloop. In zijn latere jaren was hij socialistisch gezind. Hierover schreef hij in de eerste editie van Monthly Review in mei 1949 een weinig bekend geworden essay met de titel Why Socialism? In 1952 bood de Israëlische regering Einstein het presidentschap aan na het overlijden van Weizmann. Einstein zei "vereerd te zijn door het aanbod maar ongeschikt voor de positie" en sloeg het af.Jewish Virtual Library, Israel Modern History: Offering the Presidency of Israel to Albert Einstein (November 17, 1952) Daarmee werd hij de enige burger van de Verenigde Staten die ooit de positie van buitenlands staatshoofd werd aangeboden. Einstein stierf in zijn slaap in een ziekenhuis in Princeton op 18 april 1955. Hij was opgenomen vanwege een gebarsten aneurysma (verwijding) van de aorta. Zijn artsen wilden hem opereren maar Einstein weigerde dit, omdat hij zijn leven niet onnodig wilde rekken maar waardig wilde sterven. Naar eigen wens werd zijn lichaam dezelfde dag in Trenton gecremeerd. De as werd op een geheime plaats uitgestrooid. Einstein moest namelijk niets hebben van de verering van het grote publiek en wilde hiermee een 'bedevaartsoord' voorkomen. Zijn familie had van tevoren wel toestemming gegeven voor een autopsie en Einsteins hersenen werden onderzocht door Dr. Thomas Stoltz Harvey, de patholoog die de autopsie uitvoerde. Harvey ontdekte niets bijzonders aan deze hersenen en bewaarde ze vervolgens in een bokaal gevuld met formaldehyde in zijn laboratorium. In 1999 vond een team aan de McMaster-Universiteit dat het deel van de hersenen dat gebruikt wordt voor wiskundig denken, ruimtelijke herkenning en bewegingsinzicht 15% breder was dan normaal. Israëlische Academie van Wetenschappen In 1905 promoveerde Einstein op het proefschrift Eine neue Bestimmung der Moleküldimensionen.A. Einstein, Eine neue Bestimmung der Moleküldimensionen, Annalen der Physik, 1906, 19, 289-306. Zie link over publicaties Ook schreef hij in dat jaar vier artikelen die de basis van de moderne natuurkunde zouden vormen, zonder veel wetenschappelijke literatuur te raadplegen of zijn theorieën te bespreken met veel wetenschappelijke collega's. Einstein discussieerde over zijn wetenschappelijke resultaten hoofdzakelijk met zijn vrouw Mileva Marić die eveneens natuurkundige was, en met studievrienden als Michele Besso. Zijn artikelen stuurde hij sinds 1901 naar het tijdschrift Annalen der Physik, waar hij ook boekrecensies voor schreef. Zijn eerste artikel over het gedrag van vloeistoffen in rietjes (capillairen) A. Einstein, Folgerungen aus den Capillaritätserscheinungen, Annalen der Physik, 1901, 4, 513-523. Zie link bij publicaties. verscheen in hetzelfde nummer als de kwantumtheorie over de zwarte straler van Max Planck.Max Planck, Ueber das Gesetz der Energieverteilung im Normalspectrum, Annalen der Physik 4 [309], 553-563 (1901) Tussen 1902 en 1904 publiceerde Einstein een reeks artikelen over de statistische mechanica, maar in 1910 schreef hij dat als hij het werk van Josiah Willard Gibbs destijds had gekend, hij het bij enkele opmerkingen gelaten zou hebben.A. Pais, Subtle is the Lord, p 55. verwijst naar A. Einstein,Bemerkungen zu den P. Hertzschen Arbeiten: 'Über die mechanischen Grundlagen der Thermodynamik, Annalen der Physik, 1911, 34, 175-176. Op pagina 176 staat de opmerking. Zie link bij publicaties. In het algemeen wordt 1905 als het vruchtbaarste jaar in Einsteins wetenschappelijke leven beschouwd. De meeste natuurkundigen zijn het erover eens dat drie van deze artikelen (over de Brownse beweging, het foto-elektrisch effect en de speciale relativiteitstheorie) elk een Nobelprijs waard zouden zijn. Voor het foto-elektrisch effect won hij in 1921 de prijs. Ironisch, omdat Einstein uiteindelijk veel bekender is geworden door zijn relativiteitstheorie en omdat het foto-elektrisch effect gebaseerd is op kwantummechanische principes.Pais: Subtle is the Lord, p. 502-511Pais: Einstein lived here, p. 63-77 Einstein bleef altijd een onbevredigd gevoel houden over de statistische interpretatie van de latere kwantumtheorie, die volgens hem het deterministische wereldbeeld ondermijnde.Pais: Subtle is the Lord, onder meer p. 440-459 voor een inhoudelijke bespreking. Pais merkt terecht op: Geen enkele biografie van hem [Einstein] laat zijn opmerking, dat God niet dobbelt weg. Zijn eerste artikel in 1905, getiteld Über einen die Erzeugung und Verwandlung des Lichtes betreffenden heuristischen Gesichtspunkt (De productie en omzetting van licht vanuit heuristisch gezichtspunt), voerde het begrip energiekwantum in (tegenwoordig foton genoemd). Einstein toonde aan hoe dit begrip gebruikt kon worden om verschijnselen als het foto-elektrisch effect te verklaren. Het idee van energiekwanta kwam voort uit de stralingswet voor een zwart lichaam van Max Planck. Einstein veronderstelde dat lichtenergie alleen geabsorbeerd of uitgezonden kan worden in discrete (afgepaste) hoeveelheden. Hij toonde aan dat het mysterieuze foto-elektrische effect verklaard kan worden door aan te nemen dat licht werkelijk bestaat uit discrete pakketjes en beschreven kan worden met de formule hf = Φ + Ek. Het idee van lichtkwanta was in tegenspraak met de golftheorie van het licht, die volgt uit de vergelijkingen van Maxwell voor elektromagnetisch gedrag, en meer algemeen met de veronderstelling dat energie in fysische systemen oneindig deelbaar is. Hoewel experimenten aangetoond hadden dat de vergelijkingen van Einstein voor het foto-elektrisch effect correct waren, werd zijn uitleg niet algemeen aanvaard. Pas in 1922 kreeg hij de Nobelprijs van het jaar 1921 voor zijn werk aan het foto-elektrisch effect. De theorie van lichtkwanta vormde een sterke aanwijzing voor de dualiteit van golven en deeltjes. Dit begrip, dat door de grondleggers van de kwantummechanica gebruikt wordt als een fundamenteel principe, betekent dat fysische systemen eigenschappen van zowel golven als deeltjes kunnen vertonen. Een volledig beeld van het foto-elektrisch effect werd pas later verkregen na verdere ontwikkeling van de kwantummechanica. Het tweede artikel in 1905 was getiteld Über die von der molekularkinetischen Theorie der Wärme geforderte Bewegung von in ruhenden Flüssigkeiten suspendierten Teilchen (Over de beweging van deeltjes in suspensie in vloeistoffen in rust, zoals de moleculair-kinetische theorie der warmte vereist), en ging over zijn onderzoek naar de Brownse beweging. Door gebruik te maken van de toen nog controversiële kinetische gastheorie van vloeistoffen stelde hij dat het verschijnsel (dat tientallen jaren na de eerste waarneming nog niet verklaard was) een empirisch bewijs vormde voor het bestaan van atomen. Het artikel maakte ook de nauw samenhangende Statistische thermodynamica geloofwaardig, die toen ook nog controversieel was. Vóór het verschijnen van dit artikel was wel het molecuul al erkend als een nuttig concept, maar natuur- en scheikundigen waren het er niet over eens of moleculen en atomen ook echt bestonden. Dankzij Einsteins statistische beschrijving van het gedrag van moleculen was er nu een manier om met een gewone microscoop moleculen te tellen. Wilhelm Ostwald, een vooraanstaand tegenstander van atomen, vertelde Arnold Sommerfeld later dat hij uiteindelijk toch het bestaan van atomen experimenteel bewezen achtte door Einsteins volledige verklaring van de Brownse beweging.Pais: Subtle is the Lord, p. 103 Einsteins derde artikel van 1905 was getiteld Zur Elektrodynamik bewegter Körper (Over de elektrodynamica van lichamen in beweging), en werd gepubliceerd op 30 juni 1905. Terwijl hij dit artikel uitwerkte schreef Albert Einstein aan zijn eerste vrouw Mileva Marić over "ons werk over relatieve beweging" en dit leidde tot de vraag naar de rol van Mileva. Het artikel introduceerde de speciale relativiteitstheorie, een theorie over tijd, afstand, massa en energie die consistent was met het elektromagnetisme, maar die de zwaartekracht buiten beschouwing liet. Speciale relativiteit bood een oplossing voor het probleem dat in 1886 gerezen was ten gevolge van het Michelson-Morley-experiment, waarmee aangetoond werd dat lichtgolven zich niet door een medium, in dit geval de ether, bewegen zoals andere golfverschijnselen in bijvoorbeeld water of lucht. De snelheid van het licht bleek constant en niet relatief ten opzichte van de beweging van de waarnemer. Dit is volgens de Newtonse klassieke mechanica niet mogelijk, waarin bijvoorbeeld snelheden wel optellen. George FitzGerald had in 1894 verondersteld dat het resultaat van Michelson en Morley verklaard kon worden als bewegende lichamen samengedrukt werden in de richting van hun beweging. Enkele belangrijke vergelijkingen in Einsteins artikel, de Lorentztransformaties voor de vervorming van ruimte en tijd, waren al in 1903 ingevoerd door de Nederlandse natuurkundige Hendrik Lorentz, onafhankelijk van FitzGerald. Einstein verklaarde echter de onderliggende oorzaken van deze geometrische eigenaardigheid. Henri Poincaré had al eerder de lichtsnelheid als de maximale snelheid aangemerkt. Einsteins uitleg volgde uit de aanname van twee axioma's: De speciale relativiteit heeft diverse verrassende gevolgen, omdat de absoluutheid van tijd en plaats (dus ook afstand) niet meer geldt. De theorie wordt de "speciale relativiteitstheorie" genoemd om haar te onderscheiden van de latere "algemene relativiteitstheorie", waarin ook versnelde waarnemers onderling gelijkwaardig zijn. De theorie lijkt aanvankelijk in strijd met het gezonde verstand en zit vol paradoxen, maar Einstein slaagde erin deze allemaal op te lossen en de theorie is sindsdien door vele experimenten bevestigd. Het vierde artikel uit 1905 gaat over het verband tussen de traagheid van een voorwerp en zijn energieinhoud en is een gevolg van de speciale relativiteitstheorie. Massa en energie blijken in elkaar uit te drukken volgens de bekende formule E = mc2.Hawking, S. W.: The Universe in a Nutshell, Bantam Books, 2001, isbn 0-55-380202-XSchwartz, J. en McGuinness, M., Einstein for Beginners, Pantheon Books, 1979, isbn 0-39-450588-3 Kleine beetjes massa (m) kunnen worden omgezet in enorme hoeveelheden energie (E) dankzij de vermenigvuldiging in de formule met het kwadraat van de lichtsnelheid c. Deze massa-energie-equivalentie werd later de verklaring voor energieopwekking bij kernsplijting en kernfusie, waarbij enige massa verloren gaat maar veel energie vrijkomt. zonsverduisteringEddingtonThe Times In november 1915 gaf Einstein een reeks lezingen voor de Pruisische Academie van Wetenschappen, waarin hij zijn algemene relativiteitstheorie beschreef, een uitbreiding van zijn speciale relativiteitstheorie. De laatste lezing had als hoogtepunt de introductie van een vergelijking die de wet van de zwaartekracht van Newton verving. Hierin wordt gesteld dat alle waarnemers gelijkwaardig zijn, niet alleen waarnemers met een eenparige maar ook met een versnelde beweging. In de algemene relativiteitstheorie is de zwaartekracht niet langer een kracht (zoals in de wet van Newton) maar een gevolg van de kromming van ruimte-tijd. Deze theorie vormde de grondslag voor kwantitatief onderzoek in de kosmologie. Nu kon er gerekend worden aan vele eigenschappen van het heelal, ook een aantal dat pas na Einsteins dood ontdekt werd. De algemene relativiteitstheorie was revolutionair en heeft tot nu toe elke experimentele toets doorstaan. Maar oorspronkelijk waren veel onderzoekers sceptisch omdat de theorie uit een wiskundige redenering en een rationele analyse ontstond en niet uit waarneming en experimenten. De theorie berustte op niet-euclidische meetkunde en differentiaalmeetkunde van Bernhard Riemann waarbij Einsteins vriend de wiskundige Marcel Grossmann hem geholpen had. In 1919 konden voorspellingen die met behulp van de theorie gedaan waren bevestigd worden door metingen onder leiding van Arthur Stanley Eddington tijdens een zonsverduistering. Hierbij werd de afbuiging van licht van een ster door de zwaartekracht van de zon gemeten. Op 7 november bracht de Times deze bevestiging van Einsteins theorie op de voorpagina, waarmee Einstein op slag beroemd werd. Vele onderzoekers waren om allerlei redenen nog niet overtuigd: sommigen aanvaardden Eddingtons interpretatie van de experimenten niet, anderen wilden vasthouden aan een absoluut referentiekader. Ook werd bezwaar gemaakt tegen de media-aandacht die Einstein ongewild ten deel viel na Eddingtons rapport.F. W. Dyson, A. S. Eddington, and C. Davidson, "A Determination of the Deflection of Light by the Sun's Gravitational Field, from Observations Made at the Total Eclipse of May 29, 1919" Philosophical Transactions of the Royal Society of London. Series A, Containing Papers of a Mathematical or Physical Character (1920): 291-333. Foto eclips op bladzijde 332 in 1919 en dit duurde nog tot in de jaren 30. Met Arthur Eddington verwierp Einstein ten onrechte het idee van onder meer Robert Oppenheimer en Subramanyan Chandrasekhar dat een hemellichaam ineen kon storten tot een zwart gat. In 1917 publiceerde Einstein "Over de kwantummechanica van straling" ("Zur Quantenmechanik der Strahlung", Physikalische Zeitschrift 18, 121-128). Hij voerde het begrip "gestimuleerde emissie" in, dat ten grondslag ligt aan de lichtversterking in de laser. In hetzelfde jaar publiceerde hij ook een artikel waarin hij de kosmologische constante invoerde, zodat hij de algemene relativiteitstheorie kon gebruiken om het heelal als een statisch geheel te modelleren. Dit noemde hij later zijn "ergste misser", omdat zijn theorie zonder deze constante al de uitzetting van het heelal voorspelde die Georges Lemaître en Edwin Hubble later aantoonden. In de vroege jaren 20 was Einstein de leidende figuur op de beroemde wekelijkse natuurkundecolloquia aan de Universiteit van Berlijn. Op 30 maart 1921 bezocht Einstein New York om een lezing over zijn nieuwe theorie te geven. In dat jaar kreeg hij ook de Nobelprijs. Hoewel hij het bekendst is geworden door zijn werk aan de relativiteitstheorie, kreeg hij de Nobelprijs voor zijn eerdere werk aan het foto-elektrisch effect. Zijn relativiteitstheorie was op dat moment nog niet algemeen geaccepteerd. Niels BohrSolvayconferentiePaul Ehrenfest Einsteins verhouding tot de kwantumfysica was ambivalent. Zijn eigen idee over lichtkwanta, die we nu fotonen noemen, was een mijlpaal in de overgang van de klassieke naar de moderne natuurkunde. In 1909 presenteerde Einstein zijn eerste artikel op een natuurkundige bijeenkomst, waarin golven en deeltjes expliciet als equivalent werden gezien. Midden jaren 20, toen de originele kwantumtheorie vervangen werd door de nieuwe kwantummechanica, verzette Einstein zich tegen de Kopenhaagse interpretatie van de nieuwe vergelijkingen. Deze interpretatie gaat uit van waarschijnlijkheidsrekening, waarbij het mechanisme niet verklaard wordt. Einstein ging er mee akkoord dat deze theorie de best beschikbare was, maar hij zocht toch naar een fundamentele deterministische verklaring. Dit streven had eerder geleid tot zijn geslaagde verklaring van het gedrag van atomen, fotonen en zwaartekracht. In een brief aan Max Born uit 1926 maakte Einstein een opmerking die nu beroemd is: Hierop reageerde Niels Bohr, die met Einstein stevig in discussie was over de kwantumtheorie, met de eveneens beroemde opmerking: Het was geen verwerping van de toepassing van waarschijnlijkheidsrekening in de kwantummechanica. Einstein gebruikte zelf statistische analyse in zijn werk over de Brownse beweging en het foto-elektrisch effect. Hij had voor 1905 de statistische theorie van J.W. Gibbs herontdekt waarmee hij voordien onbekend was. Einstein was er alleen van overtuigd dat de fysische realiteit zich in de kern deterministisch gedraagt. Experimenteel bewijs tegen deze overtuiging werd slechts veel later gevonden met de ontdekking van de stelling van Bell en de ongelijkheid van Bell. De discussie gaat echter nu nog door: ook heden zijn er gerenommeerde natuurkundigen die een in de kern deterministisch heelal postuleren zoals de Nederlandse nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft. In 1924 ontving Einstein een kort artikel van de jonge Indiase natuurkundige Satyendra Nath Bose, waarin deze licht als een gas van fotonen beschreef, en Einstein om hulp bij de publicatie vroeg. Einstein realiseerde zich dat dezelfde statistiek op atomen kon worden toegepast, en publiceerde een artikel dat Boses model en de consequenties ervan beschreef. Bose-Einsteinstatistiek beschrijft elk stelsel van deze niet-onderscheidbare deeltjes, nu bekend als bosonen. Het verschijnsel van het Bose-Einsteincondensaat werd in de jaren 20 door Bose en Einstein voorspeld, gebaseerd op Boses werk aan de statistische mechanica van fotonen, geformaliseerd en gegeneraliseerd door Einstein. In 1995 werd voor het eerst zo'n condensaat gemaakt. Einsteins originele aantekeningen van deze theorie werden in 2005 in de Universiteitsbibliotheek te Leiden ontdekt in de nalatenschap van Ehrenfest. In 1935 bekeek Einstein met Boris Podolski en Nathan Rosen hoe volgens de kwantummechanica de meting zou uitvallen aan een deeltje dat eigenschappen heeft die gekoppeld (entangled, verstrengeld) zijn aan die van een ander deeltje dat ver weg kan zijn. Ze leidden af dat de meting van plaats of impulsmoment van het ene deeltje het andere deeltje niet zouden moeten beïnvloeden. Dit resultaat is in strijd met de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechnica en heet de EPR-paradox. Deze hypothese was experimenteel te toetsen en werd weerlegd door proeven van de Franse natuurkundige Alain Aspect. De meting aan het ene deeltje bleek het andere deeltje wel degelijk te beïnvloeden. Einstein bracht de laatste 14 jaren van zijn leven door met het zoeken naar een unificatietheorie, ook wel genoemd de Algemene Veldtheorie, die zwaartekracht en elektromagnetisme moest verenigen. Daarbij bleef hij zich verzetten tegen de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica met als belangrijke vertegenwoordiger Niels Bohr. Aangezien de kwantummechanica steeds de experimentele toetsing glansrijk doorstond, onderschreven ten slotte de meeste natuurkundigen deze theorie. Einstein kwam hierdoor steeds meer alleen te staan in zijn speurtocht en vele 'jongeren' onder de fysici beschouwden hem als een reliek uit het verleden die de aansluiting met de 'moderne' natuurkunde was misgelopen, ook al was hij een van de grondleggers. Einstein publiceerde verscheidene keren een unificatietheorie, maar telkens bleek, na narekenen door collega-natuurkundigen, dat deze toch niet alle krachten onder één noemer kon brengen. Achteraf gezien is dit niet verwonderlijk, omdat in zijn tijd hiervoor nog niet voldoende inzicht in de sterke kernkracht en zwakke kernkracht aanwezig was. Dit werd pas in 1970 bereikt, waarna het elektromagnetisme en de kernkrachten geünificeerd konden worden. Voor de zwaartekracht is dit nog steeds niet gelukt. Veelbelovend schijnt de M-theorie (een afgeleide van de snaartheorieën) te zijn, maar deze is hiervoor nog niet voldoende uitgewerkt. Op 30 maart 1953 publiceerde Einstein voor de laatste keer officieel een herziene unificatietheorie die overigens weer niet alle natuurkrachten bleek te unificeren. Na zijn overlijden bleken uit zijn nagelaten laatste aantekeningen dat hij nog steeds hieraan werkte. Leó Szilárd Minder bekend is dat Einstein ook een paar patenten op zijn naam heeft voor uitvindingen. Hij had deze interesse in mechanische en elektrische apparaten meegekregen van zijn vader Hermann en zijn oom, de ingenieur Jakob Einstein en hield zich soms bezig met 'knutselen' zoals hij het noemde. Einstein en voormalig student Leó Szilárd vonden samen een nieuw type stille koelkast voor huishoudelijk gebruik uit in 1926. Ze gebruikten een koelprocedé bij constante druk, met alleen toevoer van warmte, zonder bewegende delen. De koelcyclus gebruikt ammoniak, butaan en water. Einstein werkte verder mee aan onderzoek naar een spanningsversterker met de gebroeders Habicht, een gehoorapparaat voor een Nederlandse firma met Rudolf Goldschmidt, een foto-elektrische sensor voor fotografie met Gustav Bucky, een gyrokompas en de permeabiliteit van membranen met Hans Mühsam.Pais, Subtle is the Lord, p. 483. Einstein schreef zijn hoofdwerken alleen, afgezien van het artikel uit 1913 met Marcel Grossmann over de algemene relativiteitstheorie. Maar verder heeft hij samengewerkt met tientallen meest natuurkundigen, soms langdurig (bijvoorbeeld met Leopold Infeld, Nathan Rosen, Peter Bergmann) en soms eenmalig, zoals met Satyendra Nath Bose, Leó Szilárd en Boris Podolsky die hierboven al vermeld zijn en met bijvoorbeeld Otto Stern, Adriaan Fokker, Wander de Haas, Erwin Schrödinger, Wolfgang Pauli, Willem de Sitter, Richard Chase Tolman, Banesh Hoffmann, Cornelius Lanczos, Walther Mayer, Valentin Bargmann, Rudolf Goldschmidt en Walter Ritz soms voor een paar artikelen achter elkaar (Jakob Johann Laub, de wiskundige Ludwig Hopf). Einstein en Wander de Haas toonden in 1915 aan dat magnetisatie komt door de beweging van elektronen: dit heet tegenwoordig hun spin. Ze keerden de magnetisatie van een ijzeren staaf om die aan een torsieslinger hing en vonden dat de staaf hierdoor ging draaien, omdat het draaimoment van de elektronen met de magnetisatie verandert. Einstein suggereerde aan Erwin Schrödinger dat hij de statistiek van een Bose–Einstein-gas zou kunnen reproduceren met een gesloten vat. Met elke mogelijke beweging van een deeltje in het vat kan een onafhankelijke harmonische oscillator worden verbonden. Door deze oscillatoren te kwantiseren, krijgt ieder energieniveau een eigen bezettingsgetal, gelijk aan het aantal deeltjes dat dat energieniveau heeft. Deze formulering is een vorm van tweede kwantisatie, lang voor het begin van de moderne kwantummechanica. Erwin Schrödinger paste deze suggestie toe in zijn afleiding van de thermodynamische eigenschappen van een semiklassiek ideaal gas. Schrödinger drong er bij Einstein op aan om co-auteur te worden, maar deze weigerde. In Pais: Einstein lived here wordt een verklaring geboden voor de populaire icoon die de media van Einstein maakten. Voor Einstein werden in de wetenschap alleen Wilhelm Röntgen, ontdekker van de röntgenstraling en Madame Curie, die radium vond door de media alom vereerd. De wereldwijde hype rond Einstein begon met het bericht in The New York Times van 10 november 1919 dat de zon het licht van een ster bleek af te buigen, zoals de algemene relativiteitstheorie van Einstein voorspeldeEen eerdere publicatie over de bevestiging van de algemene relativiteitstheorie was Revolution in science. New theory of the universe. Newtonian ideas overthrown, The Times (London), 7 november 1919, p.12. Andere krantenberichten: Eclipse showed gravity variation, New York Times, 9 november 1919, p. 6, A new physics, based on Einstein. Sir Oliver Lodge says it will prevail, New York Times, 25 november 1919, p. 17, Dr. Einsteins theory, The Times (London), 28 november 1919, p.13. De expeditie van Arthur Eddington naar de zonseclips van 29 mei 1919 had dit waargenomen. De NYT kopte (Dit krantenbericht werd voorafgegaan door Pais noemt enkele verklaringen voor de hype: Einstein verklaarde in een interview (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 juli 1921Rob van den Berg, NRC 2005Pais, A.: Einstein lived here, p. 149 en Citaat uit NRC 4 juli 1921): Terwijl het belang van Einsteins nieuwe natuurkundige bijdragen afnam vanaf eind jaren dertig van de vorige eeuw, groeide de belangstelling van de media voor hem juist. Reclames maken nog steeds dankbaar gebruik van zijn naam en gezicht. Einstein herkende zich niet in het beeld dat de media van hem schiepen. Hij antwoordde na een heildronk op de wereldberoemde professor Einstein door Bernard Shaw tijdens een diner: Verenigde Staten Tot in de jaren dertig van de 20e eeuw riep Einstein op tot dienstweigering om oorlogen onmogelijk te maken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog distantieerde hij zich van het pamflet van de Duitse geleerden (Aufruh an die Kulturwelt van 11 oktober 1914, beter bekend als Es ist nicht wahr) waarin ten onrechte beweerd werd dat Duitse militairen geen excessen gepleegd zouden hebben in België. Uit verzet tegen dit pamflet schreef hij mee aan en ondertekende hij de oproep tot verzoening, getiteld Manifest aan de Europeanen. In november 1914 was hij een van de oprichters van de Bund Neues Vaterland, die streefde naar onmiddellijke vrede zonder annexaties en de stichting van een supranationale organisatie om oorlogen te voorkomen. Einstein kwam dan ook op een lijst te staan van pacifisten die door de Berlijnse politie in de gaten werden gehouden.Pais, Einstein was here, p 168 Einstein was in zijn hart pacifist maar besefte ook dat agressieve regimes zich daardoor niet laten intomen en dat soms militair verzet nodig is. Na de opkomst van de nazi's in de jaren dertig beval hij dan ook militaire voorbereiding van beschaafde landen aan, om aan de steeds duidelijker wordende expansionistische dreiging van Hitler en zijn regime het hoofd te kunnen bieden. Daarom schreef hij op 2 augustus 1939 de bekende brief aan president Roosevelt over het gevaar van een Duitse kernbom. Overigens werd het Manhattan Project pas in oktober 1941 begonnen, zodat Einsteins brief niet als de impuls voor de Amerikaanse kernbom kan worden beschouwd. Einstein had zelf geen directe bemoeienis met het Manhattan Project en de kernbommen op Hiroshima en Nagasaki kwamen ook voor hem als een verrassing. Robert OppenheimerManhattanproject Einstein was voorstander van een wereldorganisatie om met een eigen leger oorlogen te voorkomen. Hij was voor de Tweede Wereldoorlog lid van een wetenschappelijke commissie (Commission internationale de coopération intellectuelle, CICI) van de Volkenbond, die hij vanwege haar machteloosheid afkeurde. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef Einstein tegenstander van de wapenwedloop en voorstander van een wereldregering met zeggenschap over alle kernwapens. Toen de verhouding tussen de eerdere bondgenoten de VS en de USSR verkilde, schreef Einstein “Ik weet niet hoe de Derde Wereldoorlog zal worden uitgevochten, maar ik weet nu al wat voor wapens ze in de Vierde zullen gebruiken: stenen!”. Van dit citaat bestaan verschillende versies. In het artikel “Why Socialism?” (Waarom Socialisme?) uit 1949 in de Monthly Review. schreef Einstein dat de chaotische kapitalistische samenleving een bron van kwaad was die overwonnen moest worden: een roofzuchtige fase in de ontwikkeling van de mens. Met Albert Schweitzer en Bertrand Russell riep Einstein op kernproeven te staken en af te zien van kernwapens. Vlak voor zijn dood ondertekende hij nog het Russell–Einstein Manifest, dat leidde tot de Pugwash Conferences on Science and World Affairs over ontwapening en vreedzame internationale conflictoplossing. Tijdens de heksenjacht op communisten in de VS (1950-1955) riep Einstein op tot matiging en verzet tegen deze hetze tegen vooral linkse intellectuelen. Einstein was lid van verscheidene organisaties voor burgerrechten, onder meer de afdeling Princeton van de NAACP. Toen de bejaarde W. E. B. Du Bois beschuldigd werd van spionage voor de Russen, stond Einstein voor hem in zodat men de aantijging liet vallen. Einstein was twintig jaar lang bevriend met de activist Paul Robeson, onder wie hij als vicevoorzitter van de American Crusade Against Lynching optrad. World Zionist Organization Einstein steunde het idee van een joods tehuis in Palestina, maar vond een joodse staat aanvankelijk niet nodig. Hij benadrukte de noodzaak van samenwerking met de Arabieren van Palestina en zag het zionisme als een humanistisch ideaal. Einstein werd nooit lid van een zionistische organisatie. Wel was hij lid van de raad van bestuur van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, tot hij aftrad uit protest tegen het beleid. Na de dood van de eerste president van Israël Chaim Weizmann werd Einstein gevraagd hem op te volgen, waar hij voor bedankte. De kwestie van determinisme in de wetenschap leidde tot vragen over Einsteins opvatting over theologisch determinisme en of hij geloofde in (een) God. In 1929 zei Einstein tegen Rabbi Herbert S. Goldstein: "Ik geloof in Spinoza’s God, die zich openbaart in de harmonieuze ordening van de wereld, niet in een God die zich bezighoudt met het lot en de activiteiten van de mensen." In een brief uit 1954 schreef hij "Ik geloof niet in een persoonlijke God. Dat heb ik nooit ontkend maar altijd duidelijk aangegeven.”"Geloof in God komt voort uit menselijke zwakheiduct of human weaknesses': Einstein letter", CBC News. Retrieved December 16, 2009. In een brief aan de filosoof Erik Gutkind merkte Einstein op: "Het woord God is voor mij een uiting en voortvloeisel van menselijke zwakheid. De Bijbel is een verzameling van eerbiedwaardige maar toch primitieve legenden die nogal kinderachtig zijn."."Letters of Note: The word God is a product of human weakness", Letters of Note. Retrieved December 16, 2009. Einstein noemde zich een agnost.Some of Einstein's Writings on Science and Religion Website van prof. A.V. Lesikar met deels vertaalde fragmenten uit Einsteins werk. St. Cloud State University, St. Cloud, Minnesota, V.S.Einstein and Religion: Physics and Theology, Max Jammer, Princeton University Press, 1999, ISBN 0-691-10297-X In een interview met Time Magazine legde hij uit dat de mens het wezen van God niet kan kennen: De onderstaande onvolledige lijst bevat verwijzingen naar vooral PDF-bestanden. Deze zijn, tenzij anders vermeld, gesteld in het Duits. Categorie:Relativiteit Categorie:Theoretisch natuurkundige Categorie:Amerikaans agnost Categorie:Duits agnost Categorie:Zwitsers agnost Categorie:Amerikaans hoogleraar Categorie:Duits hoogleraar Categorie:Zwitsers hoogleraar Categorie:Amerikaans natuurkundige Categorie:Duits natuurkundige Categorie:Zwitsers natuurkundige Categorie:Amerikaans pacifist Categorie:Duits pacifist Categorie:Zwitsers pacifist Categorie:Amerikaans socialist Categorie:Duits socialist Categorie:Zwitsers socialist Categorie:Winnaar van de Nobelprijs voor de Natuurkunde De Amalfikust of Amalfitaanse kust (Italiaans: Costiera amalfitana) is een deel van de kust van de Italiaanse provincie Campania, gelegen aan de zuidkant van het schiereiland van Sorrento. Het gebied loopt van Positano in het westen tot aan Vietri sul Mare in het oosten. De Amalfikust wordt vanwege natuurschoon en cultuurgeschiedenis beschouwd als een van de mooiste kusten ter wereld. Ze staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO. De kust ontleent zijn naam aan het stadje Amalfi, dat niet alleen geografisch, maar ook historisch de kern van het gebied is. De Amalfikust is bereikbaar vanaf Napels via de A3 en de SP1 en vanaf Salerno via de A3 en de SS16. Dichtstbijzijnde luchthaven is de Luchthaven Napels. Langs de Amalfikust rijden bussen en varen ferries. Ook zijn er vanuit diverse plaatsen zoals Positano en Amalfi bootexcursies te maken. Categorie:Campania Categorie:Streek in Italië Categorie:Werelderfgoed in Italië Centraal Station Amsterdam heeft tien NS-stations. De stations Amsterdam Centraal, Sloterdijk, Zuid, Amstel en Bijlmer ArenA hebben een Intercity-status. De andere stations in de stad zijn Holendrecht, Lelylaan, Muiderpoort, RAI, ArenA (alleen bij evenementen) en Science Park. Naast deze tien stations worden ook de stations Duivendrecht, Diemen en Diemen Zuid door reizigers van en naar Amsterdam gebruikt, maar deze stations liggen niet in de gemeente Amsterdam. Vanaf het Centraal Station en de negen andere Amsterdamse spoorwegstations zijn er treindiensten naar vele bestemmingen in Nederland, ook zijn er internationale treindiensten naar België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Polen, Rusland, Tsjechië, Wit-Rusland en Zwitserland. Het Centraal Station is het vertrekpunt voor de internationale hogesnelheidstreinen ICE en Thalys. Het Centraal Station verwerkte in 2009 dagelijks 186.607 in- en uitstappers. Het is daarmee het op een na drukste station van Nederland. Schiphol Plaza Ten zuidwesten van Amsterdam, in de gemeente Haarlemmermeer, ligt de internationale luchthaven Schiphol. Deze luchthaven is erg belangrijk voor de werkgelegenheid onder de Amsterdammers. Er werken 57.000 mensen. Ook zijn er door Schiphol rond de 50.000 indirecte arbeidsplaatsen. De stad heeft aan de luchthaven een deel van haar economische positie op Europees niveau te danken. Bedrijven met een vestiging in de hoofdstad noemen de luchthaven dikwijls als een van de grote kwaliteiten van de stad, en een motief om zich aldaar te vestigen. De luchthaven verwerkte in 2012 meer dan 51 miljoen passagiers en is daarmee de vijfde luchthaven van Europa. In 2015 was het aantal passagiers gestegen tot 58 miljoen en werd er 1,6 miljoen ton vracht verwerkt. Wat vrachtvervoer betreft is Schiphol de derde in grootte binnen Europa. De luchthaven is tevens erg groot in termen van het aantal verbindingen (meer dan 200) dat ze verzorgt. De hoofdgebruiker van de luchthaven is het bedrijf Air France-KLM, veelal met toestellen van de KLM. Ook prijsvechters EasyJet en Transavia gebruiken Schiphol als hub. De haven van Amsterdam is na die van Rotterdam de belangrijkste van Nederland. Het is de vierde haven binnen Europa, al verschilt het in omvang niet veel ten opzichte van een handvol andere middelgrote Europese havens. Met de Amsterdamse haven worden meestal de havens langs het Noordzeekanaal bedoeld: de havens van Amsterdam, Beverwijk, Velsen/IJmuiden en Zaanstad. Naast het goederenvervoer is er ook passagiersvervoer met cruiseschepen die hun aanlegplaats hebben bij de Passenger Terminal Amsterdam aan het IJ. Het beheer van de haven is in handen van Haven Amsterdam. fietsflat Amsterdam staat erom bekend dat er goede faciliteiten zijn voor fietsers. Er zijn ruim 881.000 fietsen in de stad (januari 2012); bijna 40% van alle verplaatsingen met een vervoermiddel binnen Amsterdam vindt plaats per fiets. Amsterdamse tram Alle delen van de stad Amsterdam zijn te bereiken met het openbaar vervoer. Zo'n 30% van alle verplaatsingen met een vervoermiddel binnen Amsterdam vindt hiermee plaats. Amsterdamse tram Alle delen van de stad Amsterdam zijn te bereiken met het openbaar vervoer. Zo'n 30% van alle verplaatsingen met een vervoermiddel binnen Amsterdam vindt hiermee plaats. De Amsterdamse tram wordt sinds 1900 geëxploiteerd door de Gemeentetram Amsterdam, in 1943 met de Gemeenteveren Amsterdam gefuseerd tot Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam (GVB). Sinds 1925 worden ook buslijnen geëxploiteerd en sinds 1977 ook de metro. Amsterdamse metro Verschillende stadsdelen van Amsterdam en buitenwijken zijn te bereiken per metro. Er zijn vier metrolijnen in Amsterdam: de Ringlijn (50), de Amstelveenlijn (51), de Gaasperplaslijn (53) en de Geinlijn (54). Omdat drie van de vier lijnen naar het Centraal Station door één tunnel gaan, is de frequentie op het noordelijk deel van de Oostlijn (de verzamelnaam voor de Gaasperplas- en Geinlijn) erg hoog, en bestaat er buiten de spits een overcapaciteit. In 2002 is men begonnen met de aanleg van een nieuwe metrolijn, de Noord/Zuidlijn. Dit is de tweede keer dat er een ondergronds traject in de hoofdstad wordt aangelegd. De ontwikkelingen in ondergrondse metrobouw hebben decennia lang stilgelegen naar aanleiding van de zeer hoge kosten en het hevig volksverzet bij de bouw van de huidige Oostlijn. De Noord/Zuidlijn zal na voltooiing in 2017 naar verwachting 120.000 mensen per dag vervoeren en wordt daarmee dan de drukste lijn van de stad. Het tracé loopt van Buikslotermeer via Centraal Station naar Station Zuid. VeerpontGVBDe Ruijterkade In de binnenstad en het buitengebied ten zuiden van het IJ rijden trams, op 15 tramlijnen. Vooral in de buitenwijken rijden er ook verschillende busdiensten. Over het IJ varen diverse veerdiensten voor fietsers en voetgangers, waarvan de meeste gratis zijn. Verder rijden er ook honderden taxi's en sinds 2006 enige tientallen fietstaxi's. Nieuw in 2007 is de tuktuk. Amsterdam heeft het het grootste aantal taxi's van Nederland. De grootste taxicentrale van de stad is de Taxi Centrale Amsterdam (TCA). Amsterdam is halteplaats voor een groot aantal internationale buslijnen van verschillende maatschappijen. Deze lijnen halteren meestal op plaatsen aan de rand van de stad, waar goede OV-voorzieningen naar het centrum aanwezig zijn. De grootste halteplaatsen zijn: In december 2014 is Eurolines verhuisd van het Amstelstation naar Duivendrecht. Categorie:Hoofdstad in Europa Categorie:Plaats in Noord-Holland Anthony Daniels (Salisbury, 21 februari 1946) is een Engels acteur. Hij is vooral bekend geworden door zijn rol als C-3PO in de zeven Star Warsfilms. Al op jonge leeftijd wilde Daniels acteur worden. Op de lagere school was hij voornamelijk geïnteresseerd in het jaarlijkse toneelstuk. In de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw werd acteren niet als toekomstvast beroep gezien. Onder invloed van zijn ouders koos hij voor een echte carrière, een rechtenstudie. Na twee jaar zag Daniels zijn vermoedens bevestigd dat advocaat zijn niets voor hem was en hij brak zijn studie af. Hij ambieerde op dat moment een functie in het hotelwezen, maar ook dit gaf hem niet de bevrediging die hij zocht. Die bevrediging kreeg hij wel van het spelen in een amateurtoneelgezelschap. Op aanraden van een ander lid van het gezelschap ging hij drama studeren. Vooral voor pantomime en stemmentraining had hij goede leraren, iets waar hij later nog goed gebruik van zou maken. Na het verlaten van zijn opleiding in 1974 won Daniels de prestigieuze Carlton Hobbs BBC Radio Award. Hierdoor kon hij lid worden van de vakbond en werd hij aangenomen bij de BBC radio. Zijn eerste rol was die van een 65-jarige man in She Stoops to Conquer. Zijn tweede rol die van een veertienjarige jongen in Forget-me-not Lane. Deze rol bracht hem bij het National Theatre waarmee hij zowel in Engeland als daarbuiten optrad. Door een collega kreeg hij bericht dat George Lucas hem wilde zien voor een rol in een sciencefictionfilm die zou worden opgenomen in Engeland. George Lucas bleek vooral geïnteresseerd in zijn vaardigheden als pantomimespeler. Anthony Daniels was totaal niet geïnteresseerd. Hij had zelfs eens zijn geld teruggevraagd nadat hij de bioscoop was uitgelopen bij 2001: A Space Odyssey. Hij bedankte voor het gesprek zodat niet zijn tijd en die van George Lucas verspild zou zijn. Min of meer gedwongen door zijn manager ging het gesprek toch door. Het was voornamelijk een schets van het karakter C-3PO dat hij zou moeten gaan spelen in de film, die zijn interesse wekte. Hij zou later zeggen dat de donkere ogen van de robot diep in zijn ziel zouden hebben gekeken. Een dag later werd al begonnen met het aanmeten van het pak en een half jaar later was het pak gereed. Gezien de vele moeilijkheden bij het filmen van Star Wars: Episode IV: A New Hope, was George Lucas niet in de gelegenheid om Daniels van commentaar te voorzien. Sir Alec Guinness die de rol van Obi-Wan Kenobi had, steunde Daniels. Later zou Lucas maanden bezig zijn met verschillende acteurs uit Hollywood om de stem van het personage C-3PO in te spreken. Uiteindelijk vond hij toch de stem van Anthony Daniels het beste bij het karakter passen en vroeg hem om de stemmen opnieuw in te spreken. Het succes van de film ging enigszins voorbij aan Daniels. Zelf was hij niet gecharmeerd van het dragen van het oncomfortabele pak en de filmmaatschappij deed er alles aan om de indruk te wekken dat C-3PO een echte robot was. Nadat het draagcomfort van het pak was verbeterd, werkte Daniels mee aan de twee vervolgen: The Empire Strikes Back en Return of the Jedi. Zijn deelname in The Phantom Menace bestond alleen uit zijn stem. Bij de opnames van de film was het toch handiger als er een echt karakter stond en bij de opnames van Attack of the Clones werd de computer gegenereerde C-3PO dan ook weer vervangen door Daniels in het robotpak. Ook aan Revenge of the Sith werkte Daniels weer mee. Anthony Daniels en Kenny Baker (R2-D2) zijn de enige twee acteurs die aan alle Star Warsfilms hebben meegewerkt. Daniels heeft de rol van C-3PO ook buiten Star Wars om nog veel gespeeld. Zo werd hij een vriend van Big Bird (Pino) in de Amerikaanse versie van Sesamstraat, tapdanste hij in The Muppet Show en dirigeerde het Londens Symfonie Orkest. Hoewel Star Wars een groot deel van zijn acteercarrière heeft uitgemaakt, heeft hij tussendoor in tal van televisieseries en toneelstukken opgetreden. Daarnaast heeft Anthony Daniels veel documentaires opgeluisterd en er stemmen voor ingesproken. Categorie:Brits filmacteur De Arabische Lente (Arabisch: الربيع العربي‎, ar-rabīˁ al-ˁarabī) is een golf van opstanden, protesten en revoluties in de Arabische wereld die begon op 18 december 2010 en bestaat uit revoluties in Tunesië, Egypte, Libië en Jemen, een burgeroorlog in Syrië, grote demonstraties en protesten in Bahrein, protesten van middelgrote schaal in Jordanië, Marokko, Algerije, Irak, Oman en de Palestijnse gebieden en incidentele protesten in Mauritanië, Saoedi-Arabië, Soedan, Libanon en Koeweit. Alleen in Qatar en in de Verenigde Arabische Emiraten zijn geen incidenten gemeld. Oorzaken voor de protesten verschillen van land tot land. Meest genoemde oorzaak zijn onderdrukking, oneerlijk verlopen verkiezingen, corruptie, prijsstijgingen, gebrek aan politieke vrijheid en werkloosheid. In diverse demonstraties uiten onderdanen van Arabische regimes hun onvrede en stellen ze hun zittende regeringen verantwoordelijk. Veel Arabische landen (met name Egypte) hadden te maken met een inzettende demografische overgang. Door de kloof tussen een hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Hierdoor vormde zich een 'jeugdbult': een relatief groot cohort aan jongvolwassenen trad toe tot een arbeidsmarkt die de toevloed niet kon verwerken, met jongerenwerkloosheid tot gevolg. Aangezien jongeren al geneigd zijn ouderen te bekritiseren, waren jongeren sneller geneigd tot protesteren. Hierdoor droeg de demografische situatie bij aan instabiliteit. Het incident dat de vlam in de pan deed slaan was de zelfverbranding van de Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazizi, op 17 december 2010, uit protest tegen de inbeslagneming van zijn handelswaren en de vernederingen die hij onderging door toedoen van een vrouwelijke politieagent. Dit leidde tot massale protesten en de val van de Tunesische regering, waarop de instabiliteit oversloeg naar andere landen. De directe aanleiding van de protesten in Tunesië was de dood van de 26-jarige straathandelaar Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak nadat hij geen werk kon vinden en getergd werd door corruptie. De dagen die volgden waren er steeds protesten in Mohammeds woonplaats, Sidi Bouzid, om hem te herdenken. De protesten waren gericht tegen de corrupte Destourianpartij die al jaren de scepter zwaait en geleid werd door Zine El Abidine Ben Ali. Vakbonden, advocaten, studenten en internetactivisten sloten zich aan bij het protest dat zich over het land verspreidde en uitten de ontevredenheid over de repressie, de hoge werkloosheid en de stijgende voedselprijzen. Nadat de politie eerst de protesten met geweld wilden uiteenslaan, schakelde Ben Ali het leger in. Toen bleek dat deze niet bereid waren op het volk te schieten vluchtte Ben Ali het land uit. De revolutie in Tunesië wordt gezien als de vallende dominosteen die de protesten in de andere Arabische landen startte. In Egypte vonden grote demonstraties plaats met als middelpunt het Tahrirplein in de hoofdstad Caïro. Onder andere via sociaalnetwerksites riepen jongeren op om te protesteren tegen het regime van Hosni Moebarak. Deze trad af op 11 februari 2011. Jemen is het armste land van de Arabische Liga. De stijging van de voedselprijzen kwamen bijgevolg hard aan. De protesten tegen het regime van president Ali Abdullah Saleh begonnen gelijktijdig met de protesten in Egypte en zwollen aan. Nadat de regering scherpschutters inzette op ongewapende betogers om het protest tevergeefs te stoppen, keerden velen zich af van hun president. Enkele ministers en ambassadeurs namen ontslag. Drie generaals besloten hun troepen in te zetten om demonstranten te beschermen. In Bahrein uitte de sjiitische meerderheid zich tegen de soennitische koninklijke familie die het land regeert. De gediscrimineerde Sjiieten bezetten het Parelplein naar het Egyptische voorbeeld op het Tahrirplein. Met hulp van troepen uit buurlanden Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten herstelde de regering de orde hardhandig. In juli 2011 startte een 'nationale dialoog', waaraan de belangrijkste sjiitische oppositiepartij meedoet. Het conflict in Libië begon in februari 2011 met vreedzame protesten tegen de autoritaire leider Moammar al-Qadhafi. Deze werden beantwoord met geweld. Verschillende legereenheden liepen over naar het kamp van opstandelingen, waardoor de protesten ontaardden in een burgeroorlog. De Verenigde Naties steunt de opstandelingen, verenigd in de Nationale Overgangsraad in Benghazi, door een vliegverbod te handhaven en onder NAVO-commando militaire voertuigen van Qadhafi aan te vallen vanuit de lucht. Na een halfjaar gevechten leken met de val van Tripoli in augustus 2011 de opstandelingen het regime te hebben overwonnen. Op 20 oktober werd de laatste stad (Sirte) veroverd. Op deze dag raakte ook bekend dat Moammar al-Qadhafi om het leven was gekomen na een vuurgevecht. Hierbij liep de opstand in Libië aan een einde. Op 23 oktober werd de bevrijding officieel uitgeroepen. In Algerije is president Abdelaziz Bouteflika al sinds 1999 aan de macht, verkiezingen in het verleden zijn waarschijnlijk vervalst. Eind 2010 stegen de voedselprijzen sterk, er is een hoge jeugdwerkloosheid en een tekort aan woningen. Er waren al protesten, maar de Tunesische opstand laaide de protestacties op. Er was echter geen sprake zijn van een breed gedragen protest, mede omdat velen de stabiliteit van het regime waarderen en met de voorbije bloedige burgeroorlog in het achterhoofd. Marokko wordt geleid door koning Mohammed VI, hij volgde zijn repressieve vader Hassan II op. De nieuwe koning voerde meer vrijheden door en haalde de dialoog aan met de oppositie. Bijgevolg heeft de koning veel krediet bij de bevolking in tegenstelling tot de meeste andere leiders in de Arabische wereld. Er zijn echter ook hier massale demonstraties gekomen die ijverden voor meer rechten voor de Berbers en meer democratie. Grootschalige rellen bleven echter uit. In maart 2011 kondigde de koning democratische grondwetshervormingen aan, met name gericht op (inperking van) de macht van de vorst. Op 17 juni maakte hij bekend dat daartoe op 1 juli het Marokkaans grondwetsreferendum zal worden gehouden. In Palestina hebben Hamas en Fatah gepoogd hun geschillen bij te leggen en het eens te worden over een nieuwe verkiezingsdatum uit vrees voor protesten. Deze onderhandelingen liepen echter al snel vast zonder dat er reële verzoening was bewerkstelligd. President Bashar al-Assad van Syrië beloofde bij zijn aantreden, waarbij hij zijn vader opvolgde, hervormingen. Al-Assad speelt de verschillende religieuze en etnische groepen tegen elkaar uit om zijn machtsbasis te verzekeren. De protesten in de regio waaiden uiteindelijk ook over naar Syrië en verspreidden zich vlug over het gehele land. De regering reageerde echter met geweld, er wordt geschoten op betogers en het leger wordt ingezet om de protesten te stoppen. Dit loopt uiteindelijk uit in een burgeroorlog, waarin al meer dan 150.000 slachtoffers zijn gevallen. De staatshoofden van vier landen (Egypte, Libië, Tunesië en Jemen) worden ten val gebracht. Daarna zijn in drie van deze vier landen verkiezingen gehouden, wat voordien niet gebeurde. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de mate van vrijheid aan tussen 2010 en 2012. Deze tabel wordt elk jaar gepubliceerd door Freedom House, een Amerikaans onderzoeksinstituut. Landen worden geclassificeerd als 'free, partly free of not free' (vrij, gedeeltelijk vrij of niet vrij). In deze periode vond de Arabische Lente plaats. Tegenover deze verbeteringen staat echter de instabiliteit die het gevolg is van de Arabische Lente. In Egypte is de politieke stabiliteit sterk afgenomen, en Syrië, Libië en Jemen raakten verstrikt in burgeroorlogen. Ook extremisten hebben van de instabiliteit geprofiteerd. Waar aanvankelijk vooral democratische oppositie het voortouw nam en de fundamentalisten zich door de gebeurtenissen lieten verrassen, zijn in de loop der tijd in verschillende landen de gematigde oppositiepartijen meer en meer gemarginaliseerd door extremisten. De toeristenindustrie in met name Egypte heeft zwaar te lijden hiervan, en in het algemeen trekt de instabiliteit een zware wissel op de economie. Ook zetten in veel regeringen hard in tegen rebellen en demonstranten. Deze toenemende instabiliteit en polarisatie wordt ook wel aangeduid als de Arabische Winter. De Arabische Socialistische Ba'ath-partij (Arabisch: حزب البعث العربي الاشتراكي, Hizb al-Baath al-Arabi al-Ishtiraki, "De Socialistische partij van de Arabische Herrijzenis") is een Syrische politieke partij met zowel nationalistische als socialistische kenmerken. Ba'ath (بعث) betekent "opstanding" of "herrijzenis". De partij is een sterke aanhanger van het panarabische gedachtegoed en onderdeel van de panarabische Syrisch-geleide fractie van de Ba'ath-partij Het programma van de Ba'ath-partij streeft naar eenheid, dat wil zeggen eenheid van de Arabische wereld. Iedere inwoner van een Arabische staat, los van de geloofsovertuiging, is volgens de Ba'ath Arabier. Vroeger, in de Middeleeuwen, was de Arabische wereld een eenheid en waren de Arabieren een machtig en ontwikkeld volk. Volgens de Ba'ath heeft de overheersing door de Turken (15e eeuw-1918) en de verdeling van de Arabische wereld hierna door de koloniale mogendheden geleid tot verval. Wil men weer een krachtig Arabisch rijk hebben, dan moeten de Arabische volkeren zich herenigen tot een groot Arabisch rijk. Dit is de zogenaamde Arabische herrijzenis. Hoewel de meeste Arabieren (soennitisch) moslim zijn, behoren christelijke Arabieren en joden net zo goed bij het grote Arabische rijk. Godsdienst en politiek dienen daarom gescheiden te zijn; de Ba'ath-ideologie is strikt seculier, hoewel niet anti-religieus. Partijideoloog Michel Aflaq, zelf een Grieks-orthodox, schreef wel dat de islam en de islamitische cultuur onlosmakelijk deel zijn van de Arabische cultuur en dat vrijheid van godsdienst een groot goed is. Vrijheid betekent bevrijding van de koloniale mogendheden, maar ook van feodale landheren en burgerlijke staatshoofden. De Ba'ath wil dus Arabische herrijzenis, maar niet onder feodale leiders (sultans, kaliefs). Ten slotte streeft de Ba'ath naar socialisme, maar niet naar het wetenschappelijk socialisme of marxisme. Het socialisme van de Ba'ath houdt in dat men grote bedrijven en industrieën wil nationaliseren ten behoeve van de grote volksgemeenschappen, inclusief de zwakkeren. Het socialisme van de Ba'ath is populistisch, daar de meeste industrieën en grote bedrijven in Arabische landen, zeker in het verleden, in buitenlandse (veelal Europese) handen waren. Veel Arabieren stonden achter de nationalisaties van de Ba'ath-partijen in Syrië en Irak. De structuur en organisatie van de Ba'ath-partij is zeer strak en leninistisch. Op het laagste niveau is de partijcel of cirkel (halaqah) bestaande uit drie tot zeven personen. Toen de Ba'ath nog niet aan de macht was in Syrië en Irak stond uitsluitend de leider van een cel in contact met de partijorganisaties hoger in rang en hadden de leden van cellen codenamen. Tegenwoordig vertegenwoordigen partijcellen wijken of dorpen. Boven een cel of cirkel staat de partijdivisie (firqah) die samengesteld is uit twee tot zeven cellen of cirkels. Hoofd van een partijdivisie is de divisiecommandant. Direct hierboven staat de partijsectie die bestaat uit twee tot vijf divisies. De partijsectie (shabah) functioneert in stadswijken in grotere steden, stadjes en plattelandsdistricten. De partijbranch (firah) omvat tenministe twee partijsecties en functioneert op provinciaal niveau. Afgevaardigden van de partijbranches nemen deel aan een regionaal partijcongres en kiezen het Centraal Comité en de Regionale Commandoraad van een Arabische staat. De regionale secretaris leidt de regionale Ba'ath-partij. De Regionale Commandoraad is vergelijkbaar met een Politbureau. Bashar al-Assad is regionaal secretaris van de Syrische Ba'ath-partij. Mohammed Said Bakhtian is assistent regionaal secretaris. Assad is ook secretaris-generaal van het Centraal Comité van de Syrische Ba'ath-partij. De hoogste leiding van de al-Arabische Ba'ath-partij ligt bij de Nationale Commandoraad die wordt gekozen door de Regionale Commandoraden en is het hoogste beleidmakende gezag van de al-Arabische Ba'ath-partij. De secretaris-generaal van de al-Arabische Ba'ath-partij is de leider van de Ba'ath-partij De Ba'ath-partij, officieel de Socialistische Partij van de Arabische Herrijzenis, werd in 1943 in Damascus opgericht door Michel Aflaq (een Grieks-orthodox christen, maar Arabischtalig), Salah al-Din Bitar (een soenniet) en Saki Arsuzi (een sjiiet). De belangrijkste leider werd evenwel Aflaq. In 1947 werd de Ba'ath in Syrië een gelegaliseerde politieke partij en in 1952 ontstond onder de Iraakse sjiiet Fuad ar-Rikabi de Iraakse afdeling van de Ba'ath-partij. Later ontstonden afdelingen in Jordanië en Libanon en tal van andere Arabische landen. De afzonderlijke afdelingen van de Ba'ath-partij worden regionale Ba'ath-partijen genoemd. In 1953 fuseerde de Ba'ath-partij met de Arabische Socialistische Partij van Akram al-Hawrani tot de Arabische Socialistische Ba'ath-partij. Een nieuw bestuur werd gekozen en bestond uit Aflaq, Bitar, Hawrani en Antun Maqdisi (een aanhanger van Hawrani). In 1954 werd de fusie tijdens het tweede partijcongres goedgekeurd. Niet iedereen was het met de fusie eens: medeoprichter Arsuzi verliet de Ba'ath-partij. De Ba'ath-partij streeft sinds haar oprichting naar een nationale Arabische Staat op seculiere en socialistische grondslag. In Damascus werd een zogenaamde Nationale Commandoraad opgericht om de al-Arabische Ba'ath te besturen, met Hawrani als voorzitter en Aflaq als secretaris-generaal. Met de oprichting van een Iraakse afdeling werd de structuur van de partij gewijzigd. Het hoogste bestuur bleef de Nationale Commandoraad, maar in de afzonderlijke Arabische landen werden zogenaamde Regionale Commandoraden opgericht, die formeel onder het gezag van de Nationale Commandoraad vallen. De Ba'ath trok/trekt vooral mensen uit de religieuze minderheden aan, omdat de partij seculier is. Hoewel de Ba'ath in Syrië populair werd, ontstonden andere, ook populaire partijen, zoals de Syrische Sociaal Nationalistische Partij (SSNP) en de Syrische Communistische Partij (SCP) die om ideologische redenen tegen de Arabische eenheid waren. In 1958 waren zowel Aflaq als Hawrani voorstander van een samengaan van Syrië met Egypte. De Syrische regering was ook voorstander, omdat men hoopte dat een sterke Arabische eenpartijstaat onder de Egyptische president Nasser een einde zou maken aan de macht van de kibbelende partijen. Op 22 februari 1958 was de Verenigde Arabische Republiek een feit met Nasser als president en Hawrani als vicepresident. Een van de eerste maatregelen van de regering van de VAR was de opheffing van alle politieke partijen, waaronder de Ba'ath. Aanvankelijk gingen Aflaq en Hawrani hiermee akkoord. Voor alle politieke partijen in de plaats kwam de Arabische Socialistische Unie (ASU). De VAR was niet populair onder, met name de Syrische, bevolking en radicale Ba'athisten legden zich niet neer bij de opheffing van de partij. Een geheim Militair Comité bestaande uit neo-Ba'athisten luitenant-kolonel Muhammad 'Umran, majoors Salah Jadid en Ahmad al-Mir en de kapiteins Hafiz al-Assad en 'Abd al-Karim al-Jundi werd gevormd. In 1961 maakte een staatsgreep in Damascus een einde aan de VAR. Zestien prominente politici, waaronder Bitar en Hawrani, tekenden een manifest waarin zij de coup steunden. Bitar trok later zijn handtekening echter in. Datzelfde jaar werd de Ba'ath-partij in Syrië heropgericht. Hawrani had de Ba'ath echter verlaten en richtte de Arabische Socialistische Unie weer op. Het nieuwe bestuur van de Ba'ath bestond uit de oud-oprichters en oudgedienden, nieuwe, linkse zogenaamde "Neo-Ba'athisten" werden niet tot het bestuur toegelaten. Op het vijfde Nationale Congres van de Ba'ath-partij (1962) werd de eis tot "onmiddellijke eenwording" van de Arabische wereld losgelaten en vervangen door de gedachte van "geleidelijke eenwording." In Irak werd Ribaki als regionaal secretaris van Ba'ath vervangen door Salih as-Sadih. Op 8 maart 1963 pleegden Syrische Nasseristen, Ba'athisten en onafhankelijke officieren een staatsgreep. Een Nationaal Revolutionaire Commandoraad werd ingesteld met Louia al-Atassi als voorzitter (staatshoofd) en Salah al-Din Bitar, medeoprichter van de Ba'ath, als minister-president. In april 1963 volgde een samengaan van Syrië, Irak en Egypte, maar deze Arabische federatie bleef een dode letter. De vlaggen van Syrië en Irak en de oude vlag van Egypte herinneren nog aan deze federatie. De rechtervleugel van de partij werd spoedig door de linkse officieren onder leiding van generaal Hafiz al-Assad buitenspel gezet en in 1966 moest Ba'ath secretaris-generaal Michel Aflaq naar Libanon (Beiroet) vluchten. In 1971 vestigde hij zich in Irak. President Assad, een Alawitische moslim, volgde van het begin af aan een pro-Sovjet koers. In de jaren tachtig was hij een trouw bondgenoot van Iran in de Irak-Iranoorlog. Vanaf het einde van de jaren tachtig ontdeed de Syrische Ba'ath-partij zich van haar marxistische imago en richtte Syrië zich meer op het Westen. In 1982 maakte de Ba'ath-partij, en met name de voormalige leider Hafiz al-Assad, een einde aan een opstand van het Moslimbroederschap, onder andere in de stad Hama. Die opstand ontstond doordat het Moslimbroerschap leden van de Ba'ath-partij en andere seculiere partijen vermoordde en gebouwen van die partijen aanviel. Religieuze samenstelling van de Regionale Commandoraad van de Syrische Ba'ath-partij in de jaren 70 en 80 Categorie:Arabische politieke partij Categorie:Syrische politieke partij Categorie:Pan-nationalistische partij Categorie:Geschiedenis van het Midden-Oosten Atrani is een gemeente aan de Amalfikust in de Italiaanse provincie Salerno (regio Campanië) in het zuiden van Italië en telt 958 inwoners (31-12-2004). De oppervlakte bedraagt 0,2 km², de bevolkingsdichtheid is 4700 inwoners per km². Atrani telt ongeveer 378 huishoudens. Het aantal inwoners daalde in de periode 1991-2001 met 6,2% volgens cijfers uit de tienjaarlijkse volkstellingen van ISTAT. Atrani ligt tussen Amalfi en Minori. Atrani grenst aan de volgende gemeenten: Amalfi, Ravello, Scala. Atrani is bereikbaar vanaf Napels via de A3 en de SP1 en vanaf Salerno via de A3 en de SS163. Dichtstbijzijnde luchthaven is de Luchthaven Napels. M. C. Escher, die enige tijd in Atrani verbleef, heeft een vroeg werk gemaakt van Atrani aan de Amalfikust, een lithografie uit augustus 1931. Atrani is ook te zien in Metamorphosis I, mei 1937, Metamorphosis II, tussen november 1939 en maart 1940 en Metamorphosis III, tussen 1967 en 1968. Categorie:Gemeente in Salerno Den Haag Balthasar Florisz. van Berckenrode SpinozahuisjeRijnsburg Voorburg SpinozahuisHaagse Jodenbuurt Frédéric Hexamer Nieuwe KerkDen Haag Leibniz Spinoza LyceumAmsterdam-Zuid StoperaZwanenburgwalNicolas Dingsicosaëder Rijnsburg Tractatus Theologico-Politicus Bayle Baruch Spinoza (Latijn: Benedictus de Spinoza; Portugees: Bento de Espinosa of d'Espinosa; Hebreeuws: ברוך שפינוזה; Amsterdam, 24 november 1632 – Den Haag, 21 februari 1677), was een Nederlands filosoof, wiskundige, politiek denker en lenzenslijper uit de vroege Verlichting van Sefardisch-Joodse afkomst. Zijn levensmotto was Caute (behoedzaam). Tijdgenoten omschreven Spinoza als een zachtmoedig, rustig en bescheiden mens. Onder de natuurfilosofen is hij een radicaal die elke vorm van Openbaring of profetie ontkende en geen verklaring accepteerde dan die gebaseerd op de rede. Hij stelde dat de Bijbelse profeten gewone mensen waren met een verbeeldingskracht die niet namens God spraken. In zijn filosofie speelde theologie geen rol. Hij stelde dat God en natuur hetzelfde zijn en dat inzicht in de natuur de kennis van het goddelijke verhoogt. Hij is de grondlegger van de dubbel-aspecttheorie. Zijn boeken waren tweehonderd jaar lang verboden in Europa, omdat zijn historische Bijbelkritiek zou leiden tot atheïsme en fatalisme. Als politiek denker vond hij dat de macht van de staat nooit aan een enkeling toevertrouwd mocht worden, omdat daar misbruik van gemaakt zou worden. Vanwege zijn grondige kennis van het Hebreeuwse idioom is Spinoza van belang geweest voor de Bijbelwetenschap. Spinoza was een volgeling en criticus van René Descartes en een tijdgenoot van Nicolas Malebranche en Gottfried Wilhelm Leibniz, eveneens rationalisten van de vroege moderne filosofie. Spinoza noemde zichzelf met de voornaam Bento, dat gezegende betekent. Zijn vrienden spraken hem zo aan. De bewaarde brieven (alle na 1660) ondertekende hij met Benedictus. Het enige werk waar hij zijn naam onder zette, ondertekende hij met Benedictus. Veel van wat over Spinoza's privéleven geschreven is, lijkt verzonnen te zijn om hiaten op te vullen. Desondanks zijn de verhalen vaak verworden tot legendes. Alleen wat vermeld is in de inleiding van zijn Opera Posthuma, in zijn brieven en in officiële documenten is controleerbaar. Aan de rest mag getwijfeld worden. De Sefardische familie Spinoza (d'Espinosa in het Portugees) kwam volgens sommige historici uit de plaats Espinosa de los Monteros, bij Burgos in Spanje. Anderen beweren dat zijn familie uit Portugal naar die plaats emigreerde en later naar Portugal terugging. Toen de joden die weigerden zich tot het christendom te bekeren uit Spanje werden verdreven, begon een van Spinoza's voorouders een handel over de Spaans-Portugese grens. Omdat Portugal in 1580 werd ingelijfd bij het Spaanse rijk, trokken de vervolgde joden naar het noorden. Spinoza's grootvader begon rond 1592 een handelsonderneming in het Franse Nantes. Later vestigde hij zich in Rotterdam. Zijn zonen Michaël (de vader van Baruch) en Manuel verhuisden naar Amsterdam. Michaël Spinoza werd geboren in het Portugese Vidigueira. Hij was een koopman in mediterrane producten. Om het embargo van Spanje te omzeilen, handelde Spinoza via zijn contacten in Nantes. Michaël d'Espinosa trouwde met zijn volle nicht Rachel, die in februari 1627 overleed. Niet lang daarna hertrouwde hij met Hanna Debora uit Lissabon. Zij stierf in november 1638. Het gezin d'Espinosa bestond toen waarschijnlijk uit vijf kinderen. Uit zijn derde huwelijk met de 40-jarige Esther de Solis in april 1641 zijn geen kinderen bekend. Op 24 november 1632 schonk Hanna Debora het leven aan Baruch. Zijn geboortehuis zou op het eiland Vlooienburg hebben gestaan. In ieder geval woonde het gezin vrij kort daarna aan de toenmalige Houtgracht, tegenover het eiland. Baruch kreeg een joodse opvoeding; thuis en op straat werd de Portugese taal gebezigd; op school sprak hij Spaans. Gebeden werd er in het Hebreeuws. Al snel zag hij in dat de Talmoed en Thora "zozeer de mensengeest verraadt dat de heilige schrift van de joden onmogelijk het werk van God kan zijn". Hij noemt ze "uitvindingen van de menselijke fantasie". Gaandeweg zette hij zich steeds meer af tegen alle voorschriften, de feestdagen en de spijswet. De rabbijnen zagen deze 'godslasterlijke handelingen' met ontzetting aan. Spinoza stopte met naar school gaan toen hij in 1649, na het overlijden van zijn oudste broer, in het handelsbedrijf van zijn vader ging werken. In 1650 trouwde een zus van Baruch, Miriam, met Samuel de Casseres, een rabbijn-in-opleiding. Zij stierf het jaar daarop. Hun zus Rebecca sprong in om de verzorging van zijn pasgeboren kind op zich te nemen. In oktober 1652 overleed Michaëls derde echtgenote Ester. In maart 1654 stierf Spinoza sr. Zijn firma had zwaar te lijden gehad onder de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog en was aan het eind van zijn leven bijna failliet. Baruch nam samen met zijn broer Gabriël de handel in wijn, olijfolie, vijgen en amandelen over. De schuldeisers lieten hen echter niet met rust. Op 7 mei 1655 had Baruch een handgemeen met de schuldeiser Antonio Alvares, waarbij Spinoza's hoed op de grond viel en werd platgetrapt. Vanaf het midden van de 17e eeuw hield intellectueel Europa zich bezig met de zuivere waarheid en vroeg zich af wat waar is in de Bijbel. In 1655 publiceerde Isaac La Peyrère in Amsterdam zijn ideeën over de geschiedenis en trok daarbij de juistheid van de Bijbel in twijfel. Athanasius Kirchner vroeg zich af of er ook voor de zondvloed regenbogen waren. Spinoza hield zich meer op natuurkundige wijze bezig met het verschijnsel regenboog, dat eerst na het ontdekken van de brekingswetten van Snellius goed verklaard kon worden. In 1657 correspondeerde Spinoza met Christiaan Huygens over het verschijnsel, evenals over waarschijnlijkheid en kansrekening. Spinoza had zich ondertussen bekwaamd in het Latijn en hield zich bezig met filosofie, moraal en overpeinzingen over de theorie van de onsterfelijkheid van de ziel. Hij was sterk beïnvloed door het werk van René Descartes, die uitgebreid over lichaam en ziel had geschreven. Spinoza bestudeerde ook het werk van Gersonides over onsterfelijkheid en Maimonides, een arts en filosoof die in Marokko en Egypte werkte, en een van de belangrijkste joodse geleerden, omdat hij probeerde de Bijbel met de filosofie te verzoenen. Spinoza vond de opvattingen van Maimonides schadelijk en nutteloos.. Filosofie verbinden met een openbaringsgodsdienst is een lastige opgave en volgens sommigen onmogelijk. Spinoza loste dit op door de theologie ondergeschikt aan de filosofie te verklaren. Spinoza verzette zich al in een vroeg stadium tegen het beeld dat God een menselijke gedaante zou zijn, tegen het idee van de uitverkiezing van het joodse volk door God en de goddelijke oorsprong van de Bijbel. Spinoza twijfelde eveneens aan de oorsprong van de tien geboden van Mozes en legde veel nadruk op het belang van een deugdzaam leven. De rabbijnen zouden hem volgens sommige schrijvers een pensioen hebben aangeboden als hij afzag van verspreiding van zijn ideeën, maar het is ook mogelijk dat zijn contacten met andersdenkenden een rol speelden, en dat de rabbijnen een terugkeer van Spinoza naar de synagoge verwachtten. Op 27 juli 1656 werd Spinoza uit de Sefardische gemeenschap verstoten. De op schrift gestelde banvloek is bewaard gebleven en daarin wordt hem verweten dat hij er 'vreselijke ketterijen' en 'monsterlijke daden' op nahield. Vandaag de dag is niet bekend wat de redenen waren die tot die omschrijving aanleiding gaven. Wel is bekend dat getuigen een en ander bevestigd hebben. De verstoting hield mede in dat zijn familieleden geen contact met hem mochten hebben, noch hem op een of andere wijze mochten ondersteunen. Spinoza wilde meer Latijn leren en ging daarvoor studeren bij de Latijnse school in Amsterdam van de voormalige jezuïet Franciscus van den Enden, die door zijn eerste biografen als Spinoza's filosofische en politieke leermeester wordt genoemd. Door de leerlingen van de school werden klassieke toneelstukken opgevoerd, waarin Spinoza volgens sommige historici mogelijk heeft meegespeeld. Die mening baseren zij op passages uit de Eunuchus van Terentius die door Spinoza bijzonder vaak worden aangehaald in zijn Ethica. Of Spinoza ook de inhoud van het Philedonius kende, is onduidelijk. Het allegorische toneelstuk werd geschreven door Van den Enden en is op 13 en 27 januari 1657 in de schouwburg van Van Campen opgevoerd. Nadat hij door iemand met een ponjaard (korte spits toelopende dolk) was aangevallen, leek het hem volgens zijn biograaf Johann Köhler (gelatiniseerd: Colerus) raadzaam om Amsterdam te verlaten. Hij vond onderdak op de weg naar Ouderkerk aan de Amstel. Met het slijpen van lenzen voor microscopen, vergrootglazen, verrekijkers en telescopen voorzag Spinoza in zijn onderhoud. Het is niet bekend wanneer hij zich het ambacht meester maakte. Met Johannes Hudde correspondeerde Spinoza over de brandpuntsafstand. De wis-, natuur- en sterrenkundige Christiaan Huygens, de anatoom en alchemist Theodor Kerckring en Leibniz roemden de kwaliteit van Spinoza's lenzen. Het is niet duidelijk in welk jaar Spinoza precies afreisde naar Rijnsburg. Hij trok in bij de chirurgijn Herman Hooman. Die woning staat nu bekend als het Spinozahuisje. De Amsterdamse vriendenkring rondom Spinoza was klein, maar trouw. In besloten gezelschap werden zijn teksten becommentarieerd. De kring bestond uit de koopman/filosoof Pieter Balling, die werk van Spinoza vertaalde naar het Nederlands; Jarig Jelles, een koopman op de Herengracht, die hij al sinds 1654 kende; Adriaen Koerbagh; Johannes Koerbagh; Jan Rieuwertsz, de uitgever van Spinoza's werken, die in zijn winkel in de Dirk van Hasseltsteeg onderdak bood aan vrijdenkers; de koopman Simon Joosten de Vries, die hem toegenegen was en een jaargeld verstrekte; de arts en latinist Johannes Bouwmeester; de arts en schrijver Lodewijk Meyer; de hoogleraar Burchard de Volder en de diplomaat Coenraad van Beuningen. De jaren dat hij in Rijnsburg verbleef, behoorden tot zijn meest vruchtbare. In 1663 kwam het eerste deel van de Ethica als manuscript in de handen van zijn Amsterdamse vrienden. Datzelfde jaar verhuisde hij naar Voorburg, waar hij introk bij de schilder Daniël Tydeman aan de Kerkstraat. Daar werkte hij verder aan zijn Ethica. Spinoza bestreed ondertussen de opvatting dat hij een atheïst zou zijn, maar slaagde daar niet goed in. Henry Oldenburg, met wie Spinoza correspondeerde over Robert Boyle en Pierre Gassendi, werd in 1667 twee maanden opgesloten in de Tower of London. Verondersteld wordt dat de opsluiting te maken had met zijn contact met Spinoza. Adriaen Koerbagh bracht in 1669 het boek "Een Ligt schijnende in duystere Plaatsen" uit, dat de geest ademt van Spinoza's filosofie. Koerbagh werd voor godslastering veroordeeld tot tien jaar Rasphuis en stierf enkele maanden later. Tussen 1669 en 1671 verhuisde Spinoza naar Den Haag. Hij kreeg kost en inwoning bij een weduwe op de Stille Veerkade, maar toen dat te duur voor hem werd, verhuisde hij naar de Paviljoensgracht. Hier huurde hij een kamer bij een lutherse ouderling. Hij zou in dit "Spinozahuis", dat voorheen eigendom was van Jan van Goyen, tot aan zijn dood blijven wonen. Spinoza deed een poging om kennis te maken met Cosimo III de' Medici. De behoudende prins weigerde hem te ontmoeten als hij op bezoek was in Den Haag bij prins Willem III. Spinoza had ondertussen het Godgeleerd-staatkundig Vertoog, ofwel de Tractatus theologico-politicus geschreven, dat in 1670 anoniem werd gepubliceerd. Het is het oudste pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting dat we kennen. In het rampjaar 1672 greep de Moord op de gebroeders De Witt hem zeer aan. Spinoza was dermate geschokt dat hij 's nachts een pamflet schreef met de titel Ultimi Barbarorum (jullie zijn de ergste barbaren) om het bij de Gevangenpoort op te hangen. Zijn huisbaas, Hendrik van der Spyck, wist hem tegen te houden door de voordeur op slot te draaien. In het voorjaar van 1673 werd hem een professoraat wijsbegeerte aangeboden aan de Universiteit van Heidelberg, waar zijn medestander Samuel von Pufendorf had gedoceerd. Specifiek werd gevraagd zich bij de aanstelling te onthouden van het uiten van vooroordelen tegen religies. Spinoza bedankte voor de eer en schreef: "... aangezien ik nooit lust heb gevoeld in het openbaar te doceren, kan ik er niet toe komen deze prachtige gelegenheid aan te grijpen, hoewel ik de zaak lange tijd bij mijzelf overwogen heb." In datzelfde jaar werd hij volgens zijn biograaf Colerus (1647-1707) door de inwoners van Den Haag verdacht van spionage. Reden was dat hij op uitnodiging van de predikant en luitenant-kolonel Stoupa naar de stad Utrecht was gereisd, die door de invallende Fransen al een jaar bezet werd. Bij zijn terugkeer vreesde zijn huiseigenaar dat de bevolking bij Spinoza verhaal wilde komen halen. Volgens deze had Spinoza hem gezegd dat hij in dat geval de bewoners van Den Haag te woord zou staan, al zouden ze hem hetzelfde aandoen als wat de gebroeders De Witt was overkomen. De Utrechtse arts Lambert van Velthuysen had kritiek op het godsbeeld van Spinoza. Hij beschuldigde Spinoza van blinde overgave aan het noodlot. De God die Spinoza schetste had geen goddelijke wil. Daardoor was volgens Van Velthuysen niet langer aan God af te meten wat 'goed' en 'kwaad' was. Moraal en deugdzaamheid werden zo in de waagschaal gesteld en dat had onzekerheden tot gevolg. Ook zo werd volgens Van Velthuysen de waarde van de Bijbel aangetast. Want als God geen moreel oordeel gaf, dan was de Bijbel weinig meer dan retoriek. Spinoza was niet onder de indruk en stuurde Van Velthuysen een gepeperde brief. Desondanks hielden Spinoza en Van Velthuysen contact. Vanaf 1673 bezochten ze elkaar regelmatig en hielpen elkaar bij het uitbrengen van teksten. Beiden kozen dezelfde kant in het conflict tussen Descartes en de Utrechtse theoloog Voetius. In 1674 wordt het Tractatus theologico-politicus (Theologisch-politiek traktaat) in Nederland verboden. Spinoza pleit hierin onder andere voor een onafhankelijke rechterlijke macht, bijna een eeuw eerder dan de Franse filosoof Charles Montesquieu dit deed. Spinoza begon een correspondentie met de Duitse natuurkundige en wiskundige Ehrenfried W. von Tschirnhaus, die voorheen in Leiden studeerde. Jonathan Israel stelt dat de discussies tussen beiden over de vrije wil, de motivatie van de mens, Descartes' wetten van de beweging en andere vraagstukken duidelijk de meest stimulerende waren in de laatste fase van Spinoza's leven. Albert Burgh (1650-1708) schreef als franciscaan in Rome op 11 september 1675 Spinoza een brief om hem op zijn rationalistische dwalingen en ongeloof in Christus te wijzen. Spinoza's antwoord is beroemd. Onder meer wees hij erop, dat het belachelijk is, dat volgens het rooms-katholieke geloof de mensen die door de duivel misleid worden tot in de eeuwigheid verdoemd worden, terwijl de duivel ongestraft blijft. In 1676 kwam Leibniz op bezoek. De twee filosofen voerden lange gesprekken, onder andere over het begrip zielsverhuizing bij Pythagoras. Spinoza is ongetrouwd gebleven. De overlevering vermeldt slechts één geval van zijn interesse in het andere geslacht, voor Clara Maria van den Enden, de manke dochter van zijn leermeester. Volgens zijn eerste biograaf Colerus zou hij meerdere keren verhaald hebben dat hij met deze meer dan twintig jaar jongere vrouw had willen trouwen. Tijdgenoot Joachim Oudaen, afkomstig uit Rijnsburg en aldaar bekend met de collegianten, lijkt in een smaadgedicht uit 1683 te impliceren dat Spinoza homoseksueel was. Spinoza bewaarde de binnengekomen correspondentie en de kladversies van zijn verstuurde brieven. Zeker achtentachtig brieven zijn bewaard gebleven. In een aankondiging van het project Spinozas Web werd bekendgemaakt dat er nog zeker 36 brieven van Spinoza zijn gevonden. Hij correspondeerde in ieder geval met de volgende personen: In zijn laatste levensjaren kreeg Spinoza regelmatig bezoek van de arts en alchemist George Hermann Schuller. Deze jonge Amsterdamse geneesheer stelde in februari 1677 dat Spinoza niet lang meer te leven had. Op 21 februari stierf Spinoza volgens zijn vrienden aan tuberculose. Van deze ziekte had hij al twintig jaar last. Hij werd begraven op het kerkhof van de Nieuwe Kerk in Den Haag. Voor zijn laatste reis werden zes koetsen ingehuurd. Spinoza bezat bij zijn overlijden honderdzestig boeken: zesennegentig in het Latijn, zeventien meertalig, zestien in het Spaans, dertien in het Nederlands en tien in het Hebreeuws. De belangrijkste onderwerpen waren taalwetenschap, klassieke en eigentijdse gedichten, theologie, politieke theorie, wiskunde, natuurwetenschap en filosofie. Spinoza bezat naast alle werken van Descartes en het meetkundig en rekenkundig verzamelwerk Elementen van Euclides, ook een verslag over een reis naar Spanje van de hand van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, de epigrammen van Marcus Valerius Martialis, astronomische werken van Philippus Lansbergen en een medisch boek van Nicolaes Tulp. Zijn lessenaar, met daarin zijn voltooide en onvoltooide manuscripten, werd vlak na zijn dood naar de uitgever Jan Riewertsz gebracht. Vervolgens kwamen allereerst de Opera Posthuma (Postume Werken) uit. Er waren twee uitgaven. Een in het Latijn en een naar het Nederlands vertaald door Jan Hendriksz. Glazemaker. De boeken werden in het sterfjaar gedrukt en begin 1678 uitgebracht; de Nederlandstalige uitgave onder de titel De Nagelate Schriften van B.d.S. Het is in feite een weergave van zijn Ethica, aangevuld met een uitvoerige inleiding die na zijn dood door een van zijn vrienden geschreven werd. Een verbod op publicatie door de Staten van Holland, die het werk prophaen, Atheistisch ende blasphemant (ontheiligend, goddeloos en godslasterlijk) vonden, heeft de verspreiding niet kunnen stoppen. Spinoza's denken combineert cartesiaanse metafysische en epistemologische principes met elementen uit het oude stoïcisme en het middeleeuwse, joodse rationalisme tot een zeer origineel systeem. Zijn zeer naturalistische opvattingen over God, de wereld, de mens en de kennis dienen om een morele filosofie te funderen, gericht op de controle van de hartstochten, wat leidt tot deugd en geluk. Hij beschouwde de mens als een extern aangestuurde machine, terwijl de mens zelf zich vrij waant. Het Tractatus theologico-politicus (Theologisch-politiek traktaat) verscheen anoniem tijdens Spinoza's leven in 1670. Het geeft een van de eerste logische analyses van de Bijbel en geeft argumenten voor godsdienstvrijheid en tolerantie. Spinoza sloot dit boek af met een prijzende beschouwing over de vrijheid die Amsterdam zijn burgers biedt. Zijn levenswerk is de Ethica ordine geometrico demonstrata. Het werd na zijn dood uitgegeven in zijn sterfjaar 1677. Hoewel ethiek het hoofdonderwerp is, begint het werk met een uitgebreide uiteenzetting van Spinoza's metafysica. In navolging van Descartes ging Spinoza uit van het idee dat de wiskunde een voorbeeld voor de filosofie is. Het gehele werk volgt de 'geometrische' methode, in navolging van Euclides' Elementen: definities, axioma's, stellingen, bewijzen en gevolgtrekkingen. De Ethica bestaat uit vijf delen: Spinoza ging ervan uit dat er slechts één substantie bestaat, door hem begrepen als datgene wat op zichzelf bestaat en uit zichzelf moet worden begrepen. Het is zijn eigen oorzaak en wordt gelijkgesteld aan de hele natuur, ofwel God. De attributen van deze substantie zijn oneindig in aantal en vormen tezamen haar wezen; de mens echter kent er slechts twee, namelijk denken en uitgebreidheid. De afzonderlijke dingen zijn modi (wijzigingen, veranderingen) van deze substantie. Om verwarring met 'natuur' in het dagelijks taalgebruik te vermijden, onderscheidde Spinoza natura naturans - de scheppende natuur - en natura naturata - de geschapen natuur. Voor details en uitleg zie ook Causa sui en Spinoza. Spinoza heeft grote invloed gehad op de politieke filosofie en het denken over de tolerantie. In het Theologisch-Politiek Traktaat pleitte Spinoza voor volledige vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, dit in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten. Spinoza verdedigde, tezamen met John Locke, op principiële gronden de tolerantie. Hij schreef het tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) toen de druk van de orangisten op de staatsen toenam. In dat licht spreekt hij zich uit tegen het recht van opstand en voor behoud van de status quo. Er bestaan meerdere interpretaties over de religieuze opvattingen van Spinoza. Voor sommigen is Spinoza een boegbeeld van het atheïsme, volgens anderen eerder van het pantheïsme. De basis van zijn stelsel is zijn neutraal monistische godsopvatting. Spinoza had een heel ander godsbegrip dan de drie monotheïstische religies. Volgens Spinoza was God niet de schepper van de wereld, maar de wereld een onderdeel van het goddelijke. Wonderen zijn volgens Spinoza niet het bewijs van goddelijke macht, maar van menselijke onwetendheid. Spinoza vond dat de aanwezigheid van God niet bewezen wordt door wonderen, maar door de orde in de natuur. Als we de oorzaken van ons handelen niet kennen, spreken we over de vrije wil, maar voor Spinoza was dit een gevolg van onwetendheid. Volgens Spinoza is onwetendheid het voornaamste obstakel bij het nastreven van een deugdzaam leven, niet egoïsme. Goed en kwaad moeten volgens hem beschouwd worden als gelijkwaardig aan gezond en ongezond. Overgaan van passiviteit naar activiteit is volgens Spinoza altijd overweldigend, bevrijdend en vreugdevol. Het genootschap Nil Volentibus Arduum (Latijn voor 'niets is moeilijk voor hen die willen') was een roemrucht gezelschap van intellectuelen, opgericht in Amsterdam in 1669, naar het voorbeeld van de Académie Française. Het was mede opgericht om onder de dekmantel van een cultureel gezelschap vrijelijk te kunnen discussiëren over de spinozistische filosofie, die zij wilde verspreiden. Door wat bekend is geworden als de pantheïsmestrijd, kwam Spinoza's filosofie eind 18e eeuw binnen Europa opnieuw in de belangstelling. De Duitse filosoof Jacobi schreef in 1785 dat bij leven de in Duitsland zeer bekende schrijver en dichter Lessing tegenover hem bekend had dat hij een volgeling was van Spinoza's gedachtegoed. Het riep heftige discussies op, met als gevolg dat Spinoza's geschriften invloed hadden op het Duits idealisme en de Duitse romantiek. Rond 1800 was de belangstelling voor Spinoza's werk dusdanig groot dat er in 1802 voor het eerst een uitgave van zijn verzameld werk gepubliceerd werd. Goed en kwaad moeten volgens hem beschouwd worden als gelijkwaardig aan gezond en ongezond. Overgaan van passiviteit naar activiteit is volgens Spinoza altijd overweldigend, bevrijdend en vreugdevol. Het genootschap Nil Volentibus Arduum (Latijn voor 'niets is moeilijk voor hen die willen') was een roemrucht gezelschap van intellectuelen, opgericht in Amsterdam in 1669, naar het voorbeeld van de Académie Française. Het was mede opgericht om onder de dekmantel van een cultureel gezelschap vrijelijk te kunnen discussiëren over de spinozistische filosofie, die zij wilde verspreiden. Door wat bekend is geworden als de pantheïsmestrijd, kwam Spinoza's filosofie eind 18e eeuw binnen Europa opnieuw in de belangstelling. De Duitse filosoof Jacobi schreef in 1785 dat bij leven de in Duitsland zeer bekende schrijver en dichter Lessing tegenover hem bekend had dat hij een volgeling was van Spinoza's gedachtegoed. Het riep heftige discussies op, met als gevolg dat Spinoza's geschriften invloed hadden op het Duits idealisme en de Duitse romantiek. Rond 1800 was de belangstelling voor Spinoza's werk dusdanig groot dat er in 1802 voor het eerst een uitgave van zijn verzameld werk gepubliceerd werd. Veel grote filosofen na Spinoza, zoals Hegel, NietzscheZie , 'Nietzsche's Readings on Spinoza: A Contextualist Study, Particularly on the Reception of Kuno Fischer', Journal of Nietzsche Studies, 43 (2), 2012, pp. 156-184. en Goethe, hebben hem op een voetstuk geplaatst. De Nederlandse schrijver Multatuli uitte zijn waardering in de volgende dichtregels: "Zeker ben ik van Spinoza's familie en heb ik vaders neus niet recht, ik heb toch een hart als hij." Ook Albert Einstein bewonderde hem en vond aansluiting bij zijn abstracte godsbeeld. "Ik geloof in de God van Spinoza, die zichzelf openbaart in de wetmatige harmonie van het heelal, en niet in een God die zich bemoeit met het lot en de handelingen van mensen." Dat liet Einstein weten, nadat hij in Rijnsburg het Spinozahuis had bezocht. In 1920 schreef hij een gedicht getiteld "Zu Spinozas Ethik". In de 20e eeuw zijn er twee bloeiperioden van het spinozisme aan te wijzen. De eerste was een Spinozacultus in de Weimarrepubliek, in de jaren 20. Deze dient gezien te worden in de context van het toenemende antisemitisme. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog werd het eerste bloeimoment de kop ingedrukt. In Frankrijk was het werk van Spinoza ook invloedrijk onder een reeks Franse filosofen zoals Léon Brunschvicg en Jean Cavaillès., Spinoza au XXe siècle, Presses Universitaires de France, Parijs, 1993. De tweede periode trad op na die oorlog, toen Spinoza een populair studieobject werd voor de Franse marxisten, onder wie Louis Althusser, Étienne Balibar, Pierre Macherey en de Italiaan Antonio Negri. Ook in het denken van Gilles Deleuze en Alain Badiou is de invloed van Spinoza voelbaar. Spinoza is in 2007 opgenomen in de Canon van Nederland. Het is een van de vijftig thema's die niet mogen ontbreken in de geschiedenisles op een Nederlandse school. Sommige christelijke scholen wilden Spinoza vervangen door een christelijk denker. Tot 1983 werd het werk "Stelkonstige reeckening van den regenboog" aan Spinoza toegeschreven. J. de Vet toonde in dat jaar aan dat de auteur Salomon Dierquens was, een Haagse regent.Vet, J. de (1983) 'Was Spinoza de auteur van Stelkonstige reeckening van den regenboog en van Reeckening van kanssen?' In: Tijdschrift voor filosofie, jaargang 45, p. 602-39). Categorie:Filosoof uit de Moderne Tijd Categorie:Persoon in de Nederlanden in de 17e eeuw Categorie:Hebraïcus Categorie:Nederlands filosoof Categorie:Pantheïst Categorie:Rationalistisch filosoof Categorie:Neolatijns schrijver Bashar Hafiz al-Assad (Arabisch: ‏بشار حافظ الأسد) (Damascus, 11 september 1965) is sinds 17 juli 2000 de president van Syrië. Hij volgde zijn vader Hafiz al-Assad op, die tot zijn overlijden op 10 juni 2000 Syrië 29 jaar had geregeerd. Hij is ook secretaris-generaal van de Ba'ath-partij. Bashar al-Assad werd gekozen tot president in 2000 en herkozen in 2007 met 99,8 en in 2014 met 88,7 procent van de stemmen. Bashar volgt een iets milder aandoende politiek ten opzichte van de buurstaten, waaronder Israël en Jordanië. Uit Libanon trok hij onder plaatselijke druk daadwerkelijk de Syrische bezettingstroepen terug, die sinds 1990 het Libanon van na de Libanese Burgeroorlog controleerden. Bashar al-Assad wilde in januari 2004 de vredesbesprekingen met Israël, die in 2000 mislukt waren, voortzetten, en werd door zijn (formele) Israëlische ambtgenoot Moshe Katsav in Jeruzalem uitgenodigd om deze vredesbesprekingen effectief voort te zetten. Zowel de Syrische president als de Israëlische premier Ariel Sharon voelden echter weinig voor het voorstel. Assad stelde zich begin 2003 neutraal op tijdens de Amerikaanse inval in Irak, ondanks beschuldigingen dat hij pro-Iraaks was. Begin 2005 trok hij zijn troepen terug uit Libanon (als gevolg van de internationale druk na de moord op de Libanese oud-premier Rafik Hariri). Hiermee kwam een einde aan decennialange Syrische bezetting. Nadat eind 2010 in Tunesië demonstraties begonnen en daarbij Ben Ali werd verjaagd, verspreidden de demonstraties zich door de hele regio, waaronder Syrië. Volgens de oppositie werd er door de regering op vreedzame demonstranten geschoten. In reactie op de demonstraties kondigde Assad hervormingen aan: er werd een nieuwe grondwet aangenomen, waarin niet langer stond dat de Ba'ath-partij, een Arabisch nationalistische en socialistische partij, de staat en de samenleving leidt, maar dat er ook andere politieke partijen mochten worden gevormd die geen lid zijn van het Nationaal Progressief Front (NPF). Wel mochten partijen niet gebaseerd zijn op religie of etnische basis. Vervolgens werden er in 2012 parlementsverkiezingen gehouden waarbij ook partijen die geen lid van het NPF waren zetels wonnen. De rebellen beschouwden deze verkiezingen als oneerlijk. De demonstraties ontaardden al snel in een burgeroorlog, waarbij het Syrische Arabische Leger van president Assad en pro-Assad-milities de rebellen, door de regering gezien als terroristen, met grof geweld bestreden. Volgens critici van Assad worden hierbij ook burgerdoelen in alle delen van het land, onder meer in de plaatsen Daraa en Hama, aangevallen. Syrië en zijn bondgenoten Rusland, Volksrepubliek China en Iran schreven de opstand en het geweld toe aan een jihad door intolerante islamisten en salafistische terroristen, streng-wahabitische monarchieën zoals Qatar en Saoedi-Arabië, Frankrijk, wapenleveranties vanuit de Verenigde Staten, de NAVO, Israël en Turkije. Assad verklaarde in november 2012 tegenover het Russische televisiestation RT dat er in Syrië geen sprake is van een burgeroorlog, maar van pogingen tot buitenlandse inmenging door regionale en internationale grootmachten, salafistisch extremisme en van terrorisme tegen de staat. Hij verklaarde nooit onder buitenlandse druk afstand te zullen doen van het presidentschap, tenzij na algemene vrije verkiezingen onder de Syrische bevolking in 2014. President Assad verklaarde tegenover de Georgisch-Russische journaliste in Syrië te willen blijven, leven en ook sterven. Tevens verklaarde hij de weg van onderhandelingen met geweldloze oppositiepartijen en geleidelijke democratische transitie te willen volgen om zo niet de weg vrij te laten voor islamistische extremisten en "imperialistische" plannen met het Midden-Oosten en de belangrijke en olierijke Arabische wereld. In 2014 werden er presidentsverkiezingen gehouden waarbij ook andere kandidaten dan Assad mochten meedoen. Assad zelf won de verkiezingen met 88,7% van de stemmen. Leiders van de Groep van Zeven spraken van een 'schertsvertoning'. De Russische autoriteiten daarentegen spraken van een legitieme overwinning. Ook Afghanistan, Algerije, Armenië, Wit-Rusland, Brunei, Cuba, Guyana, Iran, Nicaragua, Zuid-Afrika, Palestina, Noord-Korea en Venezuela feliciteerden Assad. Op 16 juli dat jaar werd Assad beëdigd voor een derde termijn. Moskou Bashar al-Assad werd geboren in een alawitische familie in Damascus en studeerde na een geneeskundige opleiding aan de Universiteit van Damascus en een carrière als arts in het leger oogheelkunde in Londen, maar in verband met de voorbereiding voor de opvolging van zijn vader voltooide hij die postdoctorale studie niet. In december 2000 huwde hij de investeerster en bankier Asma al-Assad, een soennitische moslima en dochter van een Brits-Syrische cardioloog, die werd geboren in een invloedrijke soennitische familie uit de stad Homs. Assad en Asma hebben drie kinderen. Categorie:President van Syrië Categorie:Arabisch nationalist Bashar Brugge (Frans en Engels: Bruges; Duits: Brügge) is de hoofdstad en grootste stad van de Belgische provincie West-Vlaanderen en van het arrondissement Brugge. De stad, gelegen in het noordwesten van het land, is tevens de hoofdplaats van het kieskanton Brugge, telt zelf 4 gerechtelijke kantons, en is de zetel van het bisdom Brugge en van een hof van assisen. Het historisch centrum is als middeleeuwse stad opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is eivormig en ongeveer 430 hectare groot. De volledige gemeente heeft een oppervlakte van ruim 13.840 hectare, waaronder zo'n 1.075 hectare in zee, bij Zeebrugge. De stad telt circa 118.000 inwoners; ongeveer 20.000 daarvan wonen in het centrum. De inwoners van Brugge worden Bruggelingen genoemd. De economische betekenis van Brugge vloeit voornamelijk voort uit zijn zeehaven, Zeebrugge. Tevens is de stad een wereldberoemde toeristische trekpleister. De oudste tastbare bron waarop voor het eerst de naam van de stad wordt gebruikt, zijn enkele munten van voor 875. Ze vermelden Bruggia en Bruccia. Waar de naam Brugge juist vandaan komt, is niet exact bekend. Mogelijk is het een verbastering van de Keltische naam voor de ondertussen gekanaliseerde rivier de Reie, die door Brugge stroomde en in de Noordzee uitmondde. Reie zelf komt van het Keltische woord Rogia, wat "Heilig Water" betekent. De Kelten beschouwden rivieren en bronnen als goddelijke wezens, en het is waarschijnlijk dat de Keltische naam aan de Brugse waterloop is blijven kleven. Door evolutie zou de naam van het water, Rogia of Ryggia, ook de naam van de stad geworden zijn, Bryggia. Het is mogelijk dat er in latere eeuwen ook een contaminatie plaats heeft gevonden met het Oudnoordse woord bryggja, wat "landingsbrug" of "aanlegkaai" betekent. Zo waren er vanaf 800 veel contacten met Scandinavië via handel over de Noordzee en door de invallen van de Noormannen. De naam Brugge vertoont dan ook gelijkenissen met Bryggen, de historische haven van Bergen, dat net als Brugge vanaf de 14e eeuw een belangrijke stad was van de Hanze. Regelmatig wordt naar Brugge verwezen als het "Venetië van het Noorden", refererend aan de vele kanaaltjes en bruggen. De meeste van deze kanaaltjes worden ook "reien" genoemd, naar de rivier de Reie. Een andere theorie luidt dat de bijnaam te maken heeft met het feit dat de middeleeuwse handelssteden Brugge en Venetië economische rivalen waren. Ook wordt Brugge vaak de "Breydelstad" genoemd, naar de Brugse volksheld uit de 14e eeuw, Jan Breydel. De bijnaam van de Bruggelingen is "(Brugse) zotten". Deze bijnaam danken ze aan volgende legende: nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk, in hun strijd om autonomie, voor een tijd gevangen hadden gehouden, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten. In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna de toestemming opnieuw een jaarmarkt te houden, belastingen te innen én ... een nieuw "zothuis" te bouwen. Hij antwoordde: "Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!". De eerste tekenen van leven op het huidig Brugse grondgebied stammen uit de 2e eeuw n.C., toen er zich een Gallo-Romeinse nederzetting bevond. De naam van Brugge werd voor de eerste keer vermeld tussen 850 en 875. Tussen de 9e en 12e eeuw groeide de stad dankzij de belangrijke haven uit tot een internationaal handelscentrum. Even dreigde de haven in het gedrang te komen door de verzanding van het gebied tussen Brugge en de huidige kuststrook. Het ontstaan van het Zwin, de vaargeul tussen Brugge en de zee, in 1134 zorgde er echter voor dat de verbinding standhield. In 1089 werd Brugge uitgeroepen tot 'hoofdstad' van het graafschap Vlaanderen en van de 13e tot de 15e eeuw kon Brugge gerust beschouwd worden als de economische hoofdstad van Noordwest-Europa. Door zijn belang als handelscentrum zag in Brugge het eerste beursgebouw ter wereld het levenslicht. Daarnaast werd ook de Waterhalle op de Grote Markt als ontmoetingsplaats voor handelaars gebouwd. Marcus Gerards De 14e eeuw mag de Gouden Eeuw van Brugge genoemd worden. In die tijd telde de stad 46.000 inwoners. De binnenstad kreeg een tweede stadswal waarvan tot op vandaag enkele poorten de tand des tijds hebben doorstaan. Het Bourgondische vorstenhuis had van Brugge haar residentiestad gemaakt en trok heel wat uitmuntende kunstenaars aan, waaronder schilders en architecten. Dit resulteerde in een enorme verrijking van de stad op bouwkundig, artistiek en cultureel vlak. Het monumentale stadhuis is hier een mooi voorbeeld van, maar ook heel wat indrukwekkende kerken en huizen stammen uit die periode. De dood van Maria van Bourgondië in 1482 zorgde echter voor een keerpunt en al gauw trok het vorstenhuis zich uit de stad terug. Het einde van Brugge als internationale handelsmetropool was in zicht. Antwerpen nam gedurende een eeuw deze rol over en Brugge raakte volledig in verval. De Spaanse koning was ook graaf van Vlaanderen van 1592 tot 1713; deze Spaanse heerschappij, gepaard met enkele godsdienstoorlogen, sleurde de stad steeds verder de dieperik in. Daarna volgden een Oostenrijks bewind, een Franse annexatie, een herenigd Nederland en de Belgische onafhankelijkheid. Van 1600 tot 1885 behoorde Brugge tot de armste steden in de Nederlanden, waar de welvaart in het algemeen al zeer gering was. Ook de industriële revolutie bracht voor Brugge weinig verandering, want van industrialisatie was maar in beperkte mate sprake. Uiteindelijk was het de roman Bruges-la-Morte van Georges Rodenbach die de stad opnieuw onder de aandacht bracht. In het boek werd Brugge als verarmd maar mysterieus voorgesteld en dit zorgde voor een plotse ommekeer in de internationale belangstelling. Het historisch patrimonium werd herontdekt en de bouw van de zeehaven in Zeebrugge in 1896 zorgde ook op economisch vlak voor een heropleving. De tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in 1902 was het startschot voor de sterke culturele en toeristische ontwikkeling die de stad sindsdien kenmerkt. Tijdens de twee wereldoorlogen bleef Brugge zo goed als volledig gespaard van vernielingen. In 1971 werd het grondgebied van de stad aanzienlijk uitgebreid door een fusie met de omliggende randgemeenten en in 2000 kwam de binnenstad op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO te staan. Tijdens het jaar 2002 werd Brugge tot culturele hoofdstad van Europa uitgeroepen. Het gebied waarin Brugge is gegroeid, ligt op de grens van een zandleemgebied en de zeepolders, op circa 15 km van de Noordzee. Het grootste deel van de stad kan tot de Zandstreek gerekend worden. Brugge heeft acht deelgemeenten, waarvan er zes – Brugge, Sint-Andries, Sint-Michiels, Assebroek, Sint-Kruis en Koolkerke – een stedelijk karakter hebben en twee – Dudzele en Lissewege – gekenmerkt zijn door een enerzijds landelijk en anderzijds havengerelateerd landschap. De binnenstad – het historisch stadsgedeelte binnen de vesten – heeft gemiddeld de grootste bevolkingsdichtheid. Ook wijken grenzend aan het stadscentrum kennen vaak een hoge bevolkingsdichtheid, soms hoger dan van enkele wijken in de binnenstad. Over het algemeen, op uitzondering van bepaalde wijken, neemt de bevolkingsdichtheid licht af naarmate men verder verwijderd is van de binnenstad. In de loop der jaren is de oppervlakte van de gemeente/stad Brugge aanzienlijk vergroot. Hieronder een overzichtje van de geannexeerde gemeenten en woonkernen (weergegeven is het jaartal waarin de fusie geschiedde plus de opgegeven gemeenten). Enkel de gemeenten die zich in 1971 bij de stad gevoegd hebben, mogen zichzelf deelgemeente noemen. In Brugge heerst voornamelijk een gematigd zeeklimaat. Door zijn ligging nabij de zee wordt het klimaat in Brugge hier sterk door bepaald. De winters zijn relatief zacht en de zomers vrij koel. De warme golfstroom van de Atlantische Oceaan warmt de Noordzee op, wat een temperende invloed op het klimaat heeft. Ook de westelijke en zuidwestelijke winden zijn hierdoor zachter. In de winter schommelt de temperatuur rond 2 °C, in de zomer wordt een gemiddelde temperatuur van 20 °C bereikt. De natste maanden van het jaar zijn normaal augustus, oktober, november en december, maar het hele jaar door kan er vrij veel neerslag vallen. De zonnigste maanden zijn van mei tot en met augustus, hoewel deze maanden ook vaak gekenmerkt worden door periodes van hevige neerslag. September kan dan weer een aangename nazomermaand zijn. De luchtvochtigheid is het hoogst tijdens de wintermaanden en is gemiddeld het laagst tijdens de maand mei. Van de 117.886 inwoners op 1 januari 2015 waren er 57.213 mannen en 60.673 vrouwen. Er bevonden zich toen 22.517 Bruggelingen in de leeftijdsgroep van 0 tot en met 19 jaar, 68.644 in de leeftijdsgroep van 20 tot en met 64 jaar, en 26.725 in de leeftijdsgroep van +65 jaar. De stad telde op dat moment ook 53.346 huishoudens en 5.516 personen – of 4,7% van de bevolking – met een vreemde nationaliteit. In 2014 werden in Brugge 1.026 geboortes en 1.224 overlijdens geteld. In 2014 werden in Brugge 1.026 geboortes en 1.224 overlijdens geteld. Colors= id:a value:gray(0.9) id:b value:gray(0.7) id:c value:rgb(1,1,1) id:d value:rgb(0.7,0.8,0.9) ImageSize = width:900 height:383 PlotArea = left:50 bottom:30 top:30 right:30 DateFormat = x.y Period = from:0 till:120000 TimeAxis = orientation:vertical AlignBars = justify ScaleMajor = gridcolor:b increment:15000 start:0 ScaleMinor = gridcolor:a increment:3000 start:0 BackgroundColors = canvas:c BarData= bar:1806 text:1806 bar:1816 text:1816 bar:1830 text:1830 bar:1846 text:1846 bar:1856 text:1856 bar:1866 text:1866 bar:1876 text:1876 bar:1880 text:1880 bar:1890 text:1890 bar:1900 text:1900 bar:1910 text:1910 bar:1920 text:1920 bar:1930 text:1930 bar:1947 text:1947 bar:1961 text:1961 bar:1970 text:1970 bar:1971 text:1971 bar:1980 text:1980 bar:1990 text:1990 bar:2000 text:2000 bar:2010 text:2010 bar:2015 text:2015 PlotData= color:d width:20 align:left bar:1806 from:0 till: 34245 bar:1816 from:0 till: 32067 bar:1830 from:0 till: 42198 bar:1846 from:0 till: 49308 bar:1856 from:0 till: 48673 bar:1866 from:0 till: 47015 bar:1876 from:0 till: 45097 bar:1880 from:0 till: 44501 bar:1890 from:0 till: 47497 bar:1900 from:0 till: 51657 bar:1910 from:0 till: 53285 bar:1920 from:0 till: 51968 bar:1930 from:0 till: 51397 bar:1947 from:0 till: 52748 bar:1961 from:0 till: 52220 bar:1970 from:0 till: 51317 bar:1971 from:0 till: 117220 bar:1980 from:0 till: 118243 bar:1990 from:0 till: 117460 bar:2000 from:0 till: 116246 bar:2010 from:0 till: 116741 bar:2015 from:0 till: 117886 PlotData= bar:1806 at: 34245 fontsize:s text: 34.245 shift:(-10,5) bar:1816 at: 32067 fontsize:S text: 32.067 shift:(-10,5) bar:1830 at: 42198 fontsize:S text: 42.198 shift:(-10,5) bar:1846 at: 49308 fontsize:S text: 49.308 shift:(-10,5) bar:1856 at: 48673 fontsize:S text: 48.673 shift:(-10,5) bar:1866 at: 47015 fontsize:S text: 47.015 shift:(-10,5) bar:1876 at: 45097 fontsize:S text: 45.097 shift:(-10,5) bar:1880 at: 44501 fontsize:S text: 44.501 shift:(-10,5) bar:1890 at: 47497 fontsize:S text: 47.497 shift:(-10,5) bar:1900 at: 51657 fontsize:S text: 51.657 shift:(-10,5) bar:1910 at: 53285 fontsize:S text: 53.285 shift:(-10,5) bar:1920 at: 51968 fontsize:S text: 51.968 shift:(-10,5) bar:1930 at: 51397 fontsize:S text: 51.397 shift:(-10,5) bar:1947 at: 52748 fontsize:S text: 52.748 shift:(-10,5) bar:1961 at: 52220 fontsize:S text: 52.220 shift:(-10,5) bar:1970 at: 51317 fontsize:S text: 51.317 shift:(-10,5) bar:1971 at: 117220 fontsize:S text: 117.220 shift:(-10,5) bar:1980 at: 119999 fontsize:S text: 118.243 shift:(-10,5) bar:1990 at: 117460 fontsize:S text: 117.460 shift:(-10,5) bar:2000 at: 116246 fontsize:S text: 116.246 shift:(-10,5) bar:2010 at: 116741 fontsize:S text: 116.741 shift:(-10,5) bar:2015 at: 117886 fontsize:S text: 117.886 shift:(-10,5) Alle historische gegevens hebben betrekking op de huidige gemeente, inclusief deelgemeenten, zoals ontstaan na de fusie van 1 januari 1971. Colors= id:a value:gray(0.9) id:b value:gray(0.7) id:c value:rgb(1,1,1) id:d value:rgb(0.7,0.8,0.9) id:e value:rgb(0.6,0.7,0.8) ImageSize = width:800 height:373 PlotArea = left:50 bottom:30 top:30 right:30 DateFormat = x.y Period = from:0 till:120000 TimeAxis = orientation:vertical AlignBars = justify ScaleMajor = gridcolor:b increment:10000 start:0 ScaleMinor = gridcolor:a increment:5000 start:0 BackgroundColors = canvas:c BarData= bar:1806 text:1806 bar:1816 text:1816 bar:1830 text:1830 bar:1846 text:1846 bar:1856 text:1856 bar:1866 text:1866 bar:1876 text:1876 bar:1880 text:1880 bar:1890 text:1890 bar:1900 text:1900 bar:1910 text:1910 bar:1920 text:1920 bar:1930 text:1930 bar:1947 text:1947 bar:1961 text:1961 bar:1970 text:1970 bar:1981 text:1981 bar:1990 text:1990 bar:2000 text:2000 bar:2010 text:2010 bar:2015 text:2015 PlotData= color:d width:20 align:left bar:1806 from:0 till: 0 bar:1816 from:0 till: 0 bar:1830 from:0 till: 0 bar:1846 from:0 till: 60855 bar:1856 from:0 till: 0 bar:1866 from:0 till: 58907 bar:1876 from:0 till: 0 bar:1880 from:0 till: 58972 bar:1890 from:0 till: 63860 bar:1900 from:0 till: 70277 bar:1910 from:0 till: 77965 bar:1920 from:0 till: 79242 bar:1930 from:0 till: 82589 bar:1947 from:0 till: 93062 bar:1961 from:0 till: 105190 bar:1970 from:0 till: 116865 bar:1981 from:0 till: 118020 bar:1990 from:0 till: 117460 bar:2000 from:0 till: 116246 bar:2010 from:0 till: 116741 bar:2015 from:0 till: 117886 PlotData= bar:1806 at: 0 fontsize:s text: bar:1816 at: 0 fontsize:S text: bar:1830 at: 0 fontsize:S text: bar:1846 at: 60855 fontsize:S text: 60.855 shift:(-15,5) bar:1856 at: 0 fontsize:S text: bar:1866 at: 58907 fontsize:S text: 58.907 shift:(-15,5) bar:1876 at: 0 fontsize:S text: bar:1880 at: 58972 fontsize:S text: 58.972 shift:(-15,5) bar:1890 at: 63860 fontsize:S text: 63.860 shift:(-15,5) bar:1900 at: 70277 fontsize:S text: 70.277 shift:(-15,5) bar:1910 at: 77965 fontsize:S text: 77.965 shift:(-15,5) bar:1920 at: 79242 fontsize:S text: 79.242 shift:(-15,5) bar:1930 at: 82589 fontsize:S text: 82.589 shift:(-15,5) bar:1947 at: 93062 fontsize:S text: 93.062 shift:(-15,5) bar:1961 at: 105190 fontsize:S text: 105.190 shift:(-15,5) bar:1970 at: 116865 fontsize:S text: 116.865 shift:(-15,5) bar:1981 at: 118020 fontsize:S text: 118.020 shift:(-15,5) bar:1990 at: 117460 fontsize:S text: 117.460 shift:(-15,5) bar:2000 at: 116246 fontsize:S text: 116.246 shift:(-15,5) bar:2010 at: 116741 fontsize:S text: 116.741 shift:(-15,5) bar:2015 at: 117886 fontsize:S text: 117.886 shift:(-15,5) Dweersstraat Prinsenhof Brugse zwanen Brugge is vooral bekend als een historische stad met veel cultureel erfgoed. Het historisch centrum is goed geconserveerd. Het huidige uitzicht van de binnenstad werd echter sterk beïnvloed door de belangstelling voor de neogotiek in de 19e eeuw. Veel gebouwen werden toen verfraaid, gerestaureerd of herbouwd in een neogotische stijl.Goddeeris, John, De neogotiek in West-Vlaanderen : een herkerstening in steen, West-Vlaamse gidsenkring, Brugge, 2001. De reien, de geschiedenis, de archeologische vondsten, maar ook de winkelstraten lokken dagelijks heel wat mensen naar deze stad. Per paardenkoets, met City-Tourbusjes of met bootjes op de reien kan de Brugse binnenstad verkend worden. Voor het verblijfstoerisme telt de binnenstad zo'n 100 hotels, goed voor meer dan 8.300 bedden. De jeugdlogies zijn goed voor nog eens ruim 1.300 bedden.Toerisme Vlaanderen - Toerisme in cijfers 2012 In 2013 telde men in Brugge zo'n 1,04 miljoen aankomsten, waaronder circa 22.500 in Zeebrugge, en ruim 1,86 miljoen overnachtingen, waaronder circa 40.000 in Zeebrugge.FOD Economie - Toeristische aankomsten en overnachtingen - per gemeente (2007-2013) In vergelijking met andere grote Vlaamse steden vertoont een kleiner aandeel hiervan een zakelijk karakter, al blijkt dit aandeel de laatste jaren wel toe te nemen. Het autoverkeer wordt zo veel mogelijk uit het centrum van de stad geweerd. De snelheidsbeperkingen (30 km per uur), een ambitieus lussenplan, veel eenrichtingsverkeer (twee richtingen voor fietsers) en randparkings moeten van Brugge een aangename wandel- en winkelstad maken. De aanwezigheid van horecazaken en winkels verdringt evenwel gedeeltelijk de woonfunctie in de binnenstad. Elk jaar gaat op Hemelvaartsdag de Heilig-Bloedprocessie rond in Brugge. Hierbij wordt de relikwie van het Heilig Bloed, die Diederik van de Elzas vanuit Jeruzalem naar Brugge zou hebben gebracht, vereerd door de stad. De processie bestaat uit drie gedeeltes: de Bijbel, de geschiedenis van het Kostbaar Bloed en de prelatuurstoet met de relieken. Een andere grote stoet die in Brugge wordt gehouden, is de Gouden Boomstoet. Deze vijfjaarlijkse praalstoet werd in 1958 gecreëerd met als centraal gegeven de "Wapenpas van de Gouden Boom", die in 1468 op de Brugse Markt werd gehouden ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute en Margaretha van York. In 2002 was Brugge culturele hoofdstad van Europa. Naar aanleiding hiervan werd onder andere een nieuw multifunctioneel concertgebouw opgetrokken, dat de stad internationaal weer op de culturele kaart diende te zetten. Brugge is tevens het centrum van een van de Vlaamse toeristische regio's: het Brugse Ommeland. Steenstraat Een groot aantal bieren wordt gebrouwen in of is gerelateerd aan Brugge: Basilius, Bourgogne des Flandres (Blond en Bruin), Brugge Tripel, Brugs (Tarwebier), Brugse Babbelaar, Brugse Bok, Brugse Zot (Blond en Dubbel), De Garre Tripel, Den IJzeren Arm, De Witte Zwaan, Fort Lapin (8, 10 en 6 Hibiscus), Galbert Van Brugge, Steenbrugge (Blond, Dubbel Bruin, Tripel, Wit en Abdij Bock) en Straffe Hendrik (Tripel, Quadrupel en Heritage). Er zijn in Brugge verschillende biercafés en -winkels. Echter, van de vele brouwerijen die ooit in Brugge gevestigd waren, blijft vandaag alleen nog De Halve Maan over en zijn er verder nog de in 2012 opgerichte brouwerij Fort Lapin en de in 2015 opgerichte brouwerij Bourgogne des Flandres. Brugge staat daarnaast bekend als chocoladestad: de stad telt heel wat chocolatiers en een chocolademuseum (Choco-Story). Jaarlijks vindt ook het chocoladefestival Choco-Laté plaats. Een specialiteit is het Brugsch Swaentje, de officiële stadspraline. Het precieze recept blijft geheim, maar amandelpraliné, gruut en Brugse kletskoppen spelen een duidelijke hoofdrol. Ook op gebied van gebak heeft Brugge enkele plaatselijke specialiteiten: Brugs Beertje, Brugse achten, Brugs beschuit, Brugse cigaretjes, Brugse kletskoppen en Brugse mokken. Tot slot zijn diverse kazen, hoewel niet in Brugge gemaakt, wel naar de stad genoemd: Brugge Abt, Brugge Belegen, Brugge Blomme, Brugge Broodje Apero, Brugge Broodje Classic, Brugge Dentelle, Brugge Goud, Brugge Jong, Brugge Oud, Brugge Pater, Brugge Prestige, Brugge Prior en Brugge Rodenbach. Deze kazen worden geproduceerd in Moorslede met melk uit het Brugse ommeland. Ze worden echter wel in Brugge te rijpen gelegd. Brugge biedt tal van uiteenlopende drank- en eetgelegenheden. De binnenstad telt meer dan 500 horecazaken. De Grote Markt en 't Zand tellen een groot aantal tearooms. Onder de vele restaurants in de stad bevinden zich ook diverse sterrenrestaurants. De restaurants "De Karmeliet" en "Hertog Jan" zijn anno 2012 twee van de drie Belgische restaurants met drie Michelinsterren. 't Zand en de omgeving van de Eiermarkt, het Kraanplein en de Stadsschouwburg genieten bekendheid als uitgaansbuurten met diverse (dans)cafés en clubs. De twee belangrijkste theater- en concertzalen in Brugge zijn het Concertgebouw en de Stadsschouwburg. In het Concertgebouw, een modern cultureel complex gebouwd naar aanleiding van Brugge 2002 - Culturele Hoofdstad van Europa, bevinden zich onder andere een grote concertzaal, die beschikt over zo'n 1.300 zitplaatsen, en een kamermuziekzaal, die plaats biedt aan 320 toeschouwers. Dankzij een bijzondere architecturale ingreep – de hele constructie rust a.h.w. op immense veren – biedt het gebouw een uitstekende akoestiek. Ook de Stadsschouwburg, die geldt als een van de best bewaarde stadstheaters in Europa, doet vooral dienst als platform voor nationale en internationale topproducties. De zaal beschikt over zo'n 700 zitplaatsen. Daarnaast zijn er nog verschillende middelgrote en kleinere concert- en/of theaterzalen. In de theaterzaal van de Biekorf, die beschikt over een in- en uitklapbare tribune met 232 zitplaatsen, vinden concerten en vaak kleinschalige en eerder experimentele producties van zowel theater, muziektheater als dans plaats. De zaal bevindt zich in het Biekorfcomplex, waarin onder andere ook de hoofdstadsbibliotheek gelegen is. Theaterzaal De Dijk is een gepaste locatie voor eerder toegankelijke producties die een groot publiek aanspreken, maar door de aard van de voorstelling toch een kleinere zaal vereisen. De Dijk beschikt over een 250-tal zitplaatsen. De kleine theater- en concertzaal De Werf neemt in de Belgische jazzwereld een vooraanstaande plaats in; jaarlijks passeren er vele topnamen de revue. Daarnaast brengt De Werf ieder jaar zowel een tiental eigen theaterproducties als gastvoorstellingen, en is er ruime aandacht voor kindertheater. Het jongerencentrum Het Entrepot beschikt over een grote en een kleine zaal, die beide regelmatig worden gebruikt voor (rock)concerten. Daarnaast vindt er vaak ook (jong) theater- en danswerk plaats. De Joseph Ryelandtzaal is een concertzaal die zich in de kerk van het voormalige kloostercomplex van de Theresianen bevindt. Er kunnen zowel klassieke als andere concerten gehouden worden. In de Magdalenazaal (Ma/Z) worden vaak op jongeren gerichte evenementen, zoals rock- en popconcerten, georganiseerd, met grote optredens naast kleinere clubevenementen, en regelmatig ook theater- en danswerk. De zaal heeft een uitrolbare tribune en voorziet in een 400-tal zitplaatsen en circa 1.000 staanplaatsen. Voor clubconcerten kan de zaal verkleind worden. Het is onder meer een van de vaste locaties van muziekcentrum Cactus. De Oberbayernzaal is een grote polyvalente hal in het Boudewijn Seapark die af en toe voor concerten of muziekevenementen wordt gebruikt. Ook in de polyvalente zalen van Studio Hall worden regelmatig concerten of stand-upcomedyvoorstellingen georganiseerd. Het sport- en cultuurcomplex Daverlo beschikt over een toneel- en concertzaal voorzien van een uitschuifbare tribune met 232 plaatsen. Het Auditorium, een polyvalente theater- en concertzaal in het Sint-Lodewijkscollege, biedt zitplaatsen voor 400 personen. Het Sirkeltheater (180 zitplaatsen) en het Aquariustheater (240 zitplaatsen) zijn theaterzaaltjes in respectievelijk het Sint-Franciscus-Xaveriusinstituut en het Sint-Leocollege. Verder zijn er nog tal van andere zalen en zaaltjes verspreid over de stad, maar ook kerken worden af en toe gebruikt voor bijvoorbeeld klassieke concerten. Vroeger lagen er in de binnenstad en daarbuiten tal van bioscopen. De eerste openbare cinemavoorstelling had plaats op 5 september 1896 in De Gouden Arend, in de Vlamingstraat 46, tegenover de Stadsschouwburg. Men sprak toen van Beweegende Photografieën en ze werden gebracht door Le Cinématographe Parisien. Het waren beelden uit Parijs met mensen, koetsen en treinen. De toegangsprijs was 50 centiem. Het waren eenmalige voorstellingen en men kon nog niet spreken van een cinemazaal. De eerste echte cinema in Brugge, cinema Pathé, opende in 1909 zijn deuren op de Grote Markt. Hierna volgden er nog vele andere, zoals de Gilde-Filmuniversiteit (1910), de cinema van de hogere klasse Vieux Bruges/Oud Brugghe (1911), de toenmalige cinema van de liberalen Zwart Huis (1919; vanaf 1984 Gulden Vlies, en vanaf 1995 Liberty), de cinema Coliseum (1919; vanaf 1935 Rio) in de Saaihalle, de cinema Den Yzer (±1920; vanaf 1954 Nova, en vanaf 1965 Forum), de erotische cinema Edison (1921; vanaf 1956 Ritz), de toenmalige cinema van de socialisten Scala (1926; vanaf 1968 Chaplin), de luxueuze cinema Hollywood (1928; vanaf 1929 Crosly Palace, vanaf 1945 Palace, en vanaf 1953 Memling), de Familie Cinema (1932), de toenmalige cinema van de katholieken City (1947; vanaf 1969 Kennedy en Richelieu), de cinema Royal (1954), de cinema Capitole (1957; vanaf 1975 Rembrandt, en vanaf 1989 Van Eyck), de cinema Forum (1955) in Assebroek, de cinema Orly (1959) in Sint-Andries, de cinema Metro (1958) in Sint-Kruis en de buurtcinema Wevo (1952; vanaf 1957 Canada) in Sint-Jozef. Door de komst van de televisie en later de grote bioscoopcomplexen moesten ook in Brugge veel (kleine) cinema's noodgedwongen de deuren sluiten. Nu bevinden zich in de binnenstad nog Cinema Lumière en Cinema Liberty. Lumière is een bioscoop die vooral bekendstaat om zijn eerder alternatieve programmering, met aandacht voor niet-commerciële (lowbudget)films en cultfilms. Elke twee jaar wordt er ook het Zomerfilmcollege georganiseerd. Liberty is dan weer een kleine commerciële cinema met een eerder beperkt aanbod. Ook worden er filmvoorstellingen gegeven door filmclub "De Andere Film". Het aanbod bestaat er uit filmwerk dat niet of nauwelijks in de commerciële bioscoop te zien was. Voor de commerciële film bevindt zich in Sint-Michiels ook een vestiging van bioscoopketen Kinepolis. Zowel Lumière, Liberty als Kinepolis zijn vaak gebruikte locaties voor het jaarlijkse filmfestival MOOOV (voorheen Cinema Novo). Jaarlijks vinden in Brugge tal van festivals plaats die ieder jaar of om de zoveel jaar terugkeren. Deze zijn van heel uiteenlopende aard, gaande van muziekfestivals tot culturele of culinaire feesten. Enkele belangrijke en/of frequente muziekfestivals zijn: het tweejaarlijkse accordeonfestival Airbag, gedurende twee à drie weken op verschillende locaties in de stad; het festival voor hedendaagse klassieke muziek Ars Musica in het Concertgebouw; het vijf dagen durende bluesfestival Blues in Bruges, in diverse kroegen in de binnenstad; het driedaagse festival Brugge Tripel Dagen op de Grote Markt; Brugges Festival (wereldmuziek), gedurende drie dagen in de Stadsschouwburg; het driedaagse Cactusfestival in het Minnewaterpark; het eendaagse Elements Festival (elektronische muziek) op de jumping-site Stal Tillegem in Sint-Michiels; het dancefestival Fuse on the Beach, gedurende één dag op het strand van Zeebrugge; het festival van harmonieën en fanfares Hafabrugge op de Grote Markt; de Internationale Fedekam Taptoe, iedere eerste zaterdag van juli op de Burg; het tweejaarlijkse vierdaagse jazzfestival Jazz Brugge, in verschillende zalen in de binnenstad; het driejaarlijkse Koorfestival, op verschillende locaties in de binnenstad; het tiendaagse festival voor oude muziek MAfestival (het Brugse luik van het Festival van Vlaanderen) en het daaraan gekoppelde concours; het jaarlijkse atmosferische hedendaagse-muziekfestival More Music!, gedurende vier dagen in het Concertgebouw en de Magdalenazaal; het één dag durende jazzfestival September Jazz; het elektronische-muziekfestival WeCanDance, gedurende twee dagen op het strand van Zeebrugge. Voorts zijn er nog tal van kleine rockfestivals, met als bekendste BurgRock (op de Burg), Comma Rocks (Jeugdhuis Comma), Red Rock Rally (in het Koningin Astridpark), Thoprock (in Sint-Michiels) en Wacko (op de Burg). Tot 2007 had in Dudzele jaarlijks het festival Dudstock plaats. Enkele festivals van culturele of culinaire aard zijn: de volkse Aristidefeesten, elke eerste zaterdag van september rond onder meer het Museum voor Volkskunde; het BAB-bierfestival, gedurende twee dagen in het Beursgebouw; de Brugse Kantdagen, gedurende twee dagen in en rond het Begijnhofkwartier; het vierdaagse chocoladefestival Choco-Laté; het elfdaagse filmfestival MOOOV (voorheen Cinema Novo); het circusfestival Cirque Plus, gedurende drie dagen in de binnentuin van het Grootseminarie; het Europees Jeugdfilmfestival Vlaanderen, gedurende een week in Cinema Lumière; het tiendaagse Jonge Snaken Festival (voor een jong publiek, met onder andere kindertheaterproducties e.a.) in De Werf; het één dag durende folkloristische Midwinterfeest in en rond het Museum voor Volkskunde; het zes dagen durende Razor Reel Flanders Film Festival in Cinema Liberty; het Reiefeest, een zesdaags zomerfestival langs de reien; het sneeuw- en ijssculpturenfestival Snow & Ice, gedurende ongeveer anderhalve maand op het Stationsplein. Enkele muzikaal-culturele festivals zijn: de Coupurefeesten, gedurende één dag langs de Coupure; het dansfestival December Dance, gedurende twaalf dagen in verschillende zalen in de stad; het mondiaal eendagsfestival Feest In 't Park in het Minnewaterpark; het ongeveer twee weken durende stadsfestival Moods! (voorheen Klinkers), met als afsluiter Benenwerk - Ballroom Brugeoise; de Sint-Michielse Feeste, elke eerste zondag van september in Sint-Michiels; het tweedaagse Summer End Festival in Sint-Kruis; het zomerfestival Vama Veche, gedurende acht dagen in het Koningin Astridpark. Jaarlijks staan in Brugge verschillende kermissen, zo'n 23 in totaal. Enkele voorbeelden zijn de Krokuskermis op het Simon Stevinplein, de Halfvastenkermis, de Paaskermis, de Winterfoor en de Verloren-Hoekkermis, allemaal in de binnenstad, de Lentekermis in Sint-Kruis en de Oktoberkermis in Sint-Andries. Verder zijn er nog verscheidene andere kermissen in de stadsrand, alsook diverse (dorps)kermissen in Dudzele, Lissewege, Zwankendamme en Zeebrugge. De grootste kermis in Brugge is de Meifoor. Ze palmt elk jaar rond mei gedurende ongeveer een maand heel 't Zand, een deel van het Koning Albertpark, de Hauwerstraat, het Beursplein en een deel van het Simon Stevinplein in, en telt een 90-tal attracties. De Meifoor ontstond in het jaar 1200, toen de eerste internationale jaarmarkt werd gehouden. Traditiegetrouw start de Meifoor elk jaar met een verklede kinderstoet. Minnewater In de binnenstad en Kristus-Koning bevinden zich volgende stadsparken: In en aan de rand van de deelgemeenten rond de binnenstad liggen nog volgende parken en parkbossen: Het Boudewijn Seapark is een attractiepark even buiten het stadscentrum. Het herbergt een van Europa's grootste dolfinaria voor dolfijnen en zeeleeuwen. RijksarchiefPredikherenreiCoupure Brugge heeft een eigen regionaal weekblad, het Brugsch Handelsblad, als een van de edities van de Krant van West-Vlaanderen. Daarnaast zijn er Vlaamse dagbladen, zoals Het Nieuwsblad of Het Laatste Nieuws, met een regionaal katern voor Brugge (en de Oostkust). Lokale of regionale radiozenders in de stad zijn VBRO (89.6 MHz), Topradio Swing FM (91.3 MHz), Radio Exclusief (102.7 MHz), FamilyRadio Brugge (106.0 MHz), VBRO 2 (106.4 MHz), ClubFM Brugge (107.3 MHz) en Villa Bota.Vlaamse Regulator voor de Media - Lijst van de particuliere lokale radio's (26/05/2011) De regionale televisiezender voor de grote Brugse regio is Focus. Brugge is economisch een belangrijk centrum. De stad telt na Antwerpen en Gent het hoogste aantal arbeidsplaatsen in Vlaanderen: meer dan 74.000 in 2012. De werkgelegenheidsgraad (het aantal arbeidsplaatsen per 100 inwoners op arbeidsleeftijd) in Brugge bedroeg dat jaar 107,7%. Het aantal uitgaande pendelaars uit Brugge is dan ook relatief laag: 37,3% van de loontrekkende bevolking verlaat de stad voor het werk (2011). Dit is het laagste aandeel in heel België, gevolgd door Antwerpen (37,6%) en Gent (40,3%). De overige 62,7% in Brugge woont én werkt dus in de stad.Census 2011 : woon-werkverplaatsingen Van het totaal aantal werknemers met een job in Brugge, komt 58% uit een andere gemeente.Steunpunt WSE - Waar die files heen gaan? Gemeentelijke pendel in kaart gezet Van de Brugse bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar) werkte in 2012 73,3%. De arbeidsplaatsen in Brugge worden ingevuld door zo'n 62.000 arbeiders en bedienden (resp. ruim 21.100 en bijna 40.700) in 2008, en circa 11.500 zelfstandigen en helpers (2012). Wat arbeiders en bedienden betreft, is het grootste aantal – ruim 30.000 waarvan bijna 25.000 bedienden (2008) – in de quartaire sector tewerkgesteld. De tertiaire sector volgt met ruim 24.000 arbeiders en bedienden (2008). De secundaire sector stelt er zo'n 7.500 tewerk (2008). In de primaire sector werkte in 2008 slechts een 60-tal arbeiders en bedienden.Regioscan - West-Vlaanderen werkt: Hoeveel arbeiders en bedienden telt uw gemeente? In 2015 telde Brugge op 1 januari 9.536 btw-plichtige ondernemingen, circa 1.800 meer dan in 2000. Op 1 januari 2013 telde Brugge 3.618 niet-werkende werkzoekenden, of zo'n 6,6% van de beroepsbevolking, waarvan 36% langdurig. Dit is een status quo tegenover 2002. Hiermee scoort Brugge iets beter dan het Vlaamse gemiddelde. Het gemiddelde jaarinkomen per inwoner bedroeg 17.847 euro in 2011. Elly Mærsk De haven is de grootste werkverlener van Brugge, veel groter dan bijvoorbeeld het toerisme. Het is een moderne haven en een van de belangrijkste in Europa, vooral op vlak van nieuwe wagens, waarvoor het zelfs de belangrijkste haven ter wereld is, roroverkeer en aardgas. De voorbije jaren is echter ook de containertrafiek aanzienlijk toegenomen. Naast de haven zijn er nog verschillende andere handels- en industriezones; zo zijn er (met tussen haakjes de eventuele aanwezigheid van een groot bedrijf uit de Brugse regio): Blauwe Toren (met onder meer Marine Harvest Pieters), De Spie, Dreef Ter Panne, Herdersbrug (het noordelijke deel van de binnenhaven, met onder meer STEG-centrale Electrabel), Steenkaai (met Structo Beton), Ten Briele (met onder meer Bombardier Transportation (La Brugeoise et Nivelles) en Dana - Spicer Off-Highway), Vogelzang en Waggelwater. Op de Chartreusesite en nabij de Kinepolis-site, in het zuiden van de stad, is een Headquarterszone gepland. Deze zone zou zich richten op het samenbrengen van diensten van grotere, dikwijls internationaal gerichte ondernemingen, organisaties en instellingen. De diensten zouden betrekking hebben op centrale leiding zoals strategische planning en coördinatie, ondersteunende diensten, opleiding, research en development, innovatie en kenniscentra, financiële operaties, marketing en verkoop, telecommunicatie en dergelijke meer. De belangrijkste winkelstraten in de binnenstad zijn deze twee die 't Zand met de Grote Markt verbinden; ze lopen parallel. Komende van 't Zand heet de noordelijke over twee derde van de lengte Noordzandstraat, en verder Geldmuntstraat; de zuidelijke heet over één derde, tot aan de Sint-Salvatorskathedraal, Zuidzandstraat, en verder Steenstraat. Tussen deze twee assen in ligt ter hoogte van de kathedraal het winkelcentrum Zilverpand. In de Noordzandstraat is er nog een winkelcentrum met exclusieve boetieks in het Grand Hotel du Sablon. Andere winkelstraten in het centrum zijn de Academiestraat, de Braambergstraat/Predikherenstraat, de Ezelstraat/Sint-Jakobsstraat, de Gentpoortstraat, de Grote Markt, de Katelijnestraat/Mariastraat, het Genthof, de Langestraat/Hoogstraat, de Philipstockstraat, het Simon Stevinplein, de Sint-Amandsstraat, de Smedenstraat, 't Zand, de Vlamingstraat en de Wollestraat/Eekhoutstraat. Aan de Burg is er nog de winkelgalerij Ter Steeghere. Buiten de binnenstad vormen de Maalse Steenweg in Sint-Kruis, de as Sint-Pieterskaai–Fort Lapin in Sint-Pieters, de winkelcentra Hoge Express in Sint-Andries, Expresspark in Sint-Michiels en V-Market in Sint-Pieters, het Winkelcentrum Sint-Kruis, en het bedrijventerrein Blauwe Toren, inclusief het winkelcentrum B-Park, belangrijke winkelzones, dan wel met een beperkter funshopping-karakter. De winkelleegstand in Brugge bedroeg eind 2015 nauwelijks 3%. In geen enkele Belgische stad is deze leegstand procentueel lager.Brugge scoort uitstekend als winkelstad - Madeiwest-vlaanderen.be Langs de zuidrand van Brugge loopt de A10/E40, die de kust met Gent, de hoofdstad Brussel en het binnenland verbindt. Net ten westen van Brugge, in Jabbeke, is er aansluiting met de A18/E40, vanaf waar de E40 de A18 volgt, parallel met de kust richting Frankrijk, en niet meer de A10, die doorloopt naar Oostende. Vanuit Brugge loopt zuidwaarts de A17/E403 door de provincie richting Kortrijk en Doornik. Aansluitend op de A17 in Brugge loopt noordwaarts de expresweg N31 verder richting Zeebrugge en de zeehaven; deze weg fungeert tevens als westelijke grote ring van de stad. Naast de N31 geldt ook de N49/E34, ten noordoosten van de stad, als belangrijke ontsluitingsweg voor de haven. N351 De N31 is op dit moment nog geen volledige snelweg zonder gelijkvloerse kruispunten, maar de laatste hiervan worden door middel van tunnels, bruggen en knooppunten weggewerkt. Een snelweg in aanleg tussen de N31 ter hoogte van de Blauwe Toren en de N49 net ten zuiden van Westkapelle moet de haven verder ontsluiten. Verschillende gewestwegen doen ook de stad aan. De belangrijkste zijn de N9, die Brussel via Gent en Brugge met Oostende verbindt, en de twee wegen die ongeveer parallel aan de snelweg A17 naar het zuiden van de provincie lopen, namelijk de N50 naar Kortrijk, en de steenweg Brugge-Torhout-Roeselare-Menen (N32). Rond het centrum van Brugge loopt de stadsring R30. Brugge heeft een hoofdstation, Station Brugge, gelegen aan de zuidwestelijke rand van de binnenstad, en vier (onbemande) haltestations: Brugge-Sint-Pieters, Lissewege, Zeebrugge-Dorp en Zeebrugge-Strand. Twee nieuwe haltestations zijn nog gepland: in het noorden van de stad, bij Blauwe Toren, en het zuiden, op de Chartreusesite. Vanuit Brugge is er een spoorlijn westwaarts, richting Oostende (lijn 50A), noordwestwaarts, richting Blankenberge (lijn 51), noordwaarts, richting Zeebrugge (lijn 51A), noordoostwaarts, richting Knokke-Heist (lijn 51B), zuidoostwaarts, richting Gent en Brussel (lijn 50A), en zuidwaarts, richting Kortrijk (lijn 66). Minstens één tot meerdere IC-treinen per uur verbinden Brugge (hoofdstation) rechtstreeks met andere belangrijke steden in België, zoals Brussel, Gent, Antwerpen, Luik, Kortrijk of Hasselt. Daarnaast zijn er verschillende lokale treinen en piekuurtreinen. In het kader van het Neptunusplan van De Lijn zijn er ontwerpen voor een lightrailverbinding tussen Zeebrugge en Brugge (met een eventuele doortrekking tot in Torhout) en tussen Brugge en Oostende. PeerdenbrugGroenerei De historische verbinding van het stadscentrum met de Noordzee via het Zwin is verdwenen; in de plaats ligt een moderne zeehaven in Zeebrugge. Brugge zelf ligt nog steeds op een knooppunt van verscheidene kanalen en vaarten. Het Boudewijnkanaal loopt door het hele havengebied en verbindt de Brugse binnenhaven met de Zeebrugse voorhaven en de Noordzee. De Damse Vaart loopt van de Dampoortsluis, aan de Dampoort, noordoostwaarts naar het Nederlandse grensstadje Sluis en dient tegenwoordig vooral voor pleziervaart en recreatieve doeleinden. De kanalen Gent-Brugge en Brugge-Oostende zijn belangrijker voor de industriële binnenvaart. Ze zijn met elkaar verbonden via de Ringvaart, die langs de oostzijde rond het stadscentrum loopt. De Ringvaart is via de Boudewijnsluis met de binnenhaven verbonden. KoningsbrugSpiegelrei Vanwege het toenemende gebruik van de binnenvaart door Brugge, met veel openstaande bruggen over de Ringvaart als gevolg, ontstaan er geregeld verkeersinfarcten op het stuk stadsring parallel met de Ringvaart. Om de Ringvaart te ontlasten en de ontsluiting van de haven via de binnenwateren te verbeteren, zijn er plannen voor de verbreding van het Schipdonkkanaal, zodat dit volledig toegankelijk wordt voor binnenschepen. Dit zou het aldus mogelijk moeten maken voor binnenschepen om vanuit de haven het binnenland in te kunnen zonder daarvoor nog door Brugge heen te moeten, met alle verkeersproblemen van dien. Deze mogelijke verbreding stuit echter op ernstige tegenstand, omdat een uniek landschap, dat zich culmineert in de kanalenkruising bij De Siphon, dreigt te worden aangetast. Door de binnenstad lopen verschillende reien (grachten). Sommige daarvan worden in de zomer en tijdens het voor- en najaar bevaren door toeristenbootjes. Jachthavens en aanmeerplaatsen voor kortverblijf zijn er aan de Coupure, aan de Houtkaai, aan het Kanaaleiland en in Zeebrugge. Voor woonboten zijn er plaatsen op de Ringvaart aan de Kruisvest, en op het kanaal Brugge-Oostende aan de Kolenkaai. Op het grondgebied van Brugge zelf ligt er geen luchthaven, maar de dichtstbijzijnde luchthaven ligt op ongeveer 25 kilometer van het centrum van de stad. Deze luchthaven ligt in Oostende en heet officieel "Internationale Luchthaven Oostende-Brugge". Tussen 1913 en 1951 bestond het openbaar vervoer in Brugge grotendeels uit elektrische trams, uitgebaat door de NMVB. In 1950 begon Brugge als eerste stad in België haar trams te vervangen door 'modern stadsvervoer', de stadsbus. Op vandaag wordt het openbaar vervoer in Brugge, net zoals in de rest van Vlaanderen, geëxploiteerd door De Lijn. Het bestaat uit een uitgebreid busnetwerk, onderverdeeld in stads- en streeklijnen. Er zijn 18 stadslijnen, die naar alle hoeken van de stad leiden, en 24 streek- en voorstadslijnen, die Brugge verbinden met voorsteden, dorpen of steden in de grote regio rond de stad. De busverbinding met het Nederlandse Breskens wordt medegeëxploiteerd door Connexxion. Door Zeebrugge passeert ook nog de Kusttram. Zoals aangehaald onder Spoorwegen, zijn er ook plannen voor een noord-zuidlightrailverbinding door Brugge. Brugge is in het noorden van de provincie een scholencentrum. In de binnenstad liggen een 15-tal middelbare scholen, een aantal basisscholen en enkele hogescholen, zoals een afdeling van de Hogeschool West-Vlaanderen (HOWEST), de verschillende campussen van het postuniversitaire Europacollege, en het Grootseminarie, waarin tevens een afdeling van de United Nations University (UNU) gehuisvest is, een onderzoeksinstituut dat nauw samenwerkt met het Europacollege. In Sint-Michiels bevinden zich ook nog enkele hogescholen, zoals nog een campus van HOWEST, en de Katholieke Hogeschool Vives (vóór de fusie met de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende). Sinds 2013 worden de academische opleidingen van Vives georganiseerd door de KU Leuven onder de naam Kulab. Momenteel worden de opleidingen 'Industriële Wetenschappen & Technologie' nog gegeven op de campus van Hogeschool Vives in Oostende. Het departement 'Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappen' is reeds gehuisvest op de nieuwe Vives-campus in Sint-Michiels. Het is echter de bedoeling om tegen 2016 alle universitaire opleidingen van Kulab te verzamelen op een nieuwe, volwaardige universiteitscampus nabij het hoofdstation van Brugge.Voorts is er in Sint-Michiels een topsportschool in het Koninklijk Technisch Atheneum (KTA). Andere scholen liggen verspreid over de deelgemeenten. Als grote stad in de provincie was Brugge een van de belangrijke plaatsen voor de ontwikkeling van het voetbal in het westen van Vlaanderen op het eind van de 19e eeuw. Club Brugge en Cercle Brugge zijn twee van de oudste clubs van het land, haalden beide landstitels en spelen nog steeds in de hoogste afdelingen, met Club Brugge als een van de topclubs van het land. Vroeger hadden de twee teams hun eigen stadion: Club het Albert Dyserynckstadion (in de volksmond "De Klokke"), Cercle het Edgard De Smedtstadion. Tegenwoordig spelen beide clubs in het Jan Breydelstadion (29.062 zitplaatsen) in Sint-Andries, hetgeen eigendom is van de stad Brugge. Er zijn echter plannen voor twee nieuwe stadions in het noordwesten van de stad, aan de Blankenbergse Steenweg nabij de Blauwe Toren. Het stadion van Club zou 44.000 zitplaatsen tellen en door de club zelf betaald worden, dat van Cercle zou 12.000 zitjes tellen en deels gefinancierd worden door de stad. Dat stadion zou dan ook gebruikt worden voor evenementen. Andere Brugse clubs die zijn aangesloten bij de KBVB zijn Daring Brugge, Eendracht Brugge, KSK Steenbrugge, Dosko Sint-Kruis, Jong Male VV, Zeehaven Zeebrugge, RFC Lissewege en VK Dudzele, alle uitkomend in de provinciale reeksen, de damesvoetbalclubs Club Brugge Dames en Cerkelladies Brugge, uitkomend in respectievelijk de eerste en derde klasse van het damesvoetbal, en de jeugdvoetbalclub JVV Sint-Andries. In 2000 was Brugge een van de gaststeden voor het Europees voetbalkampioenschap Euro 2000. Naar aanleiding hiervan werd het voormalige Olympiastadion uitgebreid en kreeg het de naam "Jan Breydelstadion". Brugge speelt een zekere rol in de Ronde van Vlaanderen: sinds 1998 wordt op de Grote Markt het officieuze startschot van de Ronde gegeven. De officiële start vindt op een locatie buiten het stadscentrum plaats. Voorts passeert ieder jaar ook de tweede rit van de Driedaagse van West-Vlaanderen langs Brugge. In het Bloso-centrum "Julien Saelens" in Assebroek ligt een openluchtwielerbaan, genoemd naar voormalig Belgisch wielrenner Patrick Sercu. In het basketbal, het volleybal, het hockey, het rugby noch het handbal heeft Brugge een echt grote club. Het best geklasseerde basketbalteam in de nationale afdelingen is Racing Brugge, dat in Eerste landelijke speelt. Het hoogst geklasseerde volleybalteam, Olva Brugge, komt uit in de Eerste divisie. De Koninklijke Hockey Club Brugge speelt in Tweede nationale, de Brugsche Rugby Club komt uit in de Derde divisie van de nationale reeksen, en de hoogst geklasseerde handbalclub, Olva Brugge, speelt in de regionale reeksen van West-Vlaanderen. Jaarlijks afgewerkte loopwedstrijden in het Brugse zijn onder andere Dwars door Brugge (15 km), Oostende-Brugge Ten Miles (16,1 km), Damme-Brugge-Damme (10 km), Urban Trail Brugge (10 km), de Kerstloop Brugge (10 km) en de Midzomerrun Brugge (13 km). Jaarlijkse zwemwedstrijden zijn onder meer de Brugse Zwemdoortocht, door de reien, en de Internationale zwemwedstrijd Damme-Brugge, via de Damse Vaart. Daarnaast zijn er elk jaar onder andere ook de Triatlon door Brugge, de Haventriatlon Zeebrugge, de Brugse Kajakdoortocht en de roeiwedstrijd Brugge Boat Race. De sport krachtbal is door de Brugse sportleraar Etienne Schotte uitgevonden. In de regio Brugge zijn er dan ook tal van krachtbalclubs, waarvan zes uit Brugge zelf: Sporting Brugge, KBC Sint-Michiels, KSVV Inter Assebroek, KBC Male, Avanti Lissewege en Noordster Dudzele. In Sint-Andries ligt naast het Jan Breydelstadion het polyvalent zwembadcomplex S&R Olympia, met onder andere een olympisch topsportbad, warmwaterbaden, buitenbaden en sauna's. Het complex werd in 2015 geopend en verving het voormalige Olympiabad, dat ernaast lag. Andere belangrijke openbare zwembaden zijn het Interbad in Sint-Kruis en het Jan Guilinibad in Kristus-Koning. In het Bloso-centrum "Julien Saelens" bevindt zich voorts nog een atletiekstadion (de thuishaven van atletiekclub Olympic Brugge) en is sinds 2012 het grootste overdekte Bloso-topsportcomplex gevestigd. Verder is er in het Boudewijn Seapark een indoor schaatsbaan, en in Vogelzang, in Sint-Michiels, een indoor skipiste. De twee grootste ziekenhuizen in Brugge zijn het AZ Sint-Jan en het AZ Sint-Lucas, gelegen in respectievelijk het noordwesten (Sint-Pieters) en het zuidoosten (Steenbrugge) van de stad. Het zijn grote algemene ziekenhuizen waar men terechtkan voor basiszorg tot zeer gespecialiseerde zorg. Het AZ Sint-Jan is samen met het Sint-Franciscus Xaveriusziekenhuis, dat zich in het stadscentrum bevindt, onderdeel van het AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV. Net buiten het stadscentrum in Sint-Michiels ligt het PZ Onze-Lieve-Vrouw, een algemeen psychiatrisch ziekenhuis dat beschikt over vier gespecialiseerde klinieken en een afdeling voor psychiatrische intensieve zorg. Voorts bevindt zich in Sint-Pieters nog het Psychotherapeutisch Centrum Rustenburg, een centrum voor psychotherapie, en in de binnenstad het privéziekenhuis Cosmipolis Clinic, de eerste multidisciplinaire privékliniek in België, met als specialiteit voornamelijk plastische en esthetische chirurgie. In Brugge zetelt de bisschop van het bisdom Brugge. In de kathedraal is het Sint-Salvatorskapittel gevestigd. Het stadscentrum alleen telt al 10 katholieke parochies. In de stad liggen enkele kloosters van diverse orden. Aan de rand liggen enkele abdijen, zoals de Sint-Andriesabdij Zevenkerken in Sint-Andries, de Sint-Trudoabdij in Male en de Sint-Pietersabdij in Steenbrugge. Het religieuze volksleven wordt gekenmerkt door de Heilig-Bloedcultus en de Brugse Belofte, die worden georganiseerd door broederschappen die in de stad zetelen. Ook de talrijke oude godshuisjes, het Oud Sint-Jan en het begijnhof zijn belangrijke religieuze plaatsen in de stad. Daarnaast zijn er ook andere kerken en religies vertegenwoordigd, zoals de Verenigde Protestantse Kerk, de Adventkerk, de Anglicaanse Kerk, de Vrije Evangelische Kerk, de Orthodoxe Kerk, Jehovagetuigen en de Islam. In de stad bevinden zich ook meerdere loges van de vrijmetselarij en de para-vrijmetselarij. Resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen in Brugge na de gemeentefusie van 1971.IBZDGIP.fgov.be - Belgische verkiezingsuitslagen De volgende gemeenteraad wordt 6 jaar later, op 14 oktober 2018, gekozen. De in vetjes aangeduide getallen geven de bestuursmeerderheid weer. De lijst 'Lijst Burgemeester' is niet de lijst van de uittredende burgemeester, wel van Ruben Cottenjé van de Belgische Alliantie die ook opkwam voor de provincie op de lijst 'Belg-Unie'. Om principiële redenen is de stad Brugge tot op heden nooit jumelages aangegaan met andere steden. Zonder het nut te willen ontkennen van deze jumelages voor gemeenten met minder internationale contacten, is de voornaamste reden dat men steeds van oordeel is geweest dat het moeilijk is een keuze te maken en een internationaal gerichte stad als Brugge zich in feite mag beschouwen als 'gejumeleerd met de wereld'. Verder vreesde men dat, zoals men vaak elders kon vaststellen, deze jumelages vooral aanleiding zouden geven tot reisjes van mandatarissen en bestuursleden van verenigingen, op kosten van de stadskas. Als gevolg hiervan heeft de stad Brugge in de jaren 1950 een jumelage geweigerd met Nice en andere steden, die door een Belgisch ambassadeur was ondertekend buiten het medeweten van het stadsbestuur. Een Belgisch consul in Oldenburg liet het stadsbestuur van Brugge een vriendschapsoorkonde ondertekenen in de jaren 1970, die hij dan vergeefs als een 'jumelage' heeft willen doen doorgaan. De jumelages die bestonden op vroegere randgemeenten werden na de samenvoeging tot Groot-Brugge in 1971 niet meer voortgezet. Dit alles belet niet dat concrete vormen van samenwerking van kortere of langere duur tot stand zijn gekomen: In Brugge wordt een typische variant van het West-Vlaams algemeen als omgangstaal gebruikt. Het "echte" Brugse stadsdialect onderscheidt zich duidelijk van andere West-Vlaamse dialectvarianten. Meebrug Films, series of boeken waarin Brugge een hoofdrol speelt of (als decor) voorkomt: De gevangenis van Brugge, gelegen in Sint-Andries, geldt als een van de grootste en best beveiligde in België. Op de reien in Brugge zijn vaak zwanen te vinden. De naam Pieter Lanchals wordt voor altijd met deze zwanen verbonden. Hij was schout, baljuw en raadsheer van Maximiliaan van Oostenrijk. Vooral na de dood van Maria van Bourgondië (1482) beleefde Brugge woelige tijden. Maximiliaan wilde de macht van de gemeenten breken en hen een maximum aan belastingen opleggen. Brugge was zijn eerste doelwit. Daarom sloten de Bruggelingen Maximiliaan een tijdlang op in het huis Craenenburg op de Markt. Vanuit een getralied raam was hij dagenlang getuige van de folteringen die men een aantal hem trouw gebleven edellieden en burgers oplegde alvorens ze onthoofd werden. Ook Pieter Lanchals verloor er letterlijk het hoofd: dit werd op een piek op de Gentpoort geplaatst. Aan deze echt gebeurde feiten voegt de legende toe dat Maximiliaan, eenmaal weer vrijgelaten en opnieuw aan de macht, de Bruggelingen verplichtte ten eeuwigen dage "langhalzen" of zwanen op de reien te onderhouden. Echter, dankzij oude rekeningen van de stad, die de kosten voor het onderhoud van de zwanen vermelden, is geweten dat ze al lang voor de geboorte van Pieter Lanchals op de Brugse wateren te zien waren. Zo worden ze al in 1403 vermeld. Categorie:Plaats in West-Vlaanderen Categorie:Hoofdstad van een Belgische provincie Categorie:Werelderfgoed in België Tijdens een nachtelijke verrassingsaanval, op vrijdag 18 mei 1302, later de Brugse Metten genoemd, doodden de Bruggelingen een aantal leden van het Franse garnizoen in hun stad. Jacques de Châtillon, landvoogd voor de Franse koning die leenheer van het graafschap Vlaanderen was, had de stad kort tevoren bezet. Hij kon die nacht ternauwernood ontsnappen. Om de Fransen en de leliaards (Fransgezinde Vlamingen, meestal Franssprekende patriciërs) van de liebaards te kunnen onderscheiden werd elke verdachte persoon gevraagd om het sjibbolet "des gilden vriend" uit te spreken. Dit was moeilijk voor de Fransen, waarbij deze het lieten klinken als "scilt ende vrient", en zodoende was het duidelijk wie men mocht doden en wie niet. Lodewijk van Velthem, een eigentijdse Brabantse schrijver, noemde deze gebeurtenis "Goede Vrijdag" en beschreef het als volgt in enkele zinnen (ernaast een vrije vertaling): Omdat deze gebeurtenissen zich hadden afgespeeld op een vrijdag, noemden de Bruggelingen deze dag "Goede Vrijdag", al was Pasen reeds lang voorbij. Pas veel later werd de naam "Brugse Metten" gegeven aan deze gebeurtenissen, in analogie met de "Siciliaanse Vespers", een gelijkaardige opstand op Sicilië in 1282. Enkele dagen na de Brugse Metten deed Pieter de Coninck, samen met Willem van Gulik op 23 mei 1302 triomfantelijk zijn intrede in Brugge. Twee weken voordien had hij moeten vluchten uit Brugge naar Zeeland omdat hij met de dood werd bedreigd en de publieke opinie volledig tegen zich had. Jan Breydel nam waarschijnlijk geen deel aan de Brugse Metten en wordt in de kronieken in dit verband niet vermeld. Lodewijk van Velthem beschrijft de terugkeer van Pieter de Conick aldus: Filips IV van Frankrijk was hierover vreselijk woedend en beval dat de Bruggelingen en hun handlangers geen genade mochten kennen. Hij stuurde een leger, onder leiding van zijn beste krijgsheer Robert van Artois om het opstandige gewest te straffen, maar dat werd op 11 juli 1302 verslagen in de Guldensporenslag. Het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck, gemaakt door Paul de Vigne en ingehuldigd in 1887, staat in het centrum van de Grote Markt in Brugge. Categorie:Politieke moordzaak Categorie:Geschiedenis van Brugge Categorie:Geschiedenis van Vlaanderen C-3PO (bijgenaamd "3PO" oftewel Threepio) is een personage uit de Star Warssaga. Hij is een mensachtige protocoldroid. C-3PO komt in alle zeven Star Warsfilms voor, samen met zijn maatje R2-D2. Hij wordt in alle films gespeeld door acteur Anthony Daniels. C-3PO is een goudkleurige humanoïde protocoldroid met als taak het communiceren tussen verschillende wezens te verzorgen. Hiervoor spreekt hij meer dan zes miljoen verschillende talen, iets waar hij erg trots op is. Hij is een van de weinige personages die in alle zeven de Star Warsfilms voorkomt. Vrijwel altijd is hij in gezelschap van de droid R2-D2. Met hun onderlinge gekibbel vormen de twee de vrolijke noot binnen de Star Warssaga. C-3PO is qua persoonlijkheid een doetje dat eigenlijk niets moet hebben van de avonturen waar hij in verzeild raakt. Hij ziet vrijwel altijd alleen de negatieve kanten van dingen. Dit in tegenstelling tot R2-D2, die hem uiteindelijk altijd weet te overtuigen dingen te doen die hij eigenlijk niet wil, waardoor de twee in veel problemen verzeild raken. Dit zorgt ervoor dat C-3PO in praktisch elke film problemen ondervindt. Gek genoeg is hij tijdens een van de meest duistere tijden (in Episode III) op zijn plaats. 3PO is dan op de geciviliseerde stadsplaneet Coruscant, waar hij eigenlijk thuis hoort en niet in de problemen komt. C-3PO is gebouwd door Anakin Skywalker toen die nog maar een negenjarige jongen was en met zijn moeder Shmi Skywalker op Tatooine woonde. Hiervoor gebruikte Anakin onderdelen van oudere robots die hij op Tatooine vond. In The Phantom Menace is te zien dat C-3PO bijna klaar is. Alleen heeft hij in deze film nog geen volledige beplating waardoor zijn draden en schakelsystemen zichtbaar zijn. Zijn rol in deze film is nog maar klein daar hij op Tatooine blijft wanneer Anakin met Obi-Wan Kenobi en Qui-Gon Jinn meegaat voor zijn opleiding tot Jedi. In Attack of the Clones is C-3PO al wat completer nadat tien jaar zijn verstreken. Hij heeft nu een grijskleurige buitenkant. Als Anakin, nu een Jedi-Padawan onder training van Obi-Wan, terugkeert naar Tatooine om zijn moeder te redden van een groep zandmensen, neemt hij C-3PO mee. C-3PO raakt tegen wil en dank betrokken bij de Slag om Geonosis. Hij is ook getuige van het geheime huwelijk tussen Anakin en Padmé, en het uitbreken van de Kloonoorlogen. In de animatiefilm Star Wars: The Clone Wars en de daaropvolgende tekenfilmserie heeft 3PO ook een aantal avonturen te beleven. Het is de tijd van de Kloonoorlogen: een strijd tussen de Separatisten (met een leger van droids) van Graaf Dooku en het leger van Republikeinse Clone Troopers onder leiding van de Jedigeneraals. Aan het hoofd van de Galactische Republiek staat Kanselier Palpatine. In Revenge of the Sith blijkt dat C-3PO diende als protocoldroid voor Senator Amidala tijdens de kloonoorlogen op de planeet Coruscant. C-3PO was er uiteindelijk getuige van hoe zijn schepper, Anakin, overliep naar de Duistere Kant en Darth Vader werd. Na de geboorte van Luke en Leia werd besloten deze informatie uit het geheugen van C-3PO te wissen. R2-D2 bleef hiervan gespaard. Ze werden eigendom van senator Bail Organa van de planeet Alderaan. De Galactische Republiek wordt gereorganiseerd in het Galactische Keizerrijk van Palpatine, die de Sith Meester Darth Sidious blijkt te zijn. In de animatieserie Star Wars: Droids is te zien dat in de jaren erop C-3PO en R2-D2 het heelal doorkruisen en verschillende meesters dienen. Het is negentien jaar later en het Galactische Keizerrijk is nog steeds aan de macht. In A New Hope moet C-3PO samen met R2-D2 een bericht naar Ben Kenobi brengen die op Tatooine woont. Hij herkent deze planeet en de naam Skywalker niet omdat zijn geheugen gewist is. De droids hebben de plannen van de Death Star gekregen van Prinses Leia Organa, de pleegdochter van Bail. Hij ontmoet ook Luke Skywalker, die C-3PO’s nieuwe meester wordt. In de rest van de film raakt C-3PO tegen wil en dank betrokken bij de slag om de Death Star (de Slag om Yavin) en ontmoet daarvoor smokkelaar Han Solo en zijn co-piloot Chewbacca. In Episode V voorziet 3PO de Rebellen van zijn advies op de ijsplaneet Hoth in een Rebellenbasis. De protocoldroid vlucht samen met Han Solo, Chewbacca en Prinses Leia met de Millennium Falcon wanneer de Rebellen worden verslagen door de troepen van Darth Vader. Het Galactische Keizerrijk achtervolgt de Falcon en op de planeet Bespin worden ze door Vader en zijn Stormtroopers ingerekend. Maar de baron van Cloud City (Lando Calrissian) die hen eerst heeft verraden, helpt hen later met het ontsnappen van de planeet. In Return of the Jedi vallen hij en R2-D2 in handen van de crimineel Jabba de Hutt omdat Luke Skywalker ze als deel van een list om Han Solo vrij te krijgen cadeau geeft aan de Hutt. Deze maakt ook gebruik van C-3PO's protocolcapaciteiten, en zo wordt C-3PO de persoonlijke vertaler (protocoldroid) van Jabba de Hutt, die echter niet altijd even blij is met zijn (correcte) vertalingen. Na de reddingsactie worden ze weer meegenomen door de Rebellen en gaan ze mee naar de maan Endor. Hier wordt C-3PO door de Ewoks als een god aanbeden, waarmee hij ze zover krijgt dat ze de rebellen helpen het schild van de Death Star uit te schakelen. Tijdens de gevechten lokt hij wat Stormtroopers naar zich toe die vervolgens in een hinderlaag trappen, waarna de Ewoks hun aanval inzetten. Hierdoor lukt het de Rebellen alsnog het schild uit te schakelen, wat het einde van de Death Star inluidt. Na de val van het Keizerrijk bleef C-3PO bij de Solofamilie, en vergezelde hen op nog vele missies. De oorlog met de Yuuzhan Vong maakte hem een stuk assertiever. C-3PO heeft in zijn bestaan vele meesters gekend. Categorie:Robot uit Star Wars Het canoniek recht is het kerkrecht dat door de Katholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en de Orthodoxe Kerk wordt vastgelegd en toegepast in de kerkelijke rechtbanken. Het is gebaseerd op de Bijbel, de apostolische traditie, de geschriften van de kerkvaders en de bevindingen van kerkleraren (de zogeheten doctores ecclesiae). De kerkorde is het kerkrecht in het protestantisme. In gevallen waren er geen scheiding van kerk en staat of geen godsdienstvrijheid is kan men zich niet aan het kerkrecht onttrekken. Kennis over het canonieke recht vond men eeuwenlang in een reeks kleine en grote verzamelingen. Omdat er gedurende vele eeuwen nauwelijks of geen officiële rechtsverzamelingen of concilieakten werden uitgevaardigd, bleef het kerkelijk recht tamelijk diffuus. In de elfde eeuw herleefde in Italië de studie van het Romeinse recht. In het kielzog hiervan groeide de aandacht voor het kerkelijke recht. Bisschoppen als Ivo van Chartres en Burchard van Worms legden verzamelingen aan die zowel de uitspraken van concilies en synoden bevatten als ook decreten van pausen. Gratianus legde rond 1140 een eerste versie aan van een veel omvangrijker en beter geordend werk, dat hij zelf de Concordantia discordantium canonum noemde. Latere generaties spraken van het Decretum Gratiani. Dit werk werd de basis voor het onderricht in het canonieke recht in Bologna en elders in Europa. In de twaalfde eeuw nam de stroom van pauselijke uitspraken over juridische geschillen sterk in omvang toe. Vooral onder Alexander III kwamen er steeds meer zogeheten decretalen (litterae decretales), vonnissen in briefvorm. Gedelegeerde rechters deden overal in Europa in naam van de paus uitspraak over allerlei soorten conflicten. Juristen waren zeer geïnteresseerd in deze vonnissen. Zij bewerkten deze decretalen zodanig dat de saillante onderdelen die rechtsvernieuwende werking hadden er het hoofdbestanddeel van vormden. Er ontstond een reeks verzamelingen van dergelijke decretalen, de Quinque Compilationes. Gregorius IX gaf de Spaanse Dominicaan Raymundus van Peñafort opdracht om uit de vele duizenden decretalen van zijn voorgangers een nieuwe officiële verzameling samen te stellen met exclusieve werking: de decretalen die niet erin werden opgenomen, verloren hun rechtskracht. In 1234 verschenen de Decretales Gregorii IX, meestal de Liber Extra genoemd. De paus liet deze verzameling met bijna 2000 decretalen meteen aan de universiteiten van Bologna en Parijs sturen. Paus Bonifatius VIII gaf drie canonisten de opdracht om een aanvullende verzameling decretalen te redigeren. Dit werk verscheen in 1298 en heet meestal de Liber Sextus. Latere verzamelingen uit de veertiende eeuw zijn de Clementinae (1317) en de Extravagantes Johannis XXII (1325-1327). In 1582 verschenen al deze verzamelingen voor het eerst onder één titel, Corpus Iuris Canonici, in druk, nadat er al eerdere vele tientallen losse drukken waren verschenen in de vijftiende eeuw. Eind zestiende eeuw kwam er een officiële pauselijke editie van deze bronnen van het canonieke recht, waartoe de zogeheten correctores Romani de betreffende werken nog verder hadden bewerkt. Het canoniek recht werd vanaf de elfde eeuw voorwerp van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Men noteerde eerst commentaar en verwijzingen in de marge van de tekst, als glossen zoals ook in andere disciplines het geval was. Net als bij het Romeins recht kwamen er syntheses in de vorm van summae, commentaren in de vorm van (bewerkte) hoorcolleges (lecturae), monografieën over speciale onderwerpen (repetitiones) en traktaten. Van een aantal pauselijke gerechtshoven, zoals de Rota Romana en de Poenitentiaria en van sommige officialen, kerkelijke rechters aan bisschoppelijke rechtbanken, zijn vele vonnissen bewaard gebleven. Dit materiaal biedt zicht op de praktijk van het middeleeuwse kerkelijke recht. Het middeleeuwse canonieke recht kan niet los worden gezien van de bestudering van het Romeinse recht in de middeleeuwen, en vice versa: beide zijn van belang voor inzicht in de middeleeuwse rechtsgeschiedenis. In 1904 maakte Pius X het plan tot codificatie van het canonieke recht bekend. Onder leiding van kardinaal Pietro Gasparri werd het werk hieraan in 1916 voltooid. Op Pinksteren 27 mei 1917 werd de codex door Benedictus XV afgekondigd. Deze codex (CIC 1917) werd van kracht op Pinksteren 19 mei 1918. Op 25 januari 1959 stelde Paus Johannes XXIII een herziening van de codex in het vooruitzicht en op 28 maart 1963 werd hiertoe een commissie van 29 kardinalen ingesteld, onder leiding van Pietro Ciriaci. Deze commissie werd door paus Paulus VI in 1967 uitgebreid en bestond sinds toen uit 70 kardinaal-leden en 125 consultoren uit de gehele wereld. De huidige Codex Iuris Canonici (CIC 1983) is door Paus Johannes Paulus II op 25 januari 1983 afgekondigd. De nieuwe "wetgeving" kreeg kracht van "wet" vanaf de eerste dag van de advent van datzelfde jaar 1983. De 1752 canones zijn over zeven boekdelen verdeeld, die achtereenvolgens de volgende onderwerpen behandelen: algemene normen, het Volk Gods (de gelovigen, de hiërarchie, het gewijde leven), de verkondigingstaak van de Kerk, de heiligingstaak van de Kerk, het zakenrecht, het strafrecht en het procesrecht. De Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (CCEO), het kerkelijk "wetboek" voor de Oosterse Kerken, werd op 18 oktober 1990 gepromulgeerd door de apostolische constitutie Sacri Canones. Behalve aan de priesterseminaries waar kerkelijk recht een vak is, bestaat er aan de Katholieke Universiteit Leuven de bijzondere faculteit kerkelijk recht. Het programma wordt grotendeels in het Engels gedoceerd, om een internationaal publiek aan te trekken. Christy O'Connor sr. (Galway, 21 december 1924 – Dublin, 14 mei 2016) was een Ierse golfprofessional. Hij was een neef van Christy O'Connor jr. O'Connor werd in 1946 professional en speelde vooral op de Britse Tour. Hij won zijn eerste grote toernooi pas in 1955, en was die week de eerste speler die zoveel prijzengeld won. Vanaf dat moment won hij vijftien jaar lang ieder jaar minimaal één toernooi en stond hij altijd in de top-10 van de Britse Order of Merit. Hij speelde tien keer achter elkaar de Ryder Cup, een record in die tijd totdat Nick Faldo het record in 1997 verbrak. Hij speelde 36 partijen, ook een record. Toen hij in 1970 de John Player Classic won, verdiende hij £25,000, wat toen de hoogste prijs ooit was, en vijf keer zoveel als de winnaar van het Brits Open. Toch won hij dat jaar niet de Order of Merit, omdat die toen nog op een puntenstelsel was gebaseerd. Hij heeft nooit het Brits Open gewonnen, maar is wel zeven keer in de top-6 geëindigd. In 1958 had hij de kans om in de play-off te komen door een par op de laatste hole te maken, maar miste zijn putt. David Thomas won de play-off vervolgens van Peter Thomson. In 2005 werd hij benoemd tot erelid van de Europese Tour. In 2008 werd hij in de World Golf Hall of Fame opgenomen . O'Connor won o.a. tienmaal het PGA Kampioenschap in Ierland. De laatste keer was in 1978, toen hij 53 jaar was. In 1960 en 1961 won hij de Vardon Trophy omdat hij aan de top stond van de Britse Order of Merit. Voor de Britse Order of Merit telden de volgende overwinningen: Categorie:Iers golfer De cloaca (Latijn: "riool") is de opening in het lichaam van sommige dieren waardoor zowel ontlasting en urine als genitale afscheidingen (zoals de eieren) worden afgegeven. Het orgaan behoort dus zowel tot de geslachtsorganen als tot het uitscheidingsstelsel. Bijna alle vogels, reptielen en amfibieën hebben een cloaca. Dieren met een placenta (de meeste zoogdieren) en beenvissen hebben in plaats van één cloaca, gedifferentieerd per sekse, gespecialiseerde rectale openingen (zoals de vrouwelijke vagina) en/of alternatieve organen (zoals de mannelijke penis). In de embryonale fase hebben ook zoogdieren (waaronder de mens) een polyvalente cloaca, waaruit zich de gespecialiseerde openingen ontwikkelen. Naast haar functie als afscheidingsopening blijkt de cloaca bij bepaalde diersoorten voor regulatie van de lichaamstemperatuur te worden gebruikt. Bij gilamonsters en incaduiven (Columbina inca) is gezien dat bij heel hoge omgevingstemperaturen via de cloaca extra wordt gekoeld. Categorie:Dierenanatomie Categorie:Anatomie van vogels Categorie:Geslachtsorgaan Categorie:Seksuele anatomie van dieren Cornelis van der Voort (Antwerpen, circa 1576 – Amsterdam, begraven 2 november 1624) was een veelgevraagd portretschilder, voordat Rembrandt aantrad op de Amsterdamse kunstmarkt. Er is weinig bekend over de achtergrond van Cornelis van der Voort. Mogelijk stamt hij uit Utrecht en had hij familie in Delft. Men vermoedt dat hij een leerling was van Cornelis Ketel. Als jonge schilder is hij bezongen door Karel van Mander. In 1606 kocht zijn broer Hans, een kleermaker, drie kavels in de Sint Antoniesbreestraat, waarop twee huizen zijn gebouwd. Hans betrok het hoekhuis en Cornelis het naastgelegen huis, tegenwoordig bekend als het Rembrandthuis. Een paar jaar later verkocht Cornelis het huis. Het is niet bekend of hij er bleef wonen. Omstreeks 1613 was hij lid van de schutterij en schilderde zichzelf op een schuttersstuk. Van der Voort had waarschijnlijk zes kinderen en trouwde twee keer. Het is niet bekend wanneer hij het hoekhuis van zijn broer erfde. Na zijn dood werd de inventaris geveild. Zijn kunsthandel is overgenomen door Hendrick van Uylenburgh. Van der Voort schilderde levensgrote portretten in eigentijdse interieurs, van Cornelis Bicker en zijn vrouw Aertge Witsen, Volckert Overlander, Jan Cornelisz. Geelvinck als een van de regenten van het gasthuis; van Cornelis Pietersz. Hooft en zijn vrouw, van Joan Huydecoper en zijn reeds overleden vrouw, van Nicolaes Tulp en van Samuel Blommaert. Zijn werk was gevraagd en werd hooggeschat. Van der Voort werd hoofdman van het Sint Lucasgilde en had veel invloed op schilders als Rembrandt, maar mogelijk ook op Nicolaes Eliasz. Pickenoy en Thomas de Keyser. Zijn leerlingen waren David Bailly, die werk uit zijn schilderijencollectie kopieerde, Pieter Luyx, Dirk Harmensz. en misschien Pieter Codde. Categorie:Nederlands kunstschilder De Katholieke Koningen is de benaming die in de Nederlandstalige literatuur vaak wordt gebruikt voor het echtpaar Ferdinand II van Aragon (1452-1516) en Isabella I van Castilië (1451-1504). Het is een letterlijke vertaling van het Spaanse Los Reyes Católicos. Een juistere Nederlandse formulering zou zijn De katholieke koning en koningin of Het katholieke koningspaar. De titel werd hen toegekend door paus Alexander VI, als gevolg van de voltooiing van de Reconquista in 1492, en omwille van hun inzet om het katholieke geloof als het ene ware geloof te handhaven in hun rijk. kistenGranada Categorie:Koning van Castilië Categorie:Koning van León Categorie:Koning van Aragón Categorie:Huis Trastámara Categorie:Katholicisme in Spanje Digitaal is afgeleid van het Latijnse woord digitus, dat vinger betekent, en refereert aan het tellen op de vingers. Data en datatransport worden digitaal genoemd als de data slechts een aantal discrete waarden kan aannemen, dit in tegenstelling tot een situatie waarbij data en datatransport analoog zijn, hetgeen betekent dat elke waarde binnen een continuüm mogelijk is. Het aantal discrete waarden is over het algemeen bij digitale toepassingen twee (binair). De getallen uit een digitaal signaal kunnen bijvoorbeeld de amplitude van een analoog elektrisch signaal representeren, zoals een geluidssignaal (audio) of een beeldsignaal (video). Ook logische waarden kunnen met getallen weergegeven worden, bijvoorbeeld "waar" en "onwaar" met respectievelijk 0 en 1 (zie binair). Het omzetten van een analoog signaal naar een digitaal signaal noemt men analoog-digitaal- of AD-conversie. Zowel digitale als analoge technieken kunnen worden gebruikt voor de opslag, overdracht en bewerking van informatie, of de manier waarop een waarde wordt weergegeven, maar de digitale informatieverwerking heeft belangrijke voordelen. In het volgende wordt het begrip digitaal in de meest toegepaste betekenissen uiteengezet, waarbij niet-essentiële details zo veel mogelijk vermeden zijn. De gangbare Engelse terminologie wordt gebruikt als er geen algemeen geaccepteerd Nederlands equivalent is. Om een digitaal systeem een stroom van informatie te laten bewerken, is het nodig dat deze informatie met discrete getallen te beschrijven is. Een goed voorbeeld van zo'n systeem is een digitaal hoortoestel, waarbij die informatie uit geluid bestaat. Dat zo'n toestel deze informatie digitaal bewerkt is, aan de buitenzijde niet te zien, want bij het ontwerp van de uiterlijke vorm hoeft met de digitale werkwijze geen rekening gehouden te worden. Het is niet eenvoudig voorbeelden te bedenken van informatie die niet getalsmatig te beschrijven is; op dit moment is een voorbeeld de informatie die non-verbaal tussen mensen wordt uitgewisseld. In de toekomst is het wellicht mogelijk dit soort informatie uit videobeelden te filteren, zoals nu al wordt gedaan met informatie die gezichtsherkenning mogelijk maakt. Bij de opbouw van een digitaal systeem kunnen een tweetal lagen onderscheiden worden, in nevenstaande figuur met kleuren aangegeven. Informatie in de buitenwereld over allerlei natuurlijke grootheden kan alle mogelijke vormen en waarden hebben. Zo is er bij geluid sprake van (schommelingen van) de luchtdruk als functie van de tijd. De bovenste kleur geeft het domein aan waarin de digitale bewerkingen plaatsvinden en waar informatie uitsluitend getalsmatig te vinden is. Zo is er bij "digitaal geluid" sprake van een reeks discrete getallen die de luchtdruk als functie van de de tijd representeren, dat wil zeggen voor een reeks van op gelijke afstand liggende tijdstippen is de luchtdruk bekend, afgerond naar een waarde uit een vooraf bepaalde rij van luchtdrukken. Digitale bewerking gaat vrijwel altijd elektronisch, maar kan, zoals bij fluidics, ook pneumatisch of hydraulisch gebeuren. In een hoortoestel gaat het elektronisch en er is dus conversie nodig van informatie tussen het digitale/elektronische domein en de buitenwereld. Voor de ingaande/uitgaande informatie gaat dat in twee stappen: Dit betekent dat tussen het digitale domein en de buitenwereld ook nog een analoog domein zal zijn; dit is in de figuur aangegeven met de onderste kleur. Voor een juist begrip van de algemene omgeving van een digitaal systeem is het belangrijk hoe een digitaal systeem met de buitenwereld communiceert. Voor een analoge convertor wordt soms de algemene term transducer gebruikt, met name als er energie van betekenis bij te pas komt, waarbij het rendement belangrijk is. Meestal worden meer specifieke namen gebruikt. Voor dit soort functies wordt ook wel de term sensor gebruikt, met name als de nadruk ligt op grote gevoeligheid, m.a.w. dat kleine veranderingen niet verloren gaan door ruis of onnauwkeurigheden. Indien nodig wordt de elektronische informatie na conversie bijvoorbeeld door een versterker op een geschikte waarde gebracht voor de convertor naar digitale informatie. Wanneer nauwkeurigheid vereist is, wordt ook ijking toegepast. Bij het hoortoestel komt het geluid het systeem binnen via een microfoon, die de luchtdrukschommelingen omzet in analoge elektrische spanningsschommelingen. Andere voorbeelden van dit soort omzetters zijn: Bij een toetsenbord, schakelaar en dergelijke is de conversie naar een digitale signaal triviaal en worden dit soort apparaten geacht direct een digitaal signaal te leveren. Bij het hoortoestel worden elektrische spanningsschommelingen omgezet in analoge luchtdrukschommelingen met een miniatuurluidspreker. Andere voorbeelden zijn: Indien nodig wordt de elektronische informatie vóór conversie door een analoge versterker op de vereiste waarde gebracht. In het algemeen is bij een signaallamp, alfanumeriek display en dergelijke de aansturing met het digitale signaal triviaal en kunnen dit soort apparaten veelal direct met een digitaal signaal overweg. Soms bestaat de conversie alleen maar uit een aanpassing die het mogelijk maakt om een ander digitaal apparaat aan te sturen, zoals bij een digitaal beeldscherm. In deze categorie valt alle apparatuur waar mensen informatie aan kunnen toevoeren of onttrekken op het meest elementaire niveau. Wanneer het resultaat van een bewerking een digitale waarde naar de buitenwereld op moet leveren, wordt deze gewoonlijk als een getal weergegeven. In een aantal gevallen is het wenselijk om deze op analoge wijze aan te geven, bijvoorbeeld door een draaibare wijzer of balkje met variabele lengte, al dan niet met geijkte schaalverdeling. Een analoge uitlezing kan in één oogopslag globaal afgelezen worden, zelfs als het oog er niet direct op gericht is. Voorbeelden van meetapparaten die vaak werken met een analoge uitlezing zijn klok, weegschaal, snelheidsmeter, thermometer en manometer. Het voordeel van de digitale uitlezing is dat deze exact is, een mogelijk nadeel is dat hierdoor onterecht de indruk van volstrekte betrouwbaarheid kan ontstaan. Als zowel snel als exact aflezen nodig zijn, wordt vaak van een gecombineerde weergave gebruikgemaakt, zoals bij een glazen cockpit. Bij analoog-digitaalomzetting wordt de waarde van een natuurkundige grootheid gemeten, met een getal als resultaat. Een alledaags voorbeeld is het meten van de lengte van een gegeven plank met een duimstok met als resultaat een getal dat deze lengte van die plank aangeeft in centimeters. Meer in het algemeen: zij A een waarde van een natuurkundige grootheid en M een constante waarde van die grootheid, en deelt men A door M waarbij het resultaat D afgerond wordt op het dichtstbijzijnde gehele getal, dan is het getal D de digitale waarde van A voor een maatstaf M. Dit proces wordt uitgevoerd door een analoog-digitaalomzetter, ook aangeduid met "AD-convertor" of "ADC". Omdat A een afgeronde waarde is, wijkt D maal M af van A. In de praktijk wordt voor M een zodanig kleine waarde gekozen, dat de afwijking acceptabel is. Wanneer de maatstaf zelf onnauwkeurig is, werkt deze onnauwkeurigheid door op D en W. Bij een analoge datastroom wordt de conversie op opeenvolgende tijdstippen uitgevoerd en behoort dit tijdstip ook tot het resultaat van de conversie, zodat zowel de analoge grootheid als de tijd beiden als digitale waarde beschikbaar komen. Bij digitaal-analoogomzetting wordt een getal omgezet naar de waarde van een natuurkundige grootheid. Een voorbeeld is het aftekenen van een bepaalde lengte, gegeven in centimeters, op een plank met behulp van een duimstok. Algemeen: zij D een digitale waarde en M een constante analoge waarde van een natuurkundige grootheid, en vermenigvuldigt men D met M, dan is het resultaat A de analoge waarde van die grootheid. Dit proces wordt uitgevoerd door een digitaal-analoogomzetter, ook aangeduid met "DA-convertor" of "DAC". Voor de omzetting naar een analoge datastroom zijn de tijdstippen van de conversie ook belangrijk. Bij het ontwerpen van een analoog-digitaalomzetter of een digitaal-analoogomzetter moeten de grootte van de maatstaf en het bereik bepaald worden en daarmee de stapgrootte en het aantal stappen dat nodig is. Dit hangt af van de toepassing. Voor muziekweergave wordt een waarneembare stapgrootte en een gebrek aan dynamiek als storend ervaren; hier zijn veel kleine stappen aan de orde. Bij datatransport/dataopslag worden discrete waarden getransporteerd/opgeslagen en die moeten uiteraard zo goed mogelijk als dezelfde discrete waarden waarneembaar blijven bij ontvangst/lezen. Dit betekent dat de afzonderlijke bits van het datasignaal waarneembaar moeten blijven. In de praktijk is het aantal stappen veelal slechts 1 (0 en 1); in het extreme geval van QAM-256 bij kwadratuur-amplitudemodulatie is het aantal gebruikte discrete waarden 256, zoals de naam al aangeeft. Bij een numeriek display zou men een getal van twee decimale cijfers kunnen weergeven als een balkje waarvan de lengte in millimeters gelijk is aan de waarde van dit getal; alhoewel correct, is deze weergave onvoldoende om in één oogopslag de juiste waarde te kunnen aflezen. Als men dit wil, moet er een beter onderscheid gemaakt kunnen worden. Zo kunnen met een zevensegmentendisplay, voor één decimaal cijfer, 10 discrete waarden voor de toestand van ieder segment worden gekozen die voor de 7 segmenten gecombineerd corresponderen met de waarden 0 t/m 9 en die direct als cijfer herkenbaar zijn. De digitaal-analoogomzetter (digitale waarde naar lichtintensiteit) is hier triviaal: het segment staat 'aan' of 'uit'. Slechts 1 bit per segment is nodig en veelal kunnen segmenten direct door een digitaal signaal worden aangedreven. In extreme gevallen, bijvoorbeeld bij de meest nauwkeurige meetinstrumenten, wordt de keuze begrensd door technische beperkingen. Voor de digitale bewerking wordt gebruikgemaakt van digitale bouwstenen die logische of booleaanse functies kunnen uitvoeren, dat wil zeggen wiskundige functies met als input én als output binaire waarden, die hier als "0" en "1" zijn gedefinieerd. Een instantie van een binaire waarde wordt bit genoemd, een samentrekking van "binary digit". Net zoals in het decimale stelsel met meerdere cijfers willekeurig grote getallen kunnen worden gevormd, kan dit ook met meerdere bits. Zo kunnen met 64 bits de gehele getallen tot ruwweg 1,84 x 1019 (meer dan 1 met 19 nullen erachter) weergegeven worden. Twee fundamentele logische functies zijn y=NIET(a) en y=EN(a, b) en van deze twee kunnen alle mogelijke andere logische functies worden afgeleid. Zo is y=OF(a, b) identiek met de functie y=NIET(EN(NIET(a), NIET(b))), zoals in nevenstaande figuur aangegeven is. Met combinaties van digitale bouwstenen, ook wel combinatorische logica genoemd, kunnen alle denkbare digitale functies ontworpen en gebouwd worden, zoals een rekenmachine of microprocessor. Geheugenfuncties zijn bijzonder, omdat deze binaire waarden kunnen onthouden, in de zin dat deze waarden op ieder gewenst moment kunnen worden gebruikt door andere logische functies en dat deze waarden door een of meer toegevoegde functies vastgelegd kunnen worden. Een voorbeeld is de set-reset-flipflop, gevormd door y=EN(NIET(a), NIET(z)) en z=EN(NIET(b), NIET(y)); normaal zijn a en b beide 0 en veranderen y en z niet. Als a kortstondig 1 is, wordt y=0 en als gevolg daarvan wordt z=1. Als daarentegen b kortstondig 1 is, wordt z=0 en als gevolg daarvan wordt y=1. De set-reset-flipflop wordt toegepast in de zogenaamde D-flipflop (delay flipflop) met de functie y=DFLIPFLOP(d,c) waarbij y de waarde overneemt van d op een van de overgangen van het 'kloksignaal' c, dat periodiek wisselt tussen 0 en 1. Dit is een voorbeeld van een geklokt systeem, waarin alle toestandsveranderingen op de "tik" van de klok in gang gezet worden en voltooid zijn vóór de volgende tik. Logische bouwstenen worden vrijwel uitsluitend als zogenaamd geïntegreerd circuit gerealiseerd, waarbij het aantal gebruikte transistors kan variëren van enkele tientallen tot miljarden voor een krachtige microprocessor of een groot geheugen. In het algemeen wordt een digitaal signaal gevormd door een digitale bouwsteen, zodanig dat de uitgangsspanning ervan op opeenvolgende tijdstippen de waarde van één bit vertegenwoordigt; tussen die tijdstippen kan een wisseling van waarde plaatsvinden. Die wisseling duurt enige tijd, doordat digitale bouwstenen uiteindelijk uit analoge elektronische componenten zijn opgebouwd; gedurende die tijd is de waarde van de bit niet eenduidig bepaald en dus onbetrouwbaar. In een geklokt systeem zijn op het moment van een kloktik alle uitgangsspanningen stabiel, daarna kunnen spanningswisselingen optreden en die zijn uitgewerkt op het moment van de volgende kloktik. Op deze wijze wordt er uitsluitend met betrouwbare bitwaarden gewerkt. In het volgende staan 0V en +V voor de elektrische spanningen die representatie zijn voor de bitwaarden 0 en 1. Digitale bouwstenen worden zo ontworpen, dat wanneer de spanning op een ingang geleidelijk van 0V, de lage voedingsspanning, naar +V, de hoge voedingsspanning, toeneemt, deze spanning eerst als "laag" gewaardeerd wordt en pas halverwege als "hoog". Het precieze omslagpunt van "laag" naar "hoog" kan variëren als gevolg van toleranties tijdens de fabricage. Als de ingangsspanning dus 0V of +V is, heeft storing geen invloed zolang het omslagpunt niet gepasseerd wordt. Het is deze eigenschap die digitale bouwstenen en foutloze transmissie van digitale signalen mogelijk maakt, want in de praktijk is een zekere mate van storing niet te vermijden. Een digitaal signaal kan met een elektrische geleider naar een dichtbijgelegen digitale bouwsteen getransporteerd worden, zoals binnen dezelfde geïntegreerde schakeling of hetzelfde elektronische paneel. Hierbij hoeven meestal geen bijzondere maatregelen genomen te worden, omdat de foutenkans door de intrinsieke ongevoeligheid voor storing praktisch verwaarloosbaar klein is. Een oogpatroon is een fraaie manier om een digitaal signaal weer te geven. Hierin worden alle mogelijke overgangen tussen twee kloktikken over elkaar weergegeven. Voor een binair signaal zijn dat de 4 overgangen 0-0, 0-1, 1-0 en 1-1. Als een bouwsteen dicht op de maximale snelheid werkt, duren die overgangen een belangrijk deel van de klokperiode en verlopen zij idealiter volgens een vloeiende kromme, zoals in de bovenste figuur. In de praktijk verlopen die overgangen minder vloeiend en komt daar ook nog storing bij. Zo ontstaat de realistischer onderste figuur, waarbij ook de grens tussen de 0 en 1 niet meer precies in het midden ligt; desondanks is het onderscheid tussen beide waarden nog steeds volkomen duidelijk op de momenten van de kloktikken. Wanneer de fysieke afstanden groter worden in verhouding tot de tijd die een bit erover doet om die afstand af te leggen, kunnen er allerlei storende effecten optreden; die effecten, en de oplossingen ervoor, worden behandeld in het hoofdstuk 'Digitale datatransmissie'. Digitale bewerking op complexe data is vrijwel altijd gelaagd van structuur. Een laag is hier gedefinieerd als een domein waarin specifieke soorten informatie een bewerking of transformatie ondergaan. Om dit te illustreren volgen twee schematische voorbeelden die passen op nevenstaande figuur. Deze voorbeelden dienen uitsluitend voor een juist begrip. Van een streng gelaagde opbouw kan om praktische redenen worden afgeweken; in extreme gevallen kan dit bij computerprogramma's leiden tot zogenaamde spaghetti-code. Voorbeeld 1, digitaal hoortoestel Bewerking 3 is bijvoorbeeld de Fast Fourier transform of FFT, die reeksen amplitudes van de geluidsdruk omzet naar reeksen frequentiespectra; ieder spectrum bevat de afzonderlijke amplitudes van een groot aantal frequentiebanden. Het voordeel is dat iedere frequentieband apart geregeld kan worden door eenvoudigweg bij bewerking 4 de bijbehorende amplitude te vergroten of te verkleinen. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld de hoge frequenties selectief versterkt worden om een verminderde gevoeligheid van het oor voor deze frequenties te compenseren. Voorbeeld 2: Bewerking van een versleuteld tekstdocument Multiplexing heeft betrekking op gedeeld gebruik van een hulpmiddel. Bij inverse multiplexing (zie externe link) worden daarentegen meerdere instanties van een hulpmiddel gelijktijdig benut. Bij bewerking, transport en opslag van digitale informatie worden deze beide toegepast, vaak aangeduid met specifieke termen. In dit artikel wordt de term "multiplexing" gebruikt voor de algemene situatie dat N instanties van een hulpmiddel benut worden voor het bereiken van M doelen. Bij bewerkingen is het bovengenoemde hulpmiddel: een taak of deelbewerking die zelfstandig wordt uitgevoerd. De taak bestaat meestal uit één of meer achtereenvolgende digitale bewerkingen, die door één processor wordt (of worden) uitgevoerd. In voorbeeld 1 werd een voorbeeld van een digitaal hoortoestel gegeven, dat met één audiokanaal werkt. Als een soortgelijke functie met bijvoorbeeld 3 kanalen geïmplementeerd wordt, zou men de functie 3 maal in zijn geheel kunnen opbouwen, zoals aangegeven in het linkergedeelte van bovenstaande figuur. Dat is natuurlijk erg inefficiënt en ook niet nodig, want bij een gelaagde bewerkingsstructuur kan tussen iedere twee lagen multiplexing plaatsvinden. Bij de 3-kanaals audiotoepassing zijn alleen de in- en uitgangstransducer voor ieder kanaal apart nodig. Dit kan door tussen laag 1 en 2 een multiplexer te plaatsen, zodat laag 2 en daarboven gemeenschappelijk gebruikt kunnen worden. Hierbij is er dan sprake van een analoge multiplexer, ofwel een elektronische commutator. De multiplexer zou ook tussen laag 2 en 3 geplaatst kunnen worden, maar nu is voor ieder kanaal een afzonderlijke AD-conversie nodig, zodat dit in de praktijk niet zal voorkomen. In het rechtergedeelte van de figuur zijn een paar mogelijke voorbeelden van multiplexing weergegeven. In de figuur moet ieder bewerkingsblok als een taak worden opgevat en dat geldt dus ook voor de transducer- en AD-conversie; de "processors" die zich met deze taken bezighouden, worden vrijwel nooit als processor aangeduid, omdat het hier over functies gaat die met relatief eenvoudige middelen gerealiseerd worden. Men kan de volgende gevallen onderscheiden. Verschillende taken kunnen verschillende prioriteiten hebben. In het algemeen worden taken onderbroken om voorrang te geven aan taken met hogere prioriteit als die daarop staan te wachten. Dit wordt preëmptieve multitasking genoemd en dit wordt geregeld door een speciale werkverdelertaak (scheduler) die de allerhoogste prioriteit heeft. Taken zijn bewerkingen op digitale informatie waarvan in- en uitgangswaarden meestal via geheugenfuncties uitgewisseld worden (zie externe link: shared memory). Die uitwisseling wordt interprocescommunicatie genoemd. Om inconsistenties te voorkomen, mag er maar één taak tegelijk schrijfbewerkingen uitvoeren en mag er geen enkele taak leesbewerkingen uitvoeren tijdens schrijfbewerkingen. De functie om dit af te dwingen wordt synchronisatie genoemd. Voor interprocescommunicatie kan ook van datatransmissie gebruikgemaakt worden: dan worden taken op verschillende fysieke locaties uitgevoerd en dat kan zelfs wereldomvattend zijn. Men spreekt dan van distributed computing en het internet kan worden opgevat als een extreem voorbeeld daarvan. Bij het multiplexen van transportcapaciteit worden N transportmedia gebruikt om M informatiestromen te transporteren. Bij N=1 en M>1 gaat het dan om normale multiplexing, zie ook TDM en FDM (externe link: Frequency Division Multiplexing). Bij N>1 worden de informatiestromen verdeeld over meerdere media; dit kan worden gedaan als de benodigde transportcapaciteit van 1 medium niet toereikend is. Zie verder het hoofdstuk "Digitale datatransmissie". Er bestaan verschillende contexten waarin er sprake is van multiplexing van opslagcapaciteit. Voor het opslaan van informatiestromen die uit verschillende componenten bestaan, worden in het algemeen N datastructuren gebruikt om M componenten in op te slaan. Hierbij bestaat 1 component uit een aantal aaneengesloten bits informatie. Een datastructuur is in het algemeen een aaneengesloten rij geheugenadressen met een indeling die voor iedere component een aparte plaats biedt. Voor bijvoorbeeld een videostroom zouden twee componenten kunnen worden gebruikt (M=2), één voor beeld en één voor geluid, en de datastructuur bestaat dan uit die twee groepen; N van deze datastructuren bevatten dan de complete videostroom. Informatiestromen worden eerst opgeslagen in aaneengesloten datastructuren, het resultaat is een informatiebestand dat de complete informatiestroom bevat, bijvoorbeeld een complete videostroom. Vaak worden structuren bepaald door standaard-codecs voor audio-, video- en beeldinformatie met respectievelijk MP3, H.264 en JPEG als voorbeelden. In een andere context worden N geheugens gebruikt om M informatiebestanden op te staan. Bij N=1 is de situatie zoals bij het hoofdgeheugen van een computer, dat verschillende informatiebestanden kan bevatten. Bij een harde schijf kan het fysieke opslagmedium verdeeld in N partities, die iedere M informatiebestanden kunnen bevatten. Bij Redundant Array of Independent Disks (RAID) worden N fysieke opslagmedia gebruikt om M informatiebestanden op te staan. Bij een virtueel geheugen wordt 1 fysiek computergeheugen gebruikt om M computerprogramma's ieder een privécomputergeheugen te geven, dat zelfs meer ruimte kan bieden dan het fysieke geheugen zelf. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het feit dat bij multiprocessing taken die staan te wachten het fysieke geheugen niet nodig hebben, zodat de gegevens die in het fysieke geheugen staan tijdelijk elders opgeslagen worden, meestal op een harde schijf. Dit wordt ook wel swapping genoemd. Omdat taken meestal maar met een klein deel van de opgeslagen informatie aan het werk zijn, hebben ze alleen daarvoor het fysieke geheugen nodig, de rest mag ook elders opgeslagen zijn. Zie verder onder Digitale dataopslag. Het begrip "hardware" wordt gebruikt om fysieke elektronische componenten aan te duiden die een bepaalde digitale functie vervullen. Op het meest elementaire vlak zijn dit samenstellingen van logische bouwstenen, waarvan de functie wordt bepaald door de elektronische verbindingen tussen die bouwstenen. Bij samenstellingen als een PLA (Programmable Logic Array), FPLA (Field Programmable Logic Array) of FPGA (Field Programmable Gate Array) worden die verbindingen door elektronische signalen bepaald en kunnen deze soms achteraf gewijzigd worden. Met samenstellingen van digitale bouwstenen kunnen functies met de grootst mogelijke snelheid en betrouwbaarheid uitgevoerd worden. Een computer-processor is een digitale schakeling die een set vaste digitale functies bevat; een computerprogramma bepaalt de totale functionaliteit door te selecteren welke van die functies achtereenvolgens uitgevoerd worden. In het algemeen wordt dit programma, voor het start, eerst vanaf een zogenaamd niet-vluchtig geheugen in een snel vluchtig geheugen geladen, waaruit de processor de instructies ophaalt die bepalen welke functies uitgevoerd moeten worden. Een programma op een niet-vluchtig geheugen, zoals een harde schijf of een vergelijkbaar medium, wordt algemeen aangeduid als software. Bij complexere hardware kan er ook sprake zijn van een computerprocessor en een ingebouwd programma dat bepalend is voor de functie; zo'n programma wordt meestal firmware genoemd, om aan te geven dat het hier om "stevig" ingebouwde software gaat die zich minder makkelijk laat wijzigen. Firmware treft men aan bij bijvoorbeeld de harde schijf, de dvd-rewriter en de inkjetprinter, in veel hardware controllers zoals "SATA Controller", "Netwerk Interface Controller" en "Audio Controller" en in veel digitale video- en audioapparatuur, waaronder ook het digitale hoortoestel. Met software bedoelt men in het algemeen programma's die routinematig geladen, gestart, gestopt, verwijderd en veranderd worden. Software is fragiel, omdat deze meestal zo complex is, dat de goede werking niet altijd gegarandeerd kan worden. Daardoor kan het gebeuren dat het programma zelf verstoord wordt, met onvoorspelbare resultaten. In het gunstigste geval stopt het programma (men spreekt dan van een crash), maar het kan ook voorkomen dat zonder waarschuwing foutieve bewerkingen worden uitgevoerd. Firmware is in de regel wat minder complex en daarmee stabieler dan software. Een aparte klasse van software is het besturingssysteem, dat een set vaste complexere functies bevat die algemeen door programma's gebruikt kunnen worden, zoals het beheer van hardware, geheugen, taken, deeltaken en interprocesscommunicatie- en synchronisatie, zodat die programma's zich uitsluitend op hun specifieke taak kunnen richten. Stuurprogramma's (device drivers) zijn speciale delen van het besturingssysteem die het mogelijk maken op generieke wijze met specifieke hardware te werken. Een besturingssysteem treft men niet alleen aan in een pc of een grotere computer, maar ook in een tablet-pc en smartphone. Wordt geen OS gebruikt, dan spreekt men van een "stand-alone" systeem, waarbij het gehele programma als firmware is uitgevoerd. Complexe firmware kan ook een besturingssysteem omvatten. Men spreekt dan van een "Embedded OS". Samenvattend is er bij digitale systemen steeds sprake van een eenvoudige abstractie van een complexe functie waarbij die complexe functie zelf een samenstelling is van een aantal eenvoudige abstracties op een lager niveau. Het laagste digitale niveau wordt gevormd door functies van digitale bouwstenen, die op hun beurt weer samenstellingen zijn van abstracties van analoge componenten, zoals transistors. Transistors zijn op hun beurt weer abstracties van eigenschappen van specifieke halfgeleiderstructuren en zo voortgaand, komt men uiteindelijk op de intrinsieke eigenschappen van quarks en elektronen, welke de basis vormen waarop dit alles berust. Zoals opgemerkt bij "digitale signalen en storing", zijn de signalen afkomstig van digitale bouwstenen niet geschikt om zomaar over langere afstand getransporteerd te worden. Wanneer de afstanden groter worden, in verhouding tot de tijd die een bit erover doet om die afstand af te leggen, ontstaan er problemen die te maken hebben met de complexe vorm van het digitale signaal. In het algemeen geldt dat snelle signaalveranderingen de grootste problemen opleveren; ze bevatten frequentiecomponenten die met verschillende snelheden door het medium kunnen reizen, zodat bits in de tijd uitgesmeerd worden. Bovendien veroorzaken snelle signaalveranderingen in transmissiekabels met meerdere geleiders verstoring door overspraak tussen die geleiders. Daarom wordt het digitale signaal door een modulator gevoerd die de veranderingen zo vloeiend mogelijk maakt, veelal door verandering tussen twee opeenvolgende waarden volgens een halve periode van een cosinusfunctie te laten verlopen (zie externe link: raised cosine filter). Het digitale signaal kan als een binair signaal worden verzonden, maar door een hoger talstelsel te gebruiken, wordt de tijd tussen twee veranderingen groter; het nadeel is een kleinere storingsmarge, doordat bij gelijk vermogen de verschillen tussen de signaalniveau's kleiner zijn. Een theoretische grens voor de hoeveelheid informatie die bij een bepaalde bandbreedte van het transmissiemedium en een hoeveelheid storende ruis verstuurbaar is, wordt gegeven door de wet van Shannon-Hartley. Bij een quaternair signaal worden steeds twee opeenvolgende bits samengenomen, waarmee 4 corresponderende signaalniveau's gemaakt kunnen worden die tweemaal zo langzaam veranderen vergeleken met een binair signaal met dezelfde bitsnelheid. Aan de ontvangstzijde wordt een speciale vorm van AD-conversie toegepast, welke synchroon met de momenten, dat het ontvangen signaal het minst snel verandert, de waarde van dit signaal bepaalt. Ook hier wordt voldoende marge toegepast om fouten door niet te grote verstoringen te vermijden. In nevenstaande figuur worden twee oogpatronen weergegeven met de mogelijke overgangen tussen opeenvolgende signaalniveau's. Voor een binair signaal zijn dat de 4 overgangen 0-0, 0-1, 1-0 en 1-1, voor een quaternair signaal zijn dat er 16: 0-0, 0-1, 0-2, 0-3, 1-0, 1-1, 1-2, 1-3, 2-0, 2-1, 2-2, 2-3, 3-0, 3-1, 3-2 en 3-3. Andere problemen kunnen ontstaan door de aanwezigheid van een gelijkstroomcomponent in het signaal en door de afwezigheid van voldoende timinginformatie. Hiervoor zijn oplossingen bedacht die gebruikmaken van lijncodering. Het bovenstaande is maar een kleine greep uit het aantal transmissietechnieken op het niveau van bits. Het signaal in het transmissiemedium wordt meestal ook een digitaal signaal genoemd, hoewel het volledig kan afwijken van het oorspronkelijke digitale signaal van een digitale bouwsteen. In de praktijk worden 8 bits meestal gebundeld tot een octet of byte, meerdere octetten worden weer samengevoegd tot frames. Maatregelen worden getroffen om het begin van ieder frame te kunnen vaststellen; bij ontvangst worden de bits achtereenvolgens in een tijdelijk geheugen samengevoegd tot vastgesteld is dat er een frame is ontvangen, waarna dit beschikbaar is voor verdere bewerking (zie ook: Frame Synchronization; externe link). Frames kunnen worden voorzien van redundante informatie die in principe detectie en reparatie van bitfouten mogelijk maakt (zie kanaalcodering). Wanneer er frames met niet gerepareerde fouten worden ontvangen, kan om herhaling van de transmissie worden gevraagd. Wanneer bijvoorbeeld de inhoud van een boek moet worden overgezonden, dan kan met 1 byte iedere benodigde letter, cijfer of leesteken worden weergegeven. Een frame zou voor een woord gebruikt kunnen worden; als er ook nog zaken als pagina's, hoofdstukken, inhoudsopgave, register, grafisch materiaal enz. moeten worden ondersteund, dan zal het duidelijk zijn dat het niet bij eenvoudige frames kan blijven. Deze zaken vormen het onderwerp van datatransmissieprotocollen die in functionele lagen zijn geïmplementeerd. Die protocollen lossen problemen op die ontstaan als gevolg van storingen en onderbrekingen van de signaaloverdracht, het combineren van digitale signalen, het routeren van deze signalen over een netwerk, het opzetten en afbreken van een datatransmissie en de representatie van datastromen. De lagere transmissieprotocollen worden veelal geïmplementeerd in hardware, zoals netwerkcontrollers, routers en modems, vaak met behulp van een DSP met firmware. Zie ook OSI-model, TCP/IP en User Datagram Protocol. In de voorbeelden is er sprake van transmissie in één richting (simplex), meer gebruikelijk is een duplexverbinding waarmee transmissie in beide richtingen plaatsvindt. In de figuur zijn als voorbeeld twee digitale bewerkingslagen onder elkaar aangegeven. Informatie die het blok aan de zendzijde binnenkomt, gaat fysiek naar het blok eronder, maar het lijkt net alsof deze informatie rechtstreeks naar het corresponderende bovenste blok aan de ontvangstzijde gaat. Dit noemt men peer-to-peercommunicatie tussen gelijkwaardige protocol-lagen. Zo worden via het bovenste blok complete bestanden overgezonden, terwijl in werkelijkheid dit blok ieder bestand in frames opdeelt en die frames fysiek doorstuurt naar het eronder gelegen blok, waarbij het weer lijkt alsof die frames rechtstreeks naar het corresponderende blok aan de ontvangstzijde gaan. In het bovenste blok aan de ontvangstzijde worden de frames weer samengevoegd tot complete bestanden. Transmissie van een digitaal signaal vindt plaats via een (fysiek) transmissiemedium. Gangbare fysieke media zijn: Voor deze en andere media bestaan specifieke transmissieprotocollen, waarvan er veel gestandaardiseerd zijn om deze algemeen te kunnen gebruiken. Wordt bij digitale datatransmissie informatie als een tijdfunctie via een transportmedium overgedragen, bij digitale dataopslag wordt de informatie als een adresfunctie op een medium geschreven en later afgelezen, waarbij ieder adres correspondeert met een unieke fysieke plaats op het medium. De schrijffunctie brengt een permanente verandering op het medium aan, de leesfunctie kan later vaststellen wat die verandering inhield. Voor opslag op een analoog medium wordt in het eenvoudigste geval op ieder adres 1 bit informatie aangebracht, dat wil zeggen na de schrijfbewerking kan de leesfunctie één van twee mogelijke toestanden op dat adres vaststellen. Er kan echter ook worden gewerkt met symbolen die meer dan twee waarden kunnen hebben, bijvoorbeeld ternaire of quaternaire waarden, waarbij via een DA-convertor een signaal geproduceerd wordt, waarmee door de schrijffunctie op ieder adres één van respectievelijk 3 of 4 mogelijke toestanden wordt aangebracht. Op deze wijze kan, in principe, de informatiedichtheid groter gemaakt worden. Net als bij digitale bouwstenen is er hier ook voor gezorgd dat een niet te grote verstoring van het medium geen effect heeft op de waarneembaarheid van de gebruikte waarden, zodat fouten worden vermeden. Fouten zijn echter niet altijd te voorkomen, maar door redundantie kunnen deze veelal hersteld worden. Een en ander vereist, behalve het eigenlijke medium, meestal een aanzienlijke hoeveelheid elektronica en vaak ook nogal wat mechanische componenten, in de figuur aangegeven met de digitale en analoge bewerkingsblokken. Ook dataopslag kent veel protocollen, waarvan de laagste te maken hebben met aansluitingen en fysieke adressering en hogere met bestandssystemen zoals FAT en NTFS; de hoogste met bijvoorbeeld het bestandsformaat EPUB voor e-boeken. Databases beheren complexe informatie die op een hoog abstractieniveau opgeslagen en weer teruggevonden kan worden. Het meest geavanceerd is de relationele database, die op een gestandaardiseerde wijze benaderd wordt (SQL). Gangbare voorbeelden van opslagmedia voor de fysieke opslag van data zijn: Zie ook Gegevensdrager. In het dagelijkse spraakgebruik wordt 'digitaal' te pas en te onpas gebruikt. Categorie:Elektronica Winkler Prins Encyclopedie Een encyclopedie is een gestructureerde, geschreven verzameling van menselijke kennis, vaak met aanvullingen zoals afbeeldingen, geluidsopnames en videomateriaal. Een woordenboek kan een definitie of een synoniem van een woord geven, maar een encyclopedie legt een begrip uit, verklaart het belang en de ontwikkeling ervan, verhaalt hoe het begrip zich verhoudt tot een meer algemeen kennisgebied en verwijst naar eventuele onderdelen, afgeleiden en deelgebieden. In de academische wereld wordt het woord encyclopedie ook gebruikt voor het leervak dat een algemene inleiding tot de vakwetenschap inhoudt met een overzicht van de verschillende vakdisciplines en dat in de bacheloropleiding wordt aangeboden. Joachimus Fortius Ringelbergius Het Nederlandse woord encyclopedie stamt af van het klassiek Grieks "ἐγκύκλιος παιδεία" (transliteratie: "enkyklios paideia") en betekent letterlijk "algemene vorming". Sommige encyclopedieën bevatten echter uitsluitend specialistische kennis op een enkel gebied. De term werd in 1541 voor het eerst (bijvoeglijk) gebruikt door de Antwerpenaar Joachimus Fortius Ringelbergius (ca. 1499–ca. 1556) in zijn werk Lucubrationes vel potius absolutissima kyklopaideia (Bazel, 1541). Als zelfstandig naamwoord in de titel kwam het als eerste voor in Encyclopaedia seu orbis disciplinarum tam sacrarum quam prophanarum epistemon (Bazel, 1559) van de Kroatische encyclopedist Pavao Skalić (1534-1573). De ordening in rubrieken berust op een wetenschapssystematiek die teruggaat op de Artes Liberales uit het hellenistisch opvoedkundig model, en op de moderne systematiek der wetenschappen zoals die werd ontwikkeld door de filosoof sir Francis Bacon. De alfabetische ordening van een encyclopedie is van recentere datum. Encyclopedieën kunnen algemeen van aard zijn en artikelen bevatten over allerlei onderwerpen, of ze kunnen gespecialiseerd zijn - bijvoorbeeld een medische encyclopedie of een taalkundige encyclopedie. Naast algemene encyclopedieën bestaan er thematische encyclopedieën, bijvoorbeeld op het gebied van de film, gezondheidszorg, kunst, popmuziek, planten, dieren, geschiedenis, wijn, auto's of landen. Bovendien bestaan er encyclopedieën voor bepaalde doelgroepen zoals de Encyclopedie voor de jeugd. Men onderscheidt ruwweg twee manieren waarop de informatie ontsloten wordt: Een encyclopedie wordt samengesteld door encyclopedisten. Doorgaans is er een centrale redactie die vakspecialisten inhuurt om artikelen te schrijven of bij te werken. De aankoop van een encyclopedie op papier was een kostbare zaak, waarmee uitgevers veel geld konden verdienen. De verkoop gebeurde regelmatig via (al dan niet telefonische) colportage, waarbij de verkopers uitgebreid wezen op het belang van het in huis hebben van een encyclopedie (bijvoorbeeld "voor de kinderen"). Een encyclopedie gold vroeger als een aankoop voor het leven. Dat geldt niet voor de digitale versie. Van diverse encyclopedieën op cd-rom komen elk jaar nieuwe versies uit. BrockhausDuits De reeds bij de Grieken aanwezige behoefte om de wetenschappelijke kennis te inventariseren ten dienste van de opvoeding van de vrije burger leidde tot het schrijven van repertoria, die als vroegste voorlopers van de encyclopedie kunnen worden aangemerkt. Zo schreef volgens de overlevering Plato's leerling Speusippos een dergelijk repertorium, dat niet bewaard is gebleven. Het gezamenlijke werk van Aristoteles had een sterk encyclopedisch karakter, omdat daarin systematisch het geheel van kennis en wetenschap uit die tijd werd bestreken. Pas bij de Romeinen vinden we de eerste werken die als een encyclopedie aangemerkt kunnen worden, bijv. de Naturalis Historia van Plinius de Oudere, uit de 1e eeuw. De Etymologiae van Isidorus van Sevilla is een encyclopedisch werk uit de 7e eeuw dat eeuwenlang groot gezag genoot. Een belangrijk werk was ook de Suda, een encyclopedie uit de 10e eeuw over klassieke en Byzantijnse schrijvers. Dankzij de Suda is veel kennis over de Griekse oudheid bewaard gebleven. Uit de 13e eeuw is het Speculum maius van Vincent van Beauvais bekend, een zeer omvangrijk werk van 80 delen. Andere middeleeuwse encyclopedieën zijn onder meer: De Brit John Harris (ca. 1666–1719) wordt vaak genoemd als de eerste die in 1704 het nu bekende encyclopedieformaat bepaalde met zijn Lexicon technicum. Zijn landgenoot Ephraim Chambers publiceerde in 1728 een hierop gebaseerde Cyclopaedia. De eerbiedwaardige Encyclopædia Britannica begon bescheiden: tussen 1768 en 1771 werden drie delen gepubliceerd. De editie van 2010 was de laatste papieren uitgave van de Encyclopædia Britannica. De bekendste van de vroege encyclopedieën is wellicht de Franse Encyclopédie, geredigeerd door Jean le Rond d'Alembert en Denis Diderot, en uitgebracht in 1772. Deze Encyclopédie was sterk polemisch en antiklerikaal: de rooms-katholieke Kerk en het christelijk geloof moesten het ontgelden. Pierre Larousse werkte in die traditie verder. Deze encyclopedie werd in veel landen verboden. De Berlijnse arts Johann Georg Krünitz schreef tussen 1773 en 1796 de eerste moderne Duitse encyclopedie, de Oekonomische Encyklopädie. Van dit werk verschenen (grotendeels postuum) 242 delen met in totaal ongeveer 170.000 pagina's. De Parijse encyclopedist en uitgever Pierre Larousse publiceerde de Grand Dictionnaire universel du XIXe siècle (zeventien delen van elk 1500 bladzijden), die verscheen tussen 1866 en 1877. Bij uitgeverij Larousse verscheen in de periode 1898-1907 ook de Nouveau Larousse illustré (zeven delen, met supplement) van Claude Augé (1854-1924), die opviel door de overvloedige illustraties. Van deze laatste encyclopedie, die meer informatief en educatief van karakter was, werden gedurende dertig jaar meer dan 250.000 exemplaren verkocht. Ongeveer vanaf de jaren 90 van de 20e eeuw verschenen de eerste digitale encyclopedieën: niet op papier, maar op cd-rom of dvd of online toegankelijk. Deze waren al snel veel goedkoper, bij een gelijk aantal of zelfs groter aantal en uitgebreider artikelen, dan de gedrukte exemplaren. Een ander verschil met voorheen was dat aanpassingen aan artikelen snel doorgevoerd kunnen worden en beschikbaar gesteld aan klanten zonder dat deze een jaarlijks te verschijnen supplement moeten aanschaffen of zelfs een hele nieuwe druk moesten bestellen. Dit betekende het einde van de papieren encyclopedieën. Na 1993 zijn er in Nederland geen grote encyclopedieën meer op papier verschenen: de negende druk van de Winkler Prins, verschenen tussen 1990 en 1993, was de laatste. De Encyclopædia Britannica kwam in 1999 kosteloos beschikbaar op het internet; de uitgever hoopte op voldoende advertentie-inkomsten, maar stapte al snel over op betaalde abonnementen. De Encyclopædia Britannica Eleventh Edition, de editie uit 1911 van de Encyclopædia Britannica, is integraal beschikbaar op het Web; deze editie is publiek domein omdat ze meer dan 70 jaar oud is. Een andere encyclopedie, Microsoft Encarta, verscheen in de jaren 1990 op cd-rom en later op het web, maar werd in 2009 stopgezet. Wikipedia is een digitale encyclopedie, uitgevoerd als een wiki. In tegenstelling tot traditionele encyclopedieën, op papier of digitaal, wordt niet alle tekst geschreven (en gecontroleerd) door een professionele redactie. Het is een project waarin iedereen tekst, beeld en geluid kan toevoegen en veranderen. Wikipedia noemt zichzelf de vrije encyclopedie. Critici argumenteren dat door vandalisme en amateurisme van de bijdragers de betrouwbaarheid van de geleverde artikelen snel zal dalen, maar onderzoek hiernaar heeft uitgewezen dat deze nog steeds niet veel verschilt met een 'gesloten' encyclopedie. Dit komt doordat een grote gemeenschap vrijwillige 'Wikipedianen' alle artikelen dagelijks in de gaten houden zodat vandalisme of onzorgvuldige toevoegingen meestal snel opgemerkt worden en verbeterd worden. Binnen enkele jaren is Wikipedia uitgegroeid tot de grootste en meest geraadpleegde encyclopedie ooit. De inhoud is onder een vrije copyleftlicentie (de CC BY-SA en GFDL) beschikbaar en mag dus door iedereen vrijelijk gebruikt worden in eigen geschriften of websites, mits aan de voorwaarden van die licenties voldaan wordt. De eerste volwaardige Nederlandstalige encyclopedie, de Winkler Prins Encyclopedie, werd eigenhandig geschreven door Anthony Winkler Prins en bestond uit zestien delen (1870-1882). De hoogtijdagen voor Nederlandstalige encyclopedieën waren de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. De voornaamste waren: Encyclopedie Categorie:Naslagwerk Categorie:Boek naar type Mount RedoubtKenai SchiereilandAlaska Een eruptie of vulkaanuitbarsting is de bekendste vorm van vulkanisme. De inhoud van de magmakamer van een vulkaan wordt hierbij met wisselend vulkanisch geweld naar buiten toe geledigd. De oorzaak van dit vulkanische fenomeen ligt in het feit dat op 100 kilometer diepte temperaturen heersen van 1000 tot 1300 °C. Het smeltende gesteente wordt hierbij omhoog gedrukt en verblijft in de magmakamer. Wanneer de druk daar te groot wordt, barst een vulkaan uit. Bij een eruptie komen gassen en gesteenten vrij. De uitstoot van gesteenten kan bestaan uit stromen van vloeibaar gesteente, verschillende types lava, en materiaal dat de lucht in wordt geblazen. Dit materiaal (tefra) kan neerkomen als vulkanische bom, sintels en as. Vulkanische stof en as kunnen zo hoog geblazen worden dat zij in de stratosfeer terechtkomen waar het zich over grote delen van de Aarde kan verspreiden en zelfs klimatologische effecten in de vorm van afkoeling kan hebben. Een vulkaan kan zeer lang actief zijn met lange perioden van inactiviteit. Erupties kunnen met tussenpozen van enige tientallen tot duizenden jaren plaatsvinden. Een inactieve vulkaan wordt een slapende vulkaan genoemd. Er worden op het land verschillende eruptietypes onderscheiden: Er zijn ook erupties op de bodem van de oceaan, ook wel onderzeese uitbarstingen genoemd. Onderzeese vulkanen hebben een hogere eruptiefrequentie dan vulkanen op het land, maar deze erupties zijn in het algemeen minder gevaarlijk. Net als vulkanen op het land worden actieve onderzeese vulkanen steeds hoger. Op enig moment komt de top van de vulkaan boven het wateroppervlak uit en ontstaat een vulkanisch eiland. Dit kan zich eventueel als de vulkaan door erosie afgebroken wordt tot een atol ontwikkelen. Voorbeelden van eilanden die op deze manier ontstaan zijn, zijn de Canarische Eilanden, IJsland, Hawaï, Anak Krakatau, en Surtsey. Categorie:Geologie Categorie:Planetologie Categorie:Vulkaanuitbarsting Mercedes Het Formule 1-seizoen 2016 is het 67e Formule 1-seizoen. Pirelli is de enige bandenleverancier in 2016. Nieuw in 2016 is de "ultrasoft"-band, een compound die nog zachter is dan de "supersoft" en die een paarse markering krijgt. Pirelli beslist voorafgaande aan de race welke drie compounds gedurende een raceweekend gebruikt gaan worden. De FIA-reglementen schrijven voor dat coureurs minimaal twee verschillende compounds moeten gebruiken tijdens een race. Gedurende een raceweekend mogen teams dertien setjes banden gebruiken. Pirelli wijst vervolgens, voor iedere auto, twee sets banden aan die bewaard moeten worden voor de race. Daarnaast is er één setje, van het meest zachte compound, dat alleen in Q3 gebruikt mag worden. Er blijven dan nog tien setjes over, van drie verschillende compounds. Naast de droogweerbanden zijn er nog "intermediates" en "full wets" voor gebruik bij lichte of zware regenval. Er werd een voorstel voor een aangepaste kwalificatie ingediend. De kwalificatie zal nog steeds een uur duren en bestaat nog steeds uit drie delen: Q1, Q2 en Q3. Waar in het verleden aan het einde van Q3 en Q2 coureurs afvielen op basis van hun genoteerde tijd aan het einde van de sessie, zal dat nu gedurende de sessie gebeuren. Q1, het eerste deel van de kwalificatie zal zestien minuten duren. Na zeven minuten begint de afvalrace, en heeft de langzaamste coureur 90 seconden om zijn tijd te verbeteren zo niet dan dient hij de baan te verlaten. Iedere anderhalve minuut later valt er weer een coureur af, totdat er vijftien coureurs overblijven. Q2 duurt een kwartier en na zes minuten begint de afvalrace. Dit gaat zo door totdat er acht coureurs overblijven. Q3 duurt veertien minuten en na vijf minuten heeft de langzaamste coureur 90 seconden om zijn tijd te verbeteren, zoniet dan valt hij af. De sessie gaat door waarbij elke 90 seconde een rijder afvalt totdat er met anderhalve minuut te gaan nog twee coureurs over zijn. Op vrijdag 4 maart werd er door de World Motor Sport Council (WMSC) groen licht gegeven voor het invoeren van dit nieuwe kwalificatiesysteem. Het nieuwe systeem zal tijdens de eerste GP van 2016 in Australië worden toegepast. Na de eerste kwalificatie met dit nieuwe systeem werd er meteen erg negatief gereageerd. Het nieuwe systeem zorgde ervoor dat er in Q2 en Q3 van de GP van Australië aan het einde van de sessie niemand meer naar buiten kwam. De spanning die het nieuwe systeem zou moeten brengen kwam er niet. Gelijk na de kwalificatie kwamen de teams bij elkaar en werd er op 20 maart besloten om de FIA te verzoeken om weer terug te gaan naar het oude systeem tijdens de eerstvolgende race in Bahrein. De FIA ging echter niet akkoord met het herinvoeren van het oude systeem. Na de GP van Bahrein is er alsnog voor gekozen het oude kwalificatiesysteem terug te brengen. Dit gebeurde bij de GP van China. Voor het eerst in de historie van de Formule 1 staan er 21 races op de kalender. In 2016 is het stratencircuit van Bakoe toegevoegd als nieuw Formule 1-circuit. De volgende teams en coureurs nemen deel aan het 'FIA Wereldkampioenschap F1' 2016: De FIA ging echter niet akkoord met het herinvoeren van het oude systeem. Na de GP van Bahrein is er alsnog voor gekozen het oude kwalificatiesysteem terug te brengen. Dit gebeurde bij de GP van China. Voor het eerst in de historie van de Formule 1 staan er 21 races op de kalender. In 2016 is het stratencircuit van Bakoe toegevoegd als nieuw Formule 1-circuit. De volgende teams en coureurs nemen deel aan het 'FIA Wereldkampioenschap F1' 2016: Punten worden toegekend aan de top 10 geklasseerde auto's Opmerkingen: Opmerkingen: Categorie:Frans beeldhouwer Categorie:Frans kunstschilder Categorie:Abstracte kunst Garnizoen (van Oudfrans garnison) is een militaire term voor een ongedefinieerd aantal soldaten dat op een specifieke plaats is gestationeerd, oorspronkelijk om die plaats te bewaken, maar tegenwoordig ook vaak met die plaats als thuisbasis. Een garnizoen hield meer in dan alleen maar een aantal soldaten. De meeste soldaten waren getrouwd en waren vergezeld van vrouw en kinderen. Het stationeren van een garnizoen kon alzo leiden tot een plotselinge bevolkingsgroei door de toevoeging van (in sommige gevallen) een complete samenleving binnen een garnizoensstad. Als er veel troepenversterkingen noodzakelijk waren, kon het voorkomen dat, bij gebrek of tekort aan kazernes, soldaten werden gehuisvest bij burgers. Economisch zullen sommige steden mogelijk baat hebben gehad bij zo'n bevolkingstoename. Anderzijds kon het ook gebeuren dat een garnizoen in aantal groter was dan de burgerbevolking. Zo kreeg men in 1603 bijvoorbeeld in 's-Hertogenbosch te maken met een plotselinge bevolkingsgroei van ruim vijfduizend personen, met als gevolg een ingestelde avondklok om orde en rust te bewaren. Rijksmuseum Amsterdam Categorie:Krijgsmacht Gijs Verdick (Laren, 23 juni 1994 – Zwolle, 9 mei 2016) was een Nederlands wielrenner die begin 2016 reed voor Cyclingteam Jo Piels. In de nacht van 2 mei op 3 mei 2016 kreeg Verdick twee hartaanvallen tijdens de Carpathia Couriers Tour in Polen. Hierbij liep hij ook hersenschade op. Op 8 mei werd hij vanuit Polen overgebracht naar het Isala ziekenhuis in Zwolle. Daar overleed hij. Categorie:Nederlands wielrenner De Grand Prix Formule 1 van Spanje 2016 werd gehouden op 15 mei 2016 op het Circuit de Barcelona-Catalunya en werd gewonnen door de Belgisch-Nederlandse coureur Max Verstappen. Het was de vijfde race van het kampioenschap en de eerste Formule 1-overwinning van een Nederlander ooit. Op 5 mei verruilde Red Bull coureur Daniil Kvyat voor Max Verstappen. Kvyat nam de plaats van Verstappen over bij het team Toro Rosso. Testcoureurs in vrije training 1: Esteban Ocon (Renault, P22) Mercedes-coureur Lewis Hamilton behaalde zijn derde pole position van het seizoen door teamgenoot Nico Rosberg te verslaan. Daniel Ricciardo zette zijn Red Bull op de derde plaats, voor teamgenoot Max Verstappen, die zijn eerste kwalificatie voor het team reed. Het Ferrari-duo Kimi Räikkönen en Sebastian Vettel stelde teleur op de vijfde en zesde plaats, voor de Williams van Valtteri Bottas. Toro Rosso-coureur Carlos Sainz jr. en de Force India van Sergio Pérez kwalificeerden zich als achtste en negende, terwijl McLaren-coureur Fernando Alonso het beste kwalificatieresultaat voor zijn team haalde sinds de start van 2015 met een tiende plaats. In de eerste ronde kwamen de Mercedes-coureurs Nico Rosberg en Lewis Hamilton met elkaar in aanraking, wat voor beiden het eind van de race betekende. Daniel Ricciardo nam hierdoor de leiding over, maar door een andere bandenstrategie viel hij later in de race terug. Uiteindelijk wist zijn teamgenoot Max Verstappen de race te winnen, waardoor hij de eerste Nederlander en de jongste coureur ooit (18 jaar en 228 dagen) werd die een Formule 1-race won. Kimi Räikkönen reed ruim twintig ronden op minder dan een seconde afstand van Verstappen, maar kon hem uiteindelijk niet passeren, waardoor hij tweede werd. Zijn teamgenoot Sebastian Vettel werd derde na een lang gevecht met Ricciardo, die echter één ronde voor het eind van de race een lekke band kreeg. Desondanks wist hij nipt Valtteri Bottas achter zich te houden in de strijd om de vierde plaats. Carlos Sainz jr. reed na de chaos in de eerste ronde korte tijd op een derde positie, maar finishte de race uiteindelijk als zesde. Sergio Pérez werd zevende, voor de Williams van Felipe Massa, die een slechte kwalificatie om wist te zetten in een goede race. De laatste punten gingen naar de McLaren van Jenson Button en de Toro Rosso van Daniil Kvyat. Na afloop van de race kreeg Renault-coureur Kevin Magnussen tien seconden tijdstraf vanwege een botsing met teamgenoot Jolyon Palmer in de laatste ronde. Hij zakte hierdoor terug van de veertiende naar de vijftiende plaats. Betreft tussenstanden na afloop van de race. 2016 Spanje Gustave DoréOrlando Furioso Een hippogrief is een fabeldier, half paard en half adelaar. Als nakomeling van een merrie en een griffioen wordt hij afgebeeld als een gevleugeld paard met de kop en de voorpoten van een griffioen. De eerste die het wezen bij naam noemde, was Ludovico Ariosto in zijn in 1516 gepubliceerd episch gedicht Orlando Furioso. Daarin is de hippogrief onder andere het rijdier van Astolfo dat hem tot op de maan brengt. Ariosto werd waarschijnlijk geïnspireerd door enkele regels in Vergilius' Bucolica, Ecloge VIII. Vergilius heeft het over een tijd waarin griffioenen en merries zullen paren, als aanduiding van iets onmogelijks, en dit commentaar was voor Ariosto de inspiratie om zijn hippogrief te scheppen. Als motief in de kunst is het wezen al veel eerder te vinden, zonder dat het als hippogrief benoemd wordt. Zo zou het volgens sommigen terug te voeren zijn op de Perzische simurgh, half vogel, half zoogdier, die een nest maakte in de Boom der Kennis. De hippogrief is een bekend motief uit de heraldiek en wordt soms afgebeeld op wapenschilden. Net als vele andere legendarische wezens is hij ook te vinden in moderne fantasy-spellen, videogames en verhalen zoals de Harry Pottersaga. Het woord hippogrief is afgeleid van het door Ariosto gebruikte Italiaanse ippogrifo, zelf afkomstig uit het Oudgriekse ἵππος/ híppos, dat "paard" betekent, en het Italiaanse grifo dat griffioen betekent. Dit laatste verwijst naar een ander mythisch wezen, een soort arend met het lichaam van een leeuw, beschreven als de vader van de hippogrief. Zoals gezegd kwam de naam van dit fabeldier pas voor de eerste keer voor in Ludovico Ariosto's 16e-eeuws episch gedicht Orlando Furioso. Wezens met kenmerken van de hippogrief zijn echter al van veel vroeger bekend. Onder de mythische dieren van de Perzen was er één met een gemeenschappelijke geschiedenis bij verschillende volken. Van het oude rijk van Elam tot aan de Safawiden (in het Boek der Koningen van de Perzische dichter Ferdowsi), via de Achaemeniden in Persepolis tot bij de Sassaniden was er een fabeldier bekend als simurgh, simorgh of homa. Dit wezen lag aan de basis van de mythe van de griffioen (wiens naam uit het Perzisch stamde) en dus ook aan die van de hippogrief. De simurgh is een enorm gevleugeld dier dat eveneens aan de basis lag van de vogel Roc van de Arabieren, waarvan gezegd werd dat hij moeiteloos een olifant in zijn klauwen kon wegvoeren. Hij wordt dan ook wel eens omschreven als het oosterse equivalent van de hippogrief, maar in tegenstelling tot deze laatste was hij van goddelijke oorsprong. Die vereenzelviging van de hippogrief met de simurgh gaat echter niet goed op, want de simurgh heeft slechts twee klauwen, ook in voorstellingen van de Sjahnama, waarin de figuur van de held Rostam verschijnt. Simurgh is ook de naam die de islamitische wereld aan de feniks geeft. KapitelenPersepolis Sommige 19e-eeuwse auteurs zijn van mening dat de hippogrief verbonden kan worden aan de uit het Oosten afkomstige cultus van Apollo. De mythe van de hippogrief zou Europa dus bereikt hebben via de Grieken. Het is echter verre van zeker dat dit mythische dier verwant is aan Apollo als de god van de zon of als god van de muzen. Volgens Cassandra Eason worden hippogriefen en griffioenen in deze periode vaak met elkaar verward. Beide zijn immers van Perzische oorsprong en ontleend uit de mythologie van de simurgh.. Er zou volgens dezelfde auteur wel een symbolisch verband bestaan tussen de griffioen en de Zon. Zo trekt hij volgens een Griekse mythe de wagen van Apollon. Een beschrijving van een schepsel dat erg lijkt op een hippogrief is te vinden in Prometheus geboeid van Aeschylus, die hem hierin opvoert als een rijdier van de oceaan. Fantasiewezens als gevleugelde paarden waren ook in het Oude Griekenland bekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de mythe van Pegasus, het gevleugelde paard dat de bliksem met zich meedraagt en waarmee de middeleeuwse hippogrief veel morfologische en symbolische gelijkenissen vertoont. Daarnaast kenden de oude Grieken ook de hippalectryon, een wezen dat half paard en half haan is. De hippogrief wordt echter in deze periode niet expliciet genoemd, zoals dat bij de griffioen (met wie hij verward wordt) wel het geval is. Geen enkele legende wordt met zekerheid aan hem verbonden. In de Latijnse literatuur vindt men een beschrijving van de oorsprong van de hippogrief van de hand van Vergilius in zijn Eclogues: "... als griffioenen paren met merries, zullen de schuchtere herten en honden samen drinken", waaruit blijkt dat hij dit als een onmogelijke verbinding zag die niets goeds kon opleveren. Maurus Servius Honoratus, een grammaticus uit de 4e eeuw die met In tria Virgilii Opera Expositio een aantal Latijnse commentaren schreef op Vergilius, voegt hieraan toe dat de griffioenen leven in de bergen van de Hyperborea. Zij zouden geduchte vijanden van de paarden zijn "(in hoc genus ferarum hyperboreis nascitur montibus [...] equis vehementer infesti." Het thema van gevechten tussen dieren wordt ook uitgebeeld op gouden sieraden van de Scythen, met griffioenen die paarden aanvallen. De hippogrief zelf is beschreven (maar niet genoemd) door Plinius de Oudere in zijn Naturalis historia. De oudste voorstelling van een hippogrief zou gevonden zijn in de Balearen, door inwoners van Pisa die het na een veroveringstocht van de eilanden naar hun eigen stad terugbrachten omstreeks de tijd dat de koepel van de kathedraal werd gebouwd. De hippogrief verschijnt opnieuw in de middeleeuwen, dit keer in verband met Karel de Grote en zijn Paladijnen, wat Thomas Bulfinch later beschreef in zijn Legends of Charlemagne, or Romance of the Middle Ages (1863). Zich baserend op het Roelantslied en andere teksten uit de middeleeuwen zou Ariosto de hippogrief later introduceren in de literatuur. De hippogrief is een beetje te beschouwen als de Pegasus uit de middeleeuwen. Volgens een folkloristische traditie werd in de middeleeuwen van dit dier verondersteld dat het leefde in de buurt van Céret in Roussillon. Men zou naar verluidt sporen van zijn klauwen kunnen vinden op een rots in de buurt van de Provençaalse buitenplaats Carol. houtsnedeMontpellier Het is de Italiaanse schrijver en dichter Ludovico Ariosto (1474-1533) die als eerste de naam ippogrifo gebruikte en een beschrijving gaf van het dier in zijn beroemde Orlando Furioso ("Razende Roelant"). Ariosto's tekst gaf aanleiding tot vele interpretaties. Volgens de Orlando Furioso is de hippogrief de (onmogelijke) vrucht van de liefde tussen een merrie en een griffioen. De onmogelijkheid van een dergelijke vereniging wordt geïllustreerd door een gezegde uit de middeleeuwen Jungentur jam Gryp Equis, te vertalen als "griffioenen met paarden laten paren", wat ongeveer hetzelfde betekent als "met sint-juttemis, als de kalveren op het ijs dansen". Ariosto's hippogrief was dus een symbool van een onmogelijke liefde. Hierbij baseerde hij zich waarschijnlijk op Grieks-Romeinse teksten, hoewel dit moeilijk te bewijzen is. Louis-Édouard Rioult In deze Orlando Furioso staat dat er enkele hippogriefen werden waargenomen in de mythische bergen boven de ijzige zeeën van de Noordelijke IJszee. In het epos slaagt de magiër Atlante er dankzij zijn geduld en de beheersing van zijn kunst in een hippogrief uit de kudde aan te trekken en temmen. Het duurt een maand om de hippogrief te laten wennen aan zijn teugels en een ruiter toe te laten om hem te bestijgen. Daarna gehoorzaamt hij zijn meester en brengt hem waar hij het wenst. De magiër Atlante berijdt dit dier voor de ontvoering van jonge meisjes en om vijanden neer te schieten. Zo teisteren de raids van de tovenaar dag en nacht de streek. Later wordt Atlante verslagen door Bradamante en de hippogrief dwaalt verlaten rond. Niemand durft hem te benaderen, tot de ridder Ruggiero het waagt om hem te bestijgen. Het blijkt een val te zijn, opgezet door de magiër die Ruggiero weg wil uit Europa. De ridder laat zich wegvoeren, overgeleverd aan de grillen van het beest. Pas nadat hij veel later van een wijze man raad krijgt, slaagt hij erin om het paard te laten gehoorzamen. Door een strop aan zijn nek vast te maken kan hij het nu wenden en laten stoppen. Vliegend met de snelheid van de wind leiden zijn avonturen hem nu naar verschillende landen, en Ruggiero redt ook prinses Angelica van een zeemonster. Het dier wordt ook nog bereden door andere ridders. Zo brengt het Astolfo zelfs tot op de maan. Op het einde wordt hij vrijgelaten en vliegt hij hemelwaarts om nooit meer te worden teruggezien. Ludovico Ariosto is ook de eerste die een complete fysieke beschrijving van het schepsel geeft. Hij noemt het verschillende keren een gevleugeld paard dat net als zijn vader, de griffioen, een adelaarskop heeft en beschikt over voorpoten, gewapend met krachtige, scherpe klauwen. De rest van zijn lichaam - de romp en de staart van een paard - heeft hij geërfd van zijn moeder, de merrie. Fragment uit Orlando Furioso, Canto 4/XVIII: Soms reageert hij uiterst onvoorspelbaar, maar toch vliegt hij op bevel van zijn verschillende ruiters van het ene land naar het andere. Deze beschrijving van de hippogrief als sterker, slimmer en behendiger vliegend dan de adelaar of de valk, sneller dan een pijl door de lucht of het lichten van een bliksemschicht, zou de norm worden voor latere auteurs die over de hippogrief schreven. Verondersteld wordt dat de Orlando Furioso dat Ariosto zich zou hebben geïnspireerd op werken uit de klassieke oudheid. Zo vertonen Pegasus en Angelica veel gelijkenissen met Pegasus en prinses Andromeda uit de Griekse mythologie, maar toch is de symboliek van Pegasus als rijdier van de dichters niet helemaal hetzelfde als de hippogrief, rijdier van strijdende ridders. De figuur van de hippogrief duikt in de renaissance opnieuw meerdere malen op in een aantal ridderromans. Auteurs die waren geïnspireerd door de Orlando Furioso maakten er net als Ariosto het rijdier van ridders van. De hippogrief werd tot een symbool van kracht, liefde en dierlijkheid, beschreven als een der grootste rijdieren en het strijdros par excellence. Vele kunstwerken werden dan ook aan hem gewijd. Volgens de Schotse journalist Lewis Spence werd rond 1540 Agésilan de Colchos, een vervolg op de Amadisroman, geschreven door Cirféa, Koningin van de Aegiven. Het vertelt het verhaal van Agesilan, kleinzoon van Amadis, die in een storm geïsoleerd vast komt te zitten met zijn vriendin Diana. Een ridder op een hippogrief verschijnt om hen te redden en brengt hen beiden naar zijn verblijf op de Canarische Eilanden. Ook Cervantes moet het werk van Ariosto gekend hebben, want in zijn roman Don Quichot wordt gezegd dat diens paard Rocinante sneller zou zijn dan de hippogrief van Astolfo, en de ingebeelde rit op het houten paard Clavileño is een parodie op de mythische hippogrief. Ook in Thomas Bulfinch' Legends of Charlemagne, or Romance of the Middle Ages uit 1863 wordt de hippogrief genoemd als het rijdier van de ridders van Karel de Grote. In de heraldiek is het gebruikelijk om voor wapenschilden al dan niet mythische dieren ter 'ondersteuning' van het schild te gebruiken. Zo is ook de hippogrief op Engelse wapenschilden vrij vaak terug te vinden als "schildhouder". De grote ontwikkeling van de heraldiek in de middeleeuwen (eerst in Frankrijk, en na de Normandische verovering in Engeland) had als voornaamste doel het vaststellen van de identiteit van de ridders die aan toernooien deelnamen. Hun wapenschilden tonen een grote variëteit aan mythische dieren. Aldus ziet men het naast de griffioen, de leeuw en de adelaar verschijnen in wapenschilden van families met een krijgshaftig verleden. Ook andere denkbeeldige schepsels worden uitgebeeld.. De grote ontwikkeling van de heraldiek in de middeleeuwen (eerst in Frankrijk, en na de Normandische verovering in Engeland) had als voornaamste doel het vaststellen van de identiteit van de ridders die aan toernooien deelnamen. Hun wapenschilden tonen een grote variëteit aan mythische dieren. Aldus ziet men het naast de griffioen, de leeuw en de adelaar verschijnen in wapenschilden van families met een krijgshaftig verleden. Ook andere denkbeeldige schepsels worden uitgebeeld. De hippogrief natuurlijk, maar ook de opinicus, een verwant van de hippogrief waarvan de vier poten die van een leeuw Arthur Charles Fox-Davies, Graham Johnston, A Complete Guide to Heraldry, 2007, p. 231 zijn. (In de heraldiek wordt een griffioen altijd afgebeeld met de voorpoten van een adelaar.) DanteDe goddelijke komedieJohn FlaxmanTommaso Piroli Na de populariteit van de hippogrief in de nasleep van Ariosto's werk en nog vóór zijn wedergeboorte in de 19e-eeuwse illustraties van Gustave Doré, raakt de hippogrief bijna volledig in de vergetelheid. Hij wordt wel genoemd in een aantal literaire werken. Zo zinspeelt de Engelse dichter John Milton op Ariosto's epos, en met name op de hippogrief, wanneer Satan in Paradise Regained Jezus met geweld grijpt, oplicht tot boven de tempel en hem "zonder vleugels van de hippogrief" boven wildernis en vlakte door verheven luchten draagt: Nog een voorbeeld: Voltaire brengt in zijn Dictionnaire philosophique Astolfo's reis naar de maan op de rug van de hippogrief in herinnering: Verder werd het thema van de hippogrief uitgewerkt in de bronzen beeldhouwwerken van Antoine-Louis Barye. Dominique Ingres Illustrators en andere beeldende kunstenaars werden ook in de 19e eeuw nog steeds geïnspireerd door Ariosto's levendige beschrijvingen. Voor het Parijse Salon van 1819 schilderde Ingres een romantische scène uit Ariosto s Orlando Furioso: Ruggiero, die, rijdend op de hippogrief, de naakte Angelica redt uit de klauwen van de draak. De critici van het Salon waren vooral geschokt door de expliciete naaktheid en hadden er geen goed woord voor over. Later kocht de Franse regering het doek over en nu hangt het in het Louvre. p. 164 In 1877 verscheen een door Gustave Doré geïllustreerde editie van de Orlando Furioso, met tal van gravures. Op dat ogenblik had de kunstenaar reeds 90 boeken geïllustreerd en was hij de belangrijkste Franse illustrator van de 19e eeuw. Voor Ariosto’s meesterwerk maakte hij liefst 618 verbluffend surrealistische en krachtige tekeningen. De hippogrief sprak in de negentiende eeuw ook tot de verbeelding van een aantal bekende auteurs. Zo beschrijft Victor Hugo in zijn roman Notre-Dame de Paris uit 1831 Quasimodo, rijdend op de bronzen klok, als "een vreemde centaur, half mens, half klok, een soort afschuwelijke Astolfo, meegevoerd op een wonderbaarlijke hippogrief van levend brons." Een ander voorbeeld vindt men in Oscar Wildes essay The Decay of Lying (1905), in de vorm van een socratische dialoog tussen Vivian en Cyril. Vivian leest het artikel voor dat ze naar een tijdschrift wil opsturen. In haar pleidooi voor de leugen in kunst en literatuur staat een fragment over het mythische wezen, dat zal verschijnen 'als we allemaal dood zijn gevallen van verveling door het alledaagse karakter van de moderne fictie': "Zijn vergulde haver kauwend, zal de hippogrief ​​in onze stallen staan, en over onze hoofden zal de Blauwe Vogel zweven en zingen over mooie en onmogelijke dingen, dingen die prachtig zijn en nooit gebeuren, en over dingen die er niet zijn en die zouden moeten bestaan." The Decay of Lying online. De Engelse romanschrijver en dichter George Meredith (1828–1909) geeft het begrip hippogrief een andere invulling. De uitdrukking 'Rider of Hippogriff' gebruikt Meredith voor iemand die 'de weg der liefde via het sentiment bereist' en dan ervaart dat hij te maken krijgt met een macht die hem overstijgt.George Meredith: The Critical Heritage, p. 122, 123. Meredith onderscheidt het van de passie en noemt de berijder van de hippogrief 'the sentimentalist'. De hippogrief neemt hem mee op een hoge vlucht, zodat zijn berijder geen enkele stem meer hoort, behalve die van zijn eigen passie. Vooral dichters uit de romantiek voelden zich aangesproken door de thematiek en de motieven uit de Orlando Furioso. De vliegende kano in de proloog van William Wordsworths gedicht Peter Bell (1819), draagt ​​de dichter letterlijk door de wolken om exotische en betoverende plekken te bezoeken, "Then take thy way, adventurous Skiff, More daring far than Hippogriff" (Ga dan uw weg, avontuurlijke boot, met meer lef dan de hippogrief). De hippogrief komt ook nog voor in de literatuur van de vroege 20e eeuw. Een echte doorbraak in populariteit kwam echter pas met de hedendaagse rollenspellen zoals Dungeons and Dragons en de Warcraft-saga die de hippogrief in hun bestiarium opnamen, en verder figureert hij ook in de Harry Potterreeks. In sommige moderne voorstellingen heeft de hippogrief de vier poten van een paard en behoudt van de adelaar alleen de kop en de vleugels. Hij wordt in de voornoemde hedendaagse contexten beschreven als een schepsel dat met grote snelheid kan toeslaan, vluchten of zich verdedigen, en als makkelijker te temmen dan een griffioen (die trouwens zelden met een ruiter wordt afgebeeld). Rollenspellen en moderne fantasy-boeken beschrijven hem als een omnivoor (die zich dus zowel met planten als vlees voedt), hoewel andere werken hem dan weer als een erg gevaarlijke carnivoor voorstellen. Spring Williams, Jonathan Tweet en Monte Cook, Monster Manual, uitgegeven bij Wizards of the Coast, 2000, Dit is het geval met de hippogriefen bij Harry Potter. Wizarding World of Harry Potter Net zoals in de middeleeuwse legenden zijn hippogriefen in de romans van J.K. Rowling vliegende wezens waarvan het hoofd, de romp, de vleugels en de voorpoten die van een arend zijn, en het lichaam (inclusief de achterpoten en de staart) die van een paard. Hun ogen zijn oranje, maar de rest van hun lichaam kan, naast de gewone kleuren van een paard, verschillende tinten hebben zoals zwart, bronsgroen, bruin, rood, grijsblauw en roze. De spanwijdte van een volwassen hippogrief is ongeveer vier meter. De hippogrief in Harry Potter is een vleeseter die, zolang hij niet getemd is, uiterst gevaarlijk kan zijn. Alleen daarvoor gekwalificeerde tovenaars kunnen deze nodige dressuur klaarspelen. Hippogrief op de Harry Potter encyclopedie. Hippogriefen leven van insecten, maar eten ook vogels en kleine zoogdieren zoals ratten en fretten. Broedende hippogriefen bouwen een nest op de grond waarin ze één groot broos ei leggen, dat binnen vierentwintig uur uitkomt. De jonge hippogrief is gewoonlijk binnen een week al in staat om te vliegen, hoewel het meestal maanden duurt voor hij zijn ouders op langere reizen kan vergezellen. Zweinstein heeft ten minste twaalf hippogriefen voor de lessen Verzorging van Fabeldieren. Een bekende hippogrief uit de boekenreeks is Scheurbek. In de verfilming van de Harry Potter-serie komt de hippogrief Buckbeak ("Scheurbek" in de Nederlandstalige versie) voor in de film Harry Potter en de Gevangene van Azkaban. Ook zit er in de film Harry Potter en de Vuurbeker een lied van Jarvis Cocker met de titel Do the Hippogriff. In de animatiefilm Digimon Frontier, gebaseerd op de gelijknamige Japanse animeserie, is HippoGryphomon de leider van de Digimon-dieren. Het "Vennootschap van de Hippogrief" is gespecialiseerd in de valkerij, en voert shows en evenementen op met paarden. In de tekenfilm De cape et de crocs is de door de 'Maître d'Armes' gecreëerde chimaeren een hippogrief. Uit een discussie tussen de personages blijkt dat deze creatie is geïnspireerd door die van Ariosto, wat nog eens benadrukt wordt wanneer de 'Wapenmeester' net als Roland op de hippogrief naar de maan reist. De hippogrief is een schepsel dat deel uitmaakt van het bestiarium van vele rollenspellen, bordspellen en videospellen; meestal worden zij binnen een spel gebruikt als luchteenheid of rijdier. In Dungeons and Dragons is de hippogrief een agressief, vliegend en omnivoor dier met kenmerken van een paard en een reusachtige adelaar. Zij vallen aan vanuit de lucht, vaak in groepen, en kunnen in het donker goed zien. Het is mogelijk om een hippogrief in het spel te temmen, wat binnen de spelwereld zes weken in beslag neemt. De hippogrief uit het Warhammer-universum komt voor in de Grey Mountain in de buurt van Bretonnia en wordt door de ridders van Bretonnia gebruikt als rijdier. Hippogriefen ontwikkelen soms paardenoren, hebben een goed ontwikkeld verteringssysteem en kunnen maar met moeite worden getemd. In de spelwereld van Warcraft is de hippogrief een mengsel van een hert en een raaf en draagt hij een gewei. Hij is intelligent en laat zich als rijdier gebruiken door de Nachtelfen en de Draenei, en binnen het spel kan de speler met een hippogrief reizen. Andere spellen waarin een hippogrief voorkomt is de Final Fantasy-serie, waar de hippogrief door onzichtbaarheid heen kan zien, en de Castlevania-serie. Categorie:Mythisch wezen Categorie:Wezen uit folklore Categorie:Fictieve hybride Het Hof van Justitie verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Europese verdragen. Het is de hoogste rechterlijke instelling van de Europese Unie en maakt samen met het Gerecht en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie deel uit van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Als gerechtelijke instelling van de Europese Unie voorkomt het Hof dat er verschillen tussen lidstaten ontstaan, doordat het Gemeenschapsrecht naar eigen inzicht uitgelegd en toegepast wordt. Het zorgt er dus voor dat het recht in de Europese Unie voor iedereen hetzelfde is onder alle omstandigheden. Het Hof van Justitie zetelt in de stad Luxemburg. Volgens artikel 19 VEU bestaat het Hof van Justitie uit één rechter per lidstaat. Het Hof wordt bijgestaan door elf advocaten-generaal, die in het openbaar in volkomen onpartijdigheid gefundeerde conclusies presenteren over zaken die aan het Hof zijn voorgelegd. Het Hof houdt zitting in kamers van drie, 5 of 15(grote kamer) rechters. Heel uitzonderlijk zal er een voltallige zitting gehouden worden. Overeenkomstig artikel 253 VWEU worden de rechters en advocaten-generaal in onderlinge overeenstemming benoemd door de regeringen van de lidstaten voor een ambtsperiode van zes jaar. Zij zijn herbenoembaar, waarbij om de drie jaar een gedeeltelijke vervanging plaatsvindt. Het betreft hoge magistraten of gerenommeerde rechtsgeleerden die in theorie alle waarborgen van onafhankelijkheid bieden. Uit de leden van het Hof en het Gerecht wordt een president gekozen voor de duur van drie jaar. Per oktober 2015 is de president Koen Lenaerts. Om de eerbiediging van het recht te verzekeren bij de uitlegging en toepassing van de verdragen, beschikt het Hof overeenkomstig artikel 19 VEU over uitgebreide juridische bevoegdheden die worden toegepast in het kader van de verschillende soorten geschillen waarin het een uitspraak moet doen. Het gaat met name om de volgende soorten beroep: Daarnaast bestaat er de prejudiciële procedure. Deze procedure is indirect en behandelt niet het feitelijke geschil. Hiermee kan het Hof toetsen of lidstaten de verplichtingen nakomen die hun door het Gemeenschapsrecht zijn opgelegd. Deze procedure kan worden ingeleid door de Europese Commissie. Als de overtreding is geconstateerd, is de lidstaat verplicht om hieraan onmiddellijk een einde te maken. Indien de lidstaat dit nalaat, kan de Europese Commissie nakoming vorderen bij het Hof. Deze procedure staat ook bekend als de inbreukprocedure. Overeenkomstig artikel 263 VWEU kunnen de lidstaten, de Raad, de Europese Commissie en onder bepaalde voorwaarden het Europees Parlement een beroep tot nietigverklaring instellen tegen een Verordening (EG), een Richtlijn of een Besluit wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Verdragen of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid. Particulieren (natuurlijke of rechtspersonen) kunnen dergelijk beroep niet instellen, behalve wanneer het handelingen betreft die tot hen gericht zijn of dien hen rechtstreeks en individueel raken, of indien het handelt om regelgevingshandelingen die hen rechtstreeks raken en die geen uitvoeringshandelingen met zich meebrengen. Particulieren dienen dit beroep echter in te stellen bij het Gerecht en niet bij het Hof van Justitie. Voor lidstaten is ofwel het Hof van Justitie, ofwel het Gerecht bevoegd, afhankelijk van de aard van de norm die wordt aangevochten. Het beroep tot vernietiging moet worden ingesteld binnen de twee maanden (i) na de bekendmaking van de handeling, (ii) na de kennisgeving aan de verzoeker of (iii) na de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen. Wanneer het Hof van Justitie overgaat tot vernietiging, wordt de Verordening, de Richtlijn of het Besluit met terugwerkende kracht vernietigd. Het Hof van Justitie kan echter beslissen dat bepaalde gevolgen van de Verordening gehandhaafd blijven. Het orgaan dat de vernietigde handeling heeft gesteld is verplicht de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie. Volgens artikel 265 VwEU kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de Europese Unie zich wenden tot het Hof van Justitie indien het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank nalaten een besluit te nemen. Dit beroep is echter slechts ontvankelijk indien de betrokken instelling, het betrokken orgaan of de betrokken instantie vooraf tot handelen is uitgenodigd. Ook particulieren (natuurlijke en rechtspersonen) kunnen onder dezelfde voorwaarden een dergelijk beroep instellen, tenzij de handeling een advies of aanbeveling betreft. Om een effectieve realisatie van het Gemeenschapsrecht te garanderen en te voorkomen dat de nationale rechtbanken dit recht naar eigen inzicht uitleggen, is er door middel van de verdragen een procedure voor prejudiciële verwijzing in het leven geroepen waarmee de samenwerking tussen het Hof van Justitie en de nationale rechtbanken is geïnstitutionaliseerd, zonder dat er sprake is van een hiërarchische verhouding. Dus bij zaken die onder het Gemeenschapsrecht vallen kunnen - en in sommige gevallen moeten - de nationale rechters zich met vragen tot het Hof wenden als er twijfel bestaat over de uitlegging of validiteit van dit recht. De meeste prejudiciële vragen worden op verzoek van een procespartij gesteld. De rechter kan ook ambtshalve vragen stellen. Na de uitspraak van het Hof doet de nationale rechter uitspraak in het feitelijke geschil. Met de prejudiciële procedure wordt duidelijk benadrukt dat ook de nationale rechtbanken hoeders van het Gemeenschapsrecht zijn. Daarom is het communautaire rechtsstelsel gebaseerd op een vruchtbare samenwerking tussen communautaire rechters en nationale rechters. De zaken worden ter griffie geregistreerd en onder de rechters verdeeld. Elk dossier wordt gevolgd door een specifieke rechter en advocaat-generaal. Als een rechter is aangewezen als rechter-rapporteur, moet deze een rapport ter terechtzitting opstellen waarin een samenvatting wordt gegeven van het juridisch kader van de zaak en de opmerkingen van de partijen die tijdens de eerste, schriftelijke fase van de procedure aanwezig zijn. In het licht van de conclusies van de advocaat-generaal die voor de zaak is aangewezen, formuleert de rechter-rapporteur ook een voorlopig arrest dat ter beoordeling aan de overige leden van het Hof wordt voorgelegd. Vervolgens doorloopt de procedure voor het Hof een schriftelijke en een mondelinge fase. Tijdens de schriftelijke procedure worden memories tussen de partijen uitgewisseld en het verslag door de rechter-rapporteur of overheid opgesteld. Gedurende de openbare hoorzitting worden de advocaten van de partijen verzocht om hun pleidooi voor de rechters en de advocaat-generaal te houden, die hun vragen kunnen stellen. Vervolgens zet de advocaat-generaal zijn conclusies uiteen, waarna de rechters beraadslagen en uitspraak doen. In principe komt het Hof bijeen in plenaire zitting, maar kan Kamers oprichten die uit drie of vijf rechters van het Hof bestaan, afhankelijk van het belang of de complexiteit van de zaken. De arresten van het Hof worden bij meerderheid van stemmen genomen en tijdens een openbare hoorzitting wordt uitspraak gedaan. De arresten worden ondertekend door alle rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, ook als ze een afwijkende mening hebben. Op administratief vlak werven de rechters hun medewerkers rechtstreeks aan om hun kabinetten te vormen. Deze bestaan uit drie referendarissen voor het Hof en twee referendarissen voor het Gerecht van eerste aanleg. De referendarissen ondersteunen de rechters bij het opstellen van de verslagen en voorlopige arresten. De administratieve diensten van het Hof staan onder leiding van de griffier, die ook is belast met de procedurele follow-up van zaken. Categorie:Hof van Justitie van de Europese Unie Een hongerstaking is een bewust stoppen met het tot zich nemen van voedsel, om een bepaald doel te bereiken. Dit doel kan zijn aandacht vragen voor een individueel of politiek probleem en/of het afdwingen van een wijziging van een situatie, zoals verbetering van de omstandigheden waaronder iemand gevangen wordt gehouden. Het is feitelijk een vorm van niet-gewelddadig verzet. In Rusland wordt het vaak gebruikt door groepen werknemers (soms het hele bedrijf) om achterstallig loon af te dwingen bij de werkgever. Ook in gevangenissen komen hongerstakingen soms voor, omdat de gedetineerden geen ander middel beschikbaar hebben om de aandacht te vragen. Een hongerstaking is vaak een effectief middel om aandacht te vragen voor een probleem, maar kan ook gevaarlijk zijn. De meeste mensen kunnen maximaal twee maanden in leven blijven zonder eten. Wekenlang zonder voedsel leven kan onherstelbare gezondheidsschade veroorzaken. Dikkere mensen kunnen een hongerstaking langer verdragen dan magere mensen. Een hongerstaking verloopt, wanneer de staker normaal blijft drinken, er niet wordt ingegrepen en de staker doorzet tot de dood erop volgt, als volgt: De meeste hongerstakingen duren kort en leiden niet tot de dood. De hongerstaker gaat opnieuw eten omdat hij bijvoorbeeld meent zijn doel bereikt te hebben, of omdat hij niet dood wil, of meent dat de hongerstaking toch geen effect heeft. Zoals hierboven beschreven zal, wanneer de hongerstaking voortduurt, de staker uiteindelijk na maximaal 79 dagen (gemiddeld 60 dagen) overlijden. Soms wordt een hongerstaking gebroken door gedwongen voeding, hetgeen controversieel is. Voor artsen, familie en eventuele verantwoordelijke gevangenisautoriteiten is een hongerstaking een dilemma. Artsen dienen op grond van hun beroepseed altijd te helpen, de familie is bezorgd voor hun naaste, en de gevangenisautoriteiten hebben een zorgplicht voor hun gedetineerden. Anderzijds zal gedwongen behandeling of voeding vaak tegen de wil van de gedetineerde ingaan en een inbreuk vormen op de integriteit van diens lichaam. De World Medical Association heeft in artikel 6 van de Verklaring van Tokyo uit 1975 verklaard dat een arts de behandelingsweigering van de hongerstaker moet respecteren indien deze geestelijk in staat wordt geacht een onafhankelijk oordeel te vormen over de consequentie hiervan. Een tweede arts moet bevestigen dat de hongerstaker in staat is een dergelijk oordeel te vormen. Bovendien moet een arts de hongerstaker hebben ingelicht over de consequenties van de voedselweigering. In latere verklaringen heeft de World Medical Association gedwongen voeding bestempeld als inhumaan. Deze verklaringen hebben echter geen formele rechtskracht. De Amerikaanse Code of Federal Regulations verklaart daarentegen dat het Bureau of Prisons (de Amerikaanse gevangenisautoriteiten) verantwoordelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de gedetineerden. Dit houdt onder meer in dat in geval van een levensbedreigende conditie de arts mag besluiten over te gaan tot medische behandeling, desnoods buiten de toestemming van de gedetineerde om. Een hongerstaker kan dus in een Amerikaanse gevangenis desnoods tegen zijn wil gevoed worden. Wanneer de hongerstaking drie weken of langer heeft geduurd, kan het herstel langdurig zijn. Men moet rekenen op ten minste drie maanden. Direct weer normaal gaan eten na een hongerstaking is levensgevaarlijk en kan alsnog leiden tot de dood ten gevolge van het refeeding syndrome (ontregeling van de stofwisseling). De plotselinge beschikbaarheid van voedingsstoffen en de metabolieten daarvan kunnen (kort gezegd) namelijk de chemische balans van het lichaam verstoren. Symptomen zijn hevige buikkrampen, verwardheid, stuiptrekkingen, coma en uiteindelijk (alsnog) overlijden. De hoeveelheid voedsel zal dus langzaam moeten worden opgebouwd terwijl bedacht dient te zijn op het alsnog optreden van refeeding syndrome. Gebeurt dit, dan kan dit behandeld worden met toedienen van vitaminen en mineralen teneinde de biochemische balans te herstellen. Wanneer de hongerstaking langere tijd heeft geduurd is er een grote kans op permanente beschadigingen. De hongerstakingen van dierenrechtenactivist Barry Horne hebben bijvoorbeeld bij hem geleid tot gedeeltelijke blindheid en nierschade. Categorie:Actiemiddel Categorie:Verzet Categorie:Alles British Home Championship Het Iers voetbalelftal is een team van voetballers dat de Republiek Ierland vertegenwoordigt in internationale wedstrijden en competities, zoals de voorrondes voor het wereldkampioenschap voetbal en het Europees kampioenschap voetbal. Ierland speelt zijn thuisinterlands doorgaans in het Avivastadion te Dublin en staat bekend om de grote groep vaste supporters, bijgenaamd The Green Army. Robbie Keane, thans aanvoerder van het elftal, speelde van alle internationals de meeste wedstrijden: ruim 140 interlands in achttien jaar. Tevens is hij topscorer aller tijden met 67 doelpunten, ruim veertig meer dan de nummer twee op de topscorerslijst, Niall Quinn. Ierland kent geen bijzondere rivaliteit met de Britse landen, afgezien van Noord-Ierland, waarmee het in de vroege twintigste eeuw één nationaal elftal vormde; het vaakst trof het in een officiële interland de nationaal elftallen van Polen en Spanje. Het land speelde in maart 1926 zijn eerste officiële interland en speelde sindsdien meer dan vijfhonderd wedstrijden, eerst als Ierse Vrijstaat en vanaf 1938 als onafhankelijke Republiek. Decennialang nam Ierland deel aan de kwalificatietoernooien voor het wereldkampioenschap voetbal en het Europees kampioenschap voetbal, maar was het – dikwijls ternauwernood – onsuccesvol. In de jaren 80 kende het Iers elftal een gouden generatie, die onder leiding van de Engelsman Jack Charlton in 1988 voor het eerst plaatsing voor een interlandtoernooi wist af te dwingen. Het succes onder Charlton hield aan tot 1994. Ruim vijftien jaar lang keerde Ierland terug naar de rol van middelmatig lid van de UEFA, dat meerdere keren op rij onvoldoende presteerde in de kwalificaties voor de grote kampioenschappen. Onder Giovanni Trapattoni kwalificeerde het zich in 2012 voor de tweede maal voor een EK; ook voor het daaropvolgende toernooi, dat in juni 2016 plaatsvindt in Frankrijk, plaatste Ierland zich. In de periode tussen 1882 en 1924 werd de huidige Republiek Ierland vertegenwoordigd in een elftal onder auspiciën van de Irish Football Association, de voetbalbond van wat nu Noord-Ierland is. Op 18 februari 1882 speelde Ierland zijn eerste interland in Belfast tegen het Engels voetbalelftal, dat zelf tien jaar eerder zijn eerste interland speelde. Engeland versloeg de Ieren met 13–0, thans nog steeds de grootste nederlaag voor zowel de Noord-Ieren als de Ieren en de grootste zege voor Engeland. Tot aan de opdeling van Ierland, die plaatsvond in mei 1920, speelden de Ieren als geheel exact honderd interlands. De opdeling ging gepaard met niet alleen politieke opschudding; ook op sportief vlak veranderden structuren. In 1921 scheidde een organisatie uit hoofdstad Dublin, genaamd de Football Association of the Irish Free State (FAIFS), zich af van de Noord-Ierse voetbalbond en begon met de organisatie van een nieuw competitiesysteem, los van Noord-Ierland. Ook richtte deze nieuwe bond zich op een nieuw nationaal elftal, het voetbalelftal van de Ierse Vrijstaat. De voetbalbond van de Vrijstaat werd in 1923 geaccepteerd door de internationale voetbalgemeenschap. De Britse voetbalbonden (van Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland) verbleven nog steeds in een zelfgekozen isolatie, afgesloten van Europa en de wereldvoetbalbond FIFA. Een zeker conflict ontstond tussen de Ierse bonden en in de periode tussen 1921 en 1924 strandden meerdere pogingen tot afspraken over samenwerking. In maart 1924 werd een poging een overkoepelende Ierse bond op te richten, met onder andere een comité van zowel Ierse als Noord-Ierse leden die het nationaal elftal zouden samenstellen, gedwarsboomd door de FAIFS. Ook in de daaropvolgende decennia werden nog geregeld pogingen gedaan beide delen van Ierland op voetbalgebied weer samen te brengen, maar tevergeefs. Tot 1950 kwam het ook regelmatig voor dat een voetballer zowel in het elftal van de Vrijstaat als in het Noord-Iers voetbalelftal speelde, aangezien de IFA bij het selecteren van internationals geen rekening hield met de nieuwe landsgrens op het Ierse eiland. Zeker 38 Ieren speelden in beide elftallen, voornamelijk spelers uit het zuiden die ervoor kozen naast de FAIFS ook de IFA te vertegenwoordigen. De Irish Free State speelde zijn eerste interland op 21 maart 1926 in Turijn, een vriendschappelijke wedstrijd tegen Italië. De Italianen wonnen met 3–0. In de eerste jaren na oprichting speelde het Ierse nationaal elftal nauwelijks interlands: gedurende de eerste vijf jaar werd er jaarlijks niet meer dan één interland gespeeld. Van die eerste vijf interlands speelde de Vrijstaat er drie tegen België, die allemaal ruim werden gewonnen. In de jaren 30, toen het stof van de Irish partition enigszins was neergedaald, werd het Iers voetbalelftal een serieus nationaal elftal: de Ierse Vrijstaat speelde vanaf 1934 meerdere interlands per jaar en nam als lid van de FIFA in dat jaar voor het eerst deel aan het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal, dat in 1934 plaatsvond in Italië. Op 25 februari 1934 eindigde het eerste kwalificatieduel tegen België in een 4–4 gelijkspel en op 8 april werd met 5–2 verloren van Nederland. Nadat België één doelpunt minder incasseerde in de wedstrijd tegen Nederland (2–4) liep de Ierse Vrijstaat haar eerste deelname aan het WK mis. Na de twee kwalificatiewedstrijden had het land wel een sterspeler: Paddy Moore, voetballer bij Aberdeen FC, maakte in de wedstrijd tegen de Belgen alle vier doelpunten, waarmee hij in de recordboeken werd opgenomen. Op 8 mei 1935 speelde de Vrijstaat een vriendschappelijke interland tegen het nationaal elftal van Nazi-Duitsland, en verloor met 3–1. Nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd nog tweemaal tegen Duitsland gespeeld – in 1936 werd in Dublin met 5–2 gewonnen – maar daarna werd meer dan een decennium lang niet tegen de Duitsers gevoetbald. Twee WK-kwalificatiewedstrijden in 1937 tegen Noorwegen werden niet gewonnen, waardoor ook kwalificatie voor het derde wereldkampioenschap niet werd afgedwongen. De tweede interland tegen Noorwegen in november 1937 was de 23ste en laatste interland van de Ierse Vrijstaat; op 29 december 1937 werd de Ierse Grondwet aangenomen en de naam van het land veranderd in Ierland of Éire. Een oefenwedstrijd tegen Tsjecho-Slowakije op 18 mei 1938 (2–2 gelijkspel) leidde de nieuwe periode van het Iers voetbalelftal in. Twee WK-kwalificatiewedstrijden in 1937 tegen Noorwegen werden niet gewonnen, waardoor ook kwalificatie voor het derde wereldkampioenschap niet werd afgedwongen. De tweede interland tegen Noorwegen in november 1937 was de 23ste en laatste interland van de Ierse Vrijstaat; op 29 december 1937 werd de Ierse Grondwet aangenomen en de naam van het land veranderd in Ierland of Éire. Een oefenwedstrijd tegen Tsjecho-Slowakije op 18 mei 1938 (2–2 gelijkspel) leidde de nieuwe periode van het Iers voetbalelftal in. In mei 1939 speelde Ierland nog een vriendschappelijke wedstrijd in en tegen Nazi-Duitsland (1–1),Germany 1–1 Rep. of Ireland op eu-football.info hetgeen de laatste interland zou zijn die Ierland tegen de Duitsers zou spelen voor aanvang van de oorlog. Ruim zeven jaar later werden voor het eerst weer spelers opgeroepen voor het nationaal elftal. In de eerste jaren na de oorlog – en ook in de decennia die daaraan vooraf gingen – boekte Ierland weinig resultaat. Tegen landen als Portugal en Zweden was het Iers elftal niet opgewassen, en ook Spanje en België wonnen meermaals met grote cijfers van de Ieren. De belangrijkste wedstrijd van Ierland in de jaren 40 was een interland tegen Engeland op Goodison Park op 21 september 1949. Ruim 51.000 toeschouwers zagen hoe Engeland met 0–2 werd verslagen: voor het eerst won een niet-Brits land een interland tegen Engeland. Match No. 249 - Wednesday, 21st September 1949 op englandstats.com In 1949 nam Ierland ook deel aan het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal 1950. Dat deed Noord-Ierland ook, via het British Home Championship. Omdat het nog steeds toegestaan was voor spelers om zowel voor Ierland (FAI) als Noord-Ierland (IFA) uit te komen, speelden vier voetballers in dit WK-kwalificatietoernooi voor beide landen. Bij de vriendschappelijke wedstrijden was het nog geen probleem, maar nu beide landen deelnamen aan een competitief toernooi werd de situatie onhoudbaar. Decennialange pogingen om de FAI en de IFA te herenigen strandden definitief toen in 1953 in samenspraak met wereldvoetbalbond FIFA werd besloten dat voetballers slechts voor een van beide landen konden uitkomen. Tevens werd besloten dat geen van beide landen de naam "Ierland" mocht dragen: Ierland, voorheen de Ierse Vrijstaat, zou voortaan aangeduid worden met Republic of Ireland; Noord-Ierland kreeg officieel de naam Northern Ireland. Vijf jaar na de naamswijziging van beide landen werd Ierland in het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal 1958 ingedeeld in een groep met het grote Engeland, dat vier jaar eerder de kwartfinale bereikte, en Denemarken. In de eerste wedstrijd tegen de Engelsen was Ierland kansloos – het werd 5–1, na onder andere drie doelpunten van Tommy Taylor.England 5–1 Rep. of Ireland op eu-football.info In de tweede wedstrijd tegen Engeland werd het 1–1; 87 minuten lang kende Ierland een voorsprong, totdat de Engelsman John Atyeo in de laatste minuut de gelijkmaker maakte. Was dat doelpunt niet gevallen, dan was Ierland naar het WK 1958 gegaan: immers, in oktober 1957 won Ierland de laatste kwalificatiewedstrijd van Denemarken.F.I.F.A. World Cup Qualifying Tournament 1956-1958 → Group 1 op eu-football.info De UEFA, de Europese voetbalconfederatie, werd in 1954 opgericht in Frankrijk. Zes jaar later vond in datzelfde land het eerste Europees kampioenschap voetbal plaats. In de kwalificaties voor die eerste editie kwam het Iers voetbalelftal ver: in de eerste ronde in 1962 werd IJsland verslagen en in de tweede ronde versloeg Ierland het Oostenrijks voetbalelftal. In maart 1964, enkele maanden voor aanvang van het toernooi, werd in de finaleronde verloren van angstgegner Spanje (1–7 over twee wedstrijden).Rep. of Ireland national football team v Spain in all times op eu-football.info In de daaropvolgende jaren presteerde Ierland slecht. De FAI stelde in 1969 de in Dublin geboren Mick Meagan aan als eerste bondscoach van het nationaal elftal van Ierland, waar in de voorafgegane decennia een selectiecommissie die rol vervulde. De eerste interland onder zijn leiding was een oefeninterland op 21 september tegen Schotland, die eindigde in een 1–1 gelijkspel. Onder Meagan was Ierland kansloos in het kwalificatietoernooi voor het WK 1970 en in het kwalificatietoernooi voor het EK 1972 speelde Ierland ook geen rol. In beide toernooien (acht wedstrijden in totaal) werd geen wedstrijd gewonnen. Meagan werd in 1971 ontslagen.Football MANAGER: Mick Meagan op eu-football.info Liam Tuohy volgde Meagan op en begon met een 6–0 nederlaag tegen Oostenrijk. Paddy Mulligan, die onder contract stond bij Chelsea FC, was de enige professionele speler in het elftal in die wedstrijd; een groot aantal spelers had zich plots voor uiteenlopende redenen afgemeld, vermoedelijk uit onvrede over het beleid van de voetbalbond. Tuohy stelde daardoor noodgedwongen tien spelers uit de Ierse competitie op. In de zomer van 1972 reisde het Iers elftal voor het eerst af naar Zuid-Amerika, voor een onafhankelijkheidstoernooi in Brazilië. Ierland versloeg Iran (eerste overwinning in 19 wedstrijden) en Ecuador; van Chili en Portugal werd verloren.Football MANAGER: Liam Tuohy op eu-football.info Onder Tuohy waren de kwalificaties voor het wereldkampioenschap voetbal 1974 ook geen succes, hoewel nu wel één wedstrijd winnend werd afgesloten.Rep. of Ireland 2–1 France op eu-football.info In mei 1973 stopte hij als bondscoach, omdat hij het niet langer kon combineren met zijn trainerschap bij Shamrock Rovers en zijn werkzaamheden als sales executive in Dublin. John Giles was zijn logische opvolger als op dat moment 35-voudig international en aanvoerder van het nationaal elftal.MATCHES → played by national team managed by John Giles op eu-football.info In 1974 bracht het Iers elftal opnieuw een bezoek aan Zuid-Amerika, waar het onder de nieuwe bondscoach succesvol was: van regerend wereldkampioen Brazilië werd slechts met 2–1 verlorenBrazil 2–1 Rep. of Ireland op eu-football.info en van Chili werd met 1–2 gewonnen.Chile 1–2 Rep. of Ireland op eu-football.info In 1975 was Ierland dicht bij deelname aan het Europees kampioenschap: het kwam één punt te kort in het eindklassement en bleef zo achter het voetbalelftal van de Sovjet-Unie. In de eerste kwalificatiewedstrijd, in oktober 1974 tegen de Sovjet-Unie, speelde jubilaris Don Givens (25 interlands) een hoofdrol: hij besliste de wedstrijd met een hattrick. Het was voor het eerst sinds Paddy Moore dat een Iers international zoveel doelpunten maakte in één wedstrijd. In dezelfde wedstrijd maakte Liam Brady zijn debuut, een nauwelijks volwassen jongen die speelde bij Arsenal, indruk maakte in de Engelse competitie en later de overstap zou maken naar Juventus in Italië. Brady werd een belangrijke schakel in het succes van bondscoach Giles. Na het EK 1976 miste Ierland ook het wereldkampioenschap voetbal 1978, hoewel het opnieuw weinig scheelde. Ierland versloeg in het kwalificatietoernooi voor laatstgenoemde kampioenschap onder meer Frankrijk, met 1–0: Brady was de enige doelpuntenmaker. Brady werd in 1980 benoemd tot aanvoerder. In dat jaar liepen de Ieren kwalificatie voor het Europees kampioenschap van 1980 mis in een groep met Engeland en oude bekende Noord-Ierland: tegen beide landen werd éénmaal gelijkgespeeld en van beide landen werd éénmaal verloren.MATCHES: European Football Championship Qualifying Tournament 1978-1980 → Group 1 op eu-football.info Hoewel Giles een getalenteerde selectie had, slaagde hij er voortdurend niet in met het elftal kwalificatie voor een interlandtoernooi af te dwingen. Op 26 maart 1980 won Ierland in Nicosia de eerste interland voor deelname aan het volgende kampioenschap – het WK 1982 – en leek Giles met Ierland opnieuw een poging te wagen. Charlie Cahill, voorzitter van de nationale voetbalbond, riep op 15 april 1980 echter de pers bijeen en maakte het ontslag van Giles bekend. De bond moest op zoek naar een opvolger, terwijl twee weken later al een volgende interland op de agenda stond. Zijn assistent Alan Kelly, oud-doelman en toenmalig recordinternational, nam Giles' taken ad interim over. Onder zijn leiding versloeg Ierland Zwitserland met 2–0.Football MANAGER: Alan Kelly op eu-football.info Hoewel algemeen werd aangenomen dat Kelly zou doorgaan als bondscoach, stopte hij direct na deze ene interland, nadat de voorzitter van Preston North End had aangegeven niet te willen dat Kelly zijn rol bij die club zou combineren met het bondscoachschap. Eoin Hand volgde hem kort daarna op. Ierland won onder Hand de tweede kwalificatiewedstrijd van het Nederlands elftal, WK-finalist in de voorgaande twee edities. In oktober 1980 werd de volgende wedstrijd gelijkgespeeld (1–1) tegen België, dat enkele maanden eerder de finale van het Europees kampioenschap voetbal 1980 had bereikt. Hand veranderde niet veel aan de Ierse speelwijze. Don Givens was inmiddels de meest ervaren speler in het nationaal elftal (meer dan vijftig interlands) en Liam Brady was in het begin van Hands termijn eerste keuze als aanvoerder van Ierland.Rep. of Ireland 1–1 Belgium op eu-football.info Kwalificatie voor het toernooi van 1982 leek bij voorbaat al onhaalbaar – na WK-finalist Nederland en EK-finalist België troffen de Ieren twee weken na de wedstrijd tegen België het Frans voetbalelftal van onder anderen Michel Platini en Didier Six, dat in 1984 het Europees kampioenschap zou winnen. Ierland verloor met 2–0. Op de nederlaag tegen Frankrijk volgde een 6–0 overwinning op Cyprus, tot op dat moment de grootste overwinning van het Iers voetbalelftal. Kwalificatie leek echter opnieuw onhaalbaar. Een zege op Frankrijk in het laatste kwalificatieduel bracht Ierland nog dichtbij, maar de Fransen moesten nog uitkomen tegen Cyprus en kwalificeerden zich door een 4–0 overwinning op basis van doelsaldo ten koste van Ierland voor het toernooi. De Ieren kwamen zes doelpunten tekort.MATCHES: F.I.F.A. World Cup Qualifying Tournament 1980-1981 → Group 2 op eu-football.info Twee nog minder succesvolle kwalificatietoernooien volgden. Sterspeler Don Givens beëindigde zijn interlandcarrière, bondscoach Eoin Hand werd bekritiseerd om de tegenvallende resultaten en de FAI kwam in financiële problemen, voornamelijk omdat de toeschouwersaantallen in het begin van de jaren 80 snel terugliepen.Football PLAYER: Don Givens op eu-football.info Eind 1985 stapte Hand op als bondscoach. Na een interne stemming koos de Ierse voetbalbond voor de Engelsman Jack Charlton als zijn opvolger, de eerste buitenlander die het bondscoachschap op zich zou nemen. Charlton was jarenlang een succesvolle clubtrainer geweest, voornamelijk bij Middlesbrough en was gedurende de jaargang 1984/85 hoofdtrainer van Newcastle United. In de voorbereiding op het volgende seizoen nam hij plots ontslag, nadat supporters hem bekritiseerden om het transferbeleid dat hij er op na hield; hij gaf aan nooit meer clubs te willen trainen, maar ging wel in op het verzoek van de Ierse voetbalbond (hoewel hij geen enkel verstand had van het Ierse voetbal) omdat hij als bondscoach genoeg tijd zou overhouden voor andere zaken dan voetbal, zoals vissen. Jack Charlton Charlton nam het Iers voetbalelftal onder handen en experimenteerde met nieuwe, jonge spelers. In het jaar van zijn aanstelling won Ierland een Drielandentoernooi in het Laugardalsvöllur te Reykjavik. Eerst werd gastland IJsland met 1–2 verslagen, vervolgens won Ierland met 0–1 van Tsjecho-Slowakije. In de wedstrijd tegen IJsland liet Charlton Niall Quinn debuteren, een twintigjarige in dienst van Arsenal. Charlton was niet bezig met de spelers als personen – zo deed hij niet de moeite om Quinns naam te onthouden en noemde hij hem een week lang "Arsenal". Quinn en zijn medespelers kwamen er achter dat Charlton weinig waarde hechtte aan de individuen in het team: hij was uitsluitend bezig met het elftal als geheel en de speelwijze en vond het niet erg om een speler plots te laten vallen. Het kwalificatietoernooi voor het EK 1988 verliep, zeker in vergelijking met de meest recente voorgaande edities, voorspoedig voor de Ieren: geen van de eerste drie wedstrijden werd verloren, hoewel de tegenstanders – België en Schotland – Ierland in voorgaande kwalificaties hadden dwarsgelegen. De vierde interland, tegen Bulgarije, was de enige die Ierland zou verliezen: van de acht wedstrijden won het er vier en speelde het drie gelijk. In oktober 1987 werd het kwalificatietoernooi afgerond met een overwinning op het Bulgaars elftal; een maand later zou dat elftal nog in actie komen tegen Schotland, met één punt achterstand op Ierland. Als Bulgarije in het eigen Vasil Levskistadion de Schotten, die reeds uitgeschakeld waren, zou verslaan, was deelname aan het hoofdtoernooi zeker. In de wedstrijd tussen Bulgarije en Schotland, die gespeeld werd op 11 november 1987, bleef het tot kort voor het eindsignaal doelpuntloos – een gelijkspel zou ook hebben volstaan voor de Bulgaren – totdat de Schot Gary Mackay, die zijn interlanddebuut maakte, drie minuten voor tijd het winnende doelpunt maakte. Zo plaatste Ierland zich voor het eerst voor een interlandtoernooi, het Europees kampioenschap voetbal 1988 – met dank aan Schotland en Mackay, die nooit meer een interlanddoelpunt maakte en uitsluitend herinnerd zou worden door "the goal of his life". Aan het EK 1988 deden acht landen mee – zeven gekwalificeerde teams en gastland West-Duitsland. Ierland was de enige debutant in dit kleine deelnemersveld. Charlton bereidde zijn elftal voor met meerdere oefeninterlands. In de reeks vriendschappelijke wedstrijden in het voorjaar van 1988 bleef Ierland ongeslagen: onder andere Roemenië (2–0) en Joegoslavië (2–0) werden verslagen.Rep. of Ireland 2–0 Romania op eu-football.infoRep. of Ireland 2–0 Yugoslavia op eu-football.info Bij de loting werd het Iers elftal ingedeeld in groep B bij de Sovjet-Unie, Nederland en Engeland. Charlton nam een ervaren selectie mee naar Duitsland, met aanvoerder Frank Stapleton als meest ervaren speler (63 interlands voor aanvang van het toernooi). Twee van de sterspelers van Ierland, Liam Brady en Mark Lawrenson, waren voor aanvang van het toernooi bij hun clubs geblesseerd geraakt en moesten noodgedwongen afzeggen; het missen van het toernooi betekende in praktijk ook het einde van hun interlandcarrière. Op 12 juni 1988 begon Ierland het kampioenschap tegen Engeland, het grote buurland. De Engelsen waren favoriet, maar kampten met een jonge en onervaren verdediging (de ervaren verdediger Terry Butcher was geblesseerd afgehaakt) en zetten als tactiek volle druk op de Ierse defensie. De Ieren op hun beurt vielen voornamelijk aan door lange passes richting het doel van de opponent te spelen. Een dergelijke pass belandde na vijf minuten speeltijd op het hoofd van Ray Houghton, die Ierland op een 0–1 voorsprong zette. Engeland wist niet te scoren en Ierland won direct zijn eerste wedstrijd op een Europees kampioenschap voetbal. Drie dagen later eindigde de confrontatie met de Sovjet-Unie in een gelijkspel – namens Ierland opende Ronnie Whelan de score, waarna de Oekraïner Oleg Protasov gelijkmaakte – waardoor het zicht hield op een plaats in de halve finale. Een remise tegen het Nederlands elftal zou volstaan. Nederland moest daarentegen winnen om een plaats in de halve finale veilig te stellen. Bijna anderhalf uur lang hield Ierland stand, totdat Wim Kieft in de 82ste minuut het enige doelpunt van de wedstrijd maakte. Nederland werd halve finalist (en zou uiteindelijk het kampioenschap winnen) en Ierland was uitgeschakeld. De Ierse supporters bleven desondanks nog tot zeker een halfuur na afloop van de wedstrijd in het stadion. Bij aankomst in Dublin werd de Ierse selectie in een open bus rondgereden door de stad en toegejuicht door massa's Ieren. Het succes onder bondscoach Charlton hield aan. In 1989 vestigde het nationaal elftal een persoonlijk record door vijf competitieve interlands op rij te winnen: in het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal 1990 werd achtereenvolgens gewonnen van Spanje, Malta (tweemaal), Hongarije en Noord-Ierland. Naast deze vijf overwinningen speelde Ierland tweemaal gelijk en verloor het éénmaal van Spanje, waardoor het als tweede in de groep eindigde. Dat was voldoende voor een plaats op het hoofdtoernooi in Italië. Waar decennialang het Iers elftal ongelukkig was in de kwalificaties, debuteerde het nu in een paar jaar tijd zowel op het Europees als op het wereldkampioenschap.MATCHES: F.I.F.A. World Cup Qualifying Tournament 1988-1989 → Group 6 op eu-football.info Per loting werd Ierland ingedeeld in een groep met Egypte en – wederom – Engeland en Nederland. Net als op het Europees kampioenschap twee jaar eerder begon het toernooi voor Ierland met een duel tegen de Engelsen. Twintigduizend Ierse supporters zagen op 11 juni 1990 hoe Gary Lineker binnen tien minuten Engeland op voorsprong bracht; na ruim een uur maakte Kevin Sheedy de gelijkmaker, tevens de eindstand (1–1). Tegen Egypte speelde Ierland ook gelijk; doordat Nederland en Engeland hetzelfde deden, hadden alle vier landen evenveel punten en een gelijk doelsaldo. De laatste groepswedstrijd was beslissend en elk land kon de volgende ronde nog bereiken. Nederland en Ierland speelden voor de derde maal gelijk, met Ruud Gullit en Niall Quinn als doelpuntenmakers. Dat bleek voldoende voor het bereiken van de achtste finale.Netherlands 1–1 Rep. of Ireland op eu-football.info Roemenië was daarin de opponent; voor de vierde keer eindigde de wedstrijd in reguliere speeltijd in een gelijkspel, er werd niet gescoord. In de strafschoppenserie bleven de Ierse spelers foutloos. De Roemenen ook, totdat Daniel Timofte doelman Packie Bonner onvoldoende verraste en zijn inzet werd gekeerd. David O'Leary, die ondanks zijn persoonlijke vete met Charlton op het lijstje van strafschoppennemers stond, benutte vervolgens de beslissende strafschop en schoot Ierland zo naar de kwartfinale. Zonder één keer te winnen bereikte Ierland de kwartfinale van het WK, tot op dat moment een toernooirecord. De overwinning op Roemenië zorgde voor nationale gekte, voor zover daar nog geen sprake van was; duizenden Ieren probeerden uit alle macht een kaartje te bemachtigen voor de wedstrijd tegen het gastland, Italië, in het Romeinse Stadio Olimpico. De selectie en staf van Ierland werden enkele dagen voor de wedstrijd uitgenodigd in het Vaticaan door toenmalig paus Johannes Paulus II. In de wedstrijd, die plaatsvond op 30 juni 1990, gingen de elftallen van Italië en Ierland gelijk op; één fout deed de Ieren uiteindelijk de das om, toen de Italiaan Roberto Donadoni doelman Bonner verraste; Bonner slaagde er niet in de bal goed weg te werken, waarna Toto Schillaci in de rebound raak schoot. Italië won met 1–0.Italy 1–0 Republic of Ireland op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA Op 1 juli, een dag na de WK-uitschakeling, werden de internationals desalniettemin (net als in 1988) in een open bus door de hoofdstraten van Dublin gereden en massaal toegejuicht: tussen de 350.000 tot 400.000 mensen stonden langs de weg. Na het WK 1990 besloot bondscoach Charlton de selectie van het nationaal elftal grondig om te gooien. Liam Brady en Frank Stapleton namen definitief afscheid, terwijl David O'Leary juist weer werd opgeroepen. In een oefenwedstrijd tegen Marokko in september 1990 liet Charlton Manchester United-speler Denis Irwin debuteren en Mick McCarthy de aanvoerdersband dragen. Na het wereldkampioenschap volgden nu de kwalificaties voor het EK 1992; wederom werd Ierland ingedeeld in een groep met Engeland. Van de zes interlands die vervolgens in 1990 en 1991 werden afgewerkt, verloor het Iers elftal niet één; omdat de Engelsen echter één wedstrijd meer wonnen (en dus één minder gelijkspeelden) eindigden ze boven Ierland. Ierland wist zich, hoewel ongeslagen, niet te plaatsen voor het hoofdtoernooi. NederlandWK 1994 Voor de tweede maal op rij plaatste Ierland zich voor het wereldkampioenschap, dat in 1994 plaatsvond in de Verenigde Staten. In het kwalificatietoernooi, waarin eilandgenoot Noord-Ierland wederom een van de tegenstanders was, eindigde Ierland op basis van doelsaldo op plaats twee, voor Denemarken.MATCHES: F.I.F.A. World Cup Qualifying Tournament 1992-1993 → Group 3 op eu-football.info In de oefenwedstrijden in aanloop naar het toernooi in juni 1994 versloeg het elftal zowel Bolivia (1–0) als Duitsland, regerend wereldkampioen en 34 jaar lang ongeslagen (2–0). De eerste opponent in de groepsfase van het wereldkampioenschap was Italië, een land waarvan de Ieren nog nooit hadden gewonnen. Nu wel: in de twaalfde minuut maakte Aston Villa-speler Houghton het enige doelpunt van het duel.MATCHES → Italy national football team v Rep. of Ireland in all times op eu-football.info Van Mexico werd weliswaar verloren (1–2)Mexico 2–1 Republic op Ireland op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA maar aan een doelpuntloos gelijkspel tegen Noorwegen had het Iers elftal genoeg om net als vier jaar eerder de tweede ronde te bereiken. Op 4 juli 1994 werd de achtste finale verloren van het Nederlands elftal van bondscoach Dick Advocaat na doelpunten in de eerste helft van Dennis Bergkamp en Wim Jonk. Kort na het WK volgde direct het volgende kwalificatietoernooi (voor het Europees kampioenschap voetbal 1996); plaatsing was inmiddels de gebruikelijke verwachting van de Ierse supporters, nu jaren op rij het nationaal elftal succesvol was geweest op meerdere interlandtoernooien. In een groep met Noord-Ierland en Portugal ging het echter mis: Ierland eindigde achter deze landen en miste het EK 1996. De steun van het Ierse volk bleek fragiel: na jaren van succes – en steun van het publiek – werden Jack Charlton en zijn elftal bekritiseerd na deze misser. De FAI, de nationale voetbalbond, was altijd al gevoelig geweest voor de publieke opinie en vreesde altijd dat de toeschouwersaantallen bij tegenvallende resultaten zouden slinken – net zoals in de jaren 80 was gebeurd. Op 21 december 1995 verzocht het bestuur van de bond Charlton om zijn ontslag te nemen, ondanks de successen die hij Ierland had gebracht en het enthousiasme voor de sport die hij in het land had gegenereerd. Rondom het vertrek van Charlton kwam het binnen de Ierse voetbalbond tot een conflict, wat ook bevestigd werd door het ontslag van Association's Accountant Michael Morris. Ook de technisch directeur, vicevoorzitter, senior-vicevoorzitter en een deel van het bestuur stapten op. Mick McCarthy, onder Charlton een vaste waarde in het nationaal elftal tot zijn afscheid in 1990, werd uiteindelijk in 1996 gekozen uit een kort lijstje van kandidaat-bondscoaches. Hij nam ontslag als trainer bij Millwall om direct aan de slag te kunnen als opvolger van Jack Charlton. De eerste interland onder zijn leiding was een oefenwedstrijd tegen Rusland op 27 maart 1996, die met 0–2 werd verloren. Shay Given, thans na Robbie Keane de international met meeste wedstrijden achter zijn naam, maakte als doelman zijn debuut.Rep. of Ireland 0–2 Russia op eu-football.infoFootball MANAGER: Mick McCarthy op eu-football.info Het was aan McCarthy om te bouwen aan een nieuw Iers voetbalelftal nu de gouden generatie onder Charlton ten einde was. Daarnaast moest hij zien om te gaan met de bestuurlijke wanorde binnen de FAI en de negatieve publieke opinie die hij ervoer als opvolger van de beste bondscoach die Ierland ooit gekend had. Voorafgaand aan het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal 1998 begon McCarthy met een lange reeks vriendschappelijke wedstrijden, waarmee hem de kans gegeven werd een nieuwe selectie op te zetten. Het waren acht interlands; geen van de eerste zeven werd gewonnen. De achtste wedstrijd, op 15 juni 1996 tegen Bolivia, werd de eerste overwinning onder McCarthy. Het elftal dat hij opstelde was het jongste ooit in de geschiedenis, met een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Packie Bonner was de ervaren uitzondering met een leeftijd van 36 jaar: hij speelde zijn afscheidswedstrijd.Bolivia 0–3 Rep. of Ireland op eu-football.info Voor de tweede maal op rij liep Ierland toernooikwalificatie mis, nadat in het najaar van 1997 een play-off tegen België met één doelpunt verschil werd verloren. Er zat wel een significant verschil tussen beide mislukkingen: daar waar in 1995 Charlton nog de leidsman was en men gewend was dat hij en zijn elftal garant stonden voor succes, viel de prestatie van 1997 mee – McCarthy moest het doen met een jonger en minder getalenteerd elftal dan Charlton en had relatief slecht gepresteerd in de eerste acht vriendschappelijke wedstrijden onder zijn leiding, waardoor de verwachting lager was. Dat Ierland op de tweede plaats in de kwalificatiegroep was geëindigd stemde derhalve ook optimistisch. Het Europees kampioenschap voetbal 2000, georganiseerd in België en Nederland, was het volgende doel van McCarthy: de loting was niet ongunstig met Joegoslavië, Kroatië, Macedonië en Malta. De Ieren wonnen van de acht wedstrijden er vijf en verloren er twee. In Skopje werd in oktober 1999 de laatste kwalificatiewedstrijd gespeeld tegen het Macedonisch elftal. Binnen twintig minuten had Quinn Ierland op voorsprong gezet, waarmee het zich virtueel geplaatst had; Goran Stavrevski maakte in de blessuretijd een gelijkmaker, echter, waardoor Ierland terugviel naar de tweede plaats en (voor de derde keer op rij) doorstroomde naar de play-offs. In november speelde het elftal tweemaal tegen Turkije: thuis werd met 1–1 gelijkgespeeld, uit met 0–0, waardoor de Turken op basis van de regels rond uitdoelpunten kwalificatie afdwongen. Bij het tweede duel raakte McCarthy's meest ervaren man, Tony Cascarino, betrokken bij een gevecht direct na afloop van de wedstrijd; de FAI tekende protest aan bij de UEFA, maar zonder resultaat. Het wereldkampioenschap voetbal 2002 in Zuid-Korea en Japan was Ierlands derde en vooralsnog laatste WK. McCarthy stond in 2000 ruim vier jaar aan het roer bij Ierland en had inmiddels een selectie met zowel ervaren spelers als jonge talenten. Onder zijn leiding kende het Iers elftal een stijgende lijn, met tweemaal op rij een ternauwernood gemist interlandtoernooi. In de kwalificaties werd Ierland gekoppeld aan Nederland en Portugal, landen die sterker werden geacht, maar waartegen de Ieren driemaal gelijkspeelden en éénmaal wonnen.Het Nederlands elftal verloor onder bondscoach Louis van Gaal op 1 september 2001 van Ierland, waardoor het plaatsing voor het wereldkampioenschap misliep. Zoals het elftal inmiddels gewend was geraakt, eindigde het op de tweede plaats in de groep (met ongeslagen status) en plaatste zich zo voor een intercontinentale play-off tegen het Iraans voetbalelftal, afgevaardigde van de Aziatische voetbalconfederatie. Op 10 november 2001 werd in eigen huis Iran met 2–0 verslagen; in Teheran werd met 1–0 verloren door een doelpunt in blessuretijd, wat voldoende was voor plaatsing voor het WK – voor het eerst onder leiding van Mick McCarthy.Iran 1–0 Rep. of Ireland op eu-football.info De WK-selectie die met hem meereisde naar Oost-Azië telde meerdere sterspelers actief in de Engelse Premier League, waaronder Robbie Keane en Damien Duff. Aanvoerder Roy Keane behoorde ook tot die categorie, maar werd voorafgaand aan het toernooi uit de selectie gezet na een conflict met McCarthy. Het conflict werd genoemd als factor die invloed had op de vroegtijdige uitschakeling op het WK. Steve Staunton, die tijdens de groepsfase zijn honderdste interland speelde, nam de rol van aanvoerder op zich en opende met zijn medespelers het WK 2002 in Niigata tegen Kameroen (1–1 gelijkspel). Viel dat gelijkspel wellicht tegen, dezelfde uitslag vier dagen later tegen Duitsland (Robbie Keane maakte de gelijkmaker in de laatste minuut) werd uitgebreid gevierd. De derde groepswedstrijd was een 3–0 overwinning op Saoedi-Arabië; samen met Duitsland ging Ierland door naar de achtste finale, waarin het Spanje trof. Op 16 juni 2002 ging het duel tussen Spanje en Ierland gelijk op en mondde uiteindelijk uit in strafschoppen. Iker Casillas, Spaans doelman, speelde een hoofdrol door twee Ierse strafschoppen te stoppen. Nadat ook Matt Holland miste, was Ierland uitgeschakeld en ging Spanje door naar de kwartfinale. Het was vooralsnog de laatste deelname van het Iers elftal aan een wereldkampioenschap voetbal. Het conflict met Roy Keane hing voor, tijdens en na het wereldkampioenschap 2002 boven het nationaal elftal van Ierland. Keane, die de staf en met name McCarthy slechte voorbereiding op het WK had verweten, had de publieke opinie achter zich, zeker na een televisie-interview waarin die slechte voorbereiding gedetailleerd uit de doeken werd gedaan. Een onafhankelijke onderzoekscommissie werd ingesteld en oordeelde hard over de preparaties in aanloop naar het toernooi, wat ook leidde tot het opstappen van secretaris-generaal Brendan Menton. De positie van McCarthy werd onhoudbaar toen Ierland geen goede start kende van de kwalificaties voor het EK 2004; in Moskou werd op 7 september 2002 met 4–2 verloren van Rusland, een maand later verloor Ierland in eigen stadion met 1–2 van Zwitserland. Op 5 november 2002 bood McCarthy zijn ontslag aan. Brian Kerr volgde hem op, deed het niet beter dan McCarthy – Ierland eindigde in een kwalificatiegroep voor het WK 2006 in Duitsland als vierde, achter Frankrijk, Zwitserland en Israël – en werd in oktober 2005 na negen jaar actief te zijn geweest voor de FAI ontslagen. Onder Kerrs leiding viel Ierland op de FIFA-wereldranglijst voor het eerst sinds 1998 buiten de top vijftig.FIFA World Ranking – Republic of Ireland op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA Steve Staunton, McCarthy's aanvoerder tijdens het wereldkampioenschap in Japan en Zuid-Korea, werd aangesteld als opvolger van Kerr. Hij deed het niet beter: het Iers elftal plaatste zich wederom niet voor een toernooi, nu het EK 2008, en bleef steken in de middenmoot van de kwalificatiegroep. In oktober 2006 verloor Ierland met 5–2 van Cyprus, beschouwd als een van de zwaarste nederlagen in de geschiedenis van het elftal. Een jaar na die verliespartij stapte Staunton op.Cyprus 5–2 Rep. of Ireland op eu-football.info In februari 2008 werd Giovanni Trapattoni, oud-bondscoach van Italië, als nieuwe bondscoach aangesteld, met een contract ingaande nadat hij zijn seizoen bij Red Bull Salzburg had afgemaakt. Oud-international Liam Brady ging aan de slag als assistent van Trapattoni. UPDATE 2-Soccer-Ireland set to name Trapattoni, says FAI source Reuters, 11 februari 2008 De Italiaan begon zijn termijn als bondscoach van Ierland met twee oefeninterlands in mei 2008, tegen Servië (1–1 gelijkspel) en Colombia (1–0 overwinning). Die ongeslagen status werd voortgezet in het kwalificatietoernooi voor het WK 2010 in Zuid-Afrika (op 8 september 2009 wonnen de Ieren een vriendschappelijke wedstrijd van het nationaal elftal van het gastland). Zowel in 2008 als in 2009 was Ierland onder Trapattoni succesvol en verloor uiteindelijk in de kwalificatiegroep geen enkele wedstrijd – viermaal winst, zesmaal een gelijkspel. Daarmee eindigde het op de tweede plaats achter Italië, dat zevenmaal won.MATCHES: F.I.F.A. World Cup Qualifying Tournament 2008-2009 → Group 8 op eu-football.info Zoals de Ieren in de jaren 90 gewend waren geraakt, plaatste Ierland zich daarmee voor de play-off. Rondom de barragewedstrijden met Frankrijk als opponent zou nog jarenlang een zweem van controverse hangen. In september 2009, kort voor de eerste play-offwedstrijden, besloot wereldvoetbalbond FIFA om de manier van loten voor de play-offs aan te passen: in plaats van het willekeurig indelen van de acht deelnemende landen over vier wedstrijden, werd besloten vier landen – waaronder sowieso Frankrijk en sowieso niet Ierland – een geplaatste status te geven, die daardoor verzekerd waren van een "zwakkere" tegenstander. Op 14 november 2009 verloor het Iers elftal de eerste wedstrijd in eigen huis met 0–1 na een doelpunt van Nicolas Anelka.Rep. of Ireland 0–1 France op eu-football.info Vier dagen later troffen de landen elkaar voor het beslissende duel in het Stade de France nabij Parijs. Robbie Keane maakte na een halfuur het eerste doelpunt, waardoor een verlenging werd afgedwongen: beide landen hadden immers één uitdoelpunt gemaakt. In de verlenging keurde de Zweedse scheidsrechter Martin Hansson een doelpunt van William Gallas in de 103de minuut goed; dit ondanks een handsbal van aanvoerder Thierry Henry direct voorafgaand aan dat doelpunt. Henry gaf na afloop van de wedstrijd aan een replay van de wedstrijd eerlijk te vinden, nadat hij ook toegaf de bal met zijn hand aangeraakt te hebben. De Ierse voetbalbond tekende officieel protest aan bij de FIFA, hetgeen bij toenmalig voorzitter Sepp Blatter geen gehoor zou vinden. Ook de politiek mengde zich in de discussie: onder meer Iers minister van Justitie Dermot Ahern riep de FIFA op tot fair play, waarop de Franse premier François Fillon zei dat de Ierse overheid zich niet zou moeten bemoeien met beslissingen in sportwedstrijden. De Ierse Taoiseach (premier) Brian Cowen besprak op 19 november de situatie met toenmalig president Nicolas Sarkozy, die op zijn beurt zijn medeleven uitte, maar tegelijkertijd aangaf niet de rol van arbiter op zich te willen nemen. Nadat de FIFA niet inging op het protest en ook de Franse voetbalbond niet wilde meewerken, staakte Ierland het protest. Frankrijk kwalificeerde zich voor het wereldkampioenschap, waar het slecht zou presteren en voornamelijk in het nieuws zou komen door het geruzie in de spelersgroep en een conflict met de bondscoach. In de zomer van 2015, ruim vijf jaar na het handsbalincident van Henry, gaf FAI-voorzitter John Delaney aan destijds het protest tegen de FIFA en Frankrijk gestaakt te hebben omdat hij een financiële compensatie met Blatter was overeengekomen. Een bedrag van circa vijf miljoen euro zou aan de FAI betaald worden als deze geen rechtszaak tegen de FIFA zou beginnen. Europees kampioenschap voetbal 2012 Jarenlang was Ierland niet meer zo dicht bij toernooikwalificatie geweest als in 2009, dus de FAI ging door met Trapattoni als bondscoach. In het voorjaar van 2011 won Ierland het Vierlandentoernooi van Noord-Ierland, Schotland en Wales. In drie wedstrijden kreeg het geen doelpunt tegen.MATCHES: Carling Nations Cup 2011 op eu-football.info De kwalificaties voor het Europees kampioenschap voetbal 2012 in Polen en Oekraïne werden begonnen met een 0–1 overwinning op Armenië en 3–1 winst op Andorra. Op 8 oktober 2010 leed Ierland de enige nederlaag uit het kwalificatietoernooi, in eigen stadion tegen Rusland (2–3). Een jaar later, op 11 oktober 2011, werd met een nieuwe overwinning op Armenië de (gebruikelijke) tweede positie veiliggesteld, achter het Russisch elftal. In de play-offs won Ierland over twee wedstrijden met 5–1 van Estland; het toernooi van 2012 werd het tweede EK voor Ierland en tevens de eerste deelname aan een interlandtoernooi sinds het wereldkampioenschap voetbal 2002. In groep C speelden de Ieren hun eerste wedstrijd op 10 juni 2012 tegen Kroatië. Sean St Ledger was voor Ierland trefzeker, maar voorkwam daarmee niet dat Kroatië uitliep naar een 1–3 overwinning, na twee doelpunten van Mario Mandžukić. De twee andere tegenstanders waren Spanje (regerend wereld- en Europees kampioen) en Italië, ook de twee latere finalisten. Spanje versloeg Ierland met 4–0, Italië won met 2–0. Na afloop van het toernooi prees toenmalig UEFA-voorzitter Michel Platini de Ierse supporters, die ook na de afgetekende nederlaag tegen Spanje massaal in het stadion bleven en de spelers toezongen. De uitschakeling van Ierland in de groepsfase was de slechtste prestatie op een interlandtoernooi sinds 1988. Trapattoni begon in september 2012 aan zijn derde kwalificatietoernooi als bondscoach, voor het wereldkampioenschap in Brazilië in 2014: Duitsland, Zweden, Oostenrijk, de Faeröer en Kazachstan werden als opponenten geloot. In het eerste thuisduel tijdens de kwalificatiecampagne, op 12 oktober 2012 tegen Duitsland, leed het Iers elftal zijn zwaarste competitieve thuisnederlaag ooit: 1–6.Rep. of Ireland 1–6 Germany op eu-football.info Op 10 september verloor Ierland met 1–0 in en van Oostenrijk (David Alaba maakte zes minuten voor tijd het enige doelpunt), waardoor het uitgeschakeld was voor WK-deelname. Een dag na deze wedstrijd maakte Trapattoni bekend te stoppen als bondscoach, terwijl zijn contract nog doorliep tot mei 2014. In totaal stond hij bij 64 interlands (26 maal een overwinning, 22 maal een gelijkspel, 16 maal een nederlaag) langs de zijlijn.Football MANAGER: Giovanni Trapattoni op eu-football.info Martin O'Neill De FAI stelde op 5 november 2013 de Noord-Ier Martin O'Neill aan als nieuwe bondscoach. Roy Keane, die in 2002 uit het nationaal elftal werd verbannen voorafgaand aan het WK, werd zijn assistent. De eerste interland onder zijn leiding, twee weken na zijn aanstelling, vriendschappelijk tegen Letland werd met 3–0 gewonnen; vier dagen later eindigde een ontmoeting met Polen in een doelpuntloos gelijkspel. In de zomer van 2014 fungeerde het Iers elftal als sparringpartner voor WK-deelnemers, waaronder Italië en Costa Rica (respectievelijk 0–0 en 1–1). Tien maanden na zijn aanstelling tot bondscoach stond O'Neill voor het eerst aan de zijlijn bij een competitieve interland.Football MANAGER: Martin O`Neill op eu-football.info In februari 2014 was Ierland in het kwalificatietoernooi voor het Europees kampioenschap voetbal 2016 gekoppeld aan Duitsland, Polen, Schotland, Georgië en Gibraltar. De eerste wedstrijd werd gespeeld tegen Georgië in Tbilisi: het Iers elftal won met 1–2, na twee doelpunten van Aiden McGeady; bij een 1–1 stand maakte hij in de laatste minuut het winnende doelpunt. Een maand later versloeg Ierland het elftal van Gibraltar, nieuwkomer binnen de UEFA, dat zijn zevende interland speelde. Na onder meer een hattrick van aanvoerder Robbie Keane en twee doelpunten van McGeady eindigde het duel in 7–0, dezelfde score van Polen een maand eerder tegen Gibraltar. Het was niet de grootste overwinning uit de geschiedenis van het Iers voetbalelftal: dat was een EK-kwalificatiewedstrijd tegen Malta op 16 november 1983 in de verder onsuccesvolle periode van bondscoach Hand, met 8–0 als eindstand.Rep. of Ireland 8–0 Malta op eu-football.info Bondscoach O'Neill bleek wel succesvol, met name na aanvang van het EK-kwalificatietoernooi. In dat toernooi won Ierland vijf wedstrijden (waaronder thuis tegen wereldkampioen Duitsland op 8 oktober 2015) en speelde het driemaal gelijk. Op 11 oktober 2015 speelden de Ieren tegen Polen de laatste en beslissende wedstrijd – de winnaar plaatste zich direct voor het hoofdtoernooi, samen met nummer één Duitsland, de verliezer eindigde als nummer drie en plaatste zich voor de play-off. Jonathan Walters bracht Ierland na een kwartier spelen op 1–1 na een vroeg tegendoelpunt, maar de Pool Robert Lewandowski maakte enkele minuten voor het einde van de eerste helft het winnende doelpunt. Ierland kon zich daardoor uitsluitend nog kwalificeren via de play-off, waarin Bosnië en Herzegovina als tegenstander werd geloot.Poland 2–1 Rep. of Ireland op eu-football.info De eerste wedstrijd, op 13 november 2015 in Zenica, eindigde in een gelijkspel: Robbie Brady opende de score acht minuten voor tijd, met Edin Džeko enkele minuten later als maker van de gelijkmaker (1–1). Desondanks had Ierland met dat uitdoelpunt een goede uitgangspositie voor de terugwedstrijd, drie dagen later in eigen land. Jonathan Walters besliste de wedstrijd, die nog ten dele in het teken stond van aanslagen in Parijs enkele dagen eerder, waarbij ook een EK-stadion het doelwit was, door tweemaal te scoren. Na 24 minuten benutte hij een door Björn Kuipers toegekende strafschop, waarna hij twintig minuten voor tijd het duel besliste met een directe vrije trap. Daarmee plaatste Ierland zich voor de tweede maal op rij voor het Europees kampioenschap. Op 25 juli 2015 werd Ierland bij de loting voor de kwalificaties voor het wereldkampioenschap voetbal 2018, die beginnen in september 2016, ingedeeld in groep D, met Oostenrijk, Georgië, Moldavië, Servië en Wales als tegenstanders. Bij de loting voor de groepsfase van het EK 2016 op 12 december 2015 werd Ierland geplaatst in groep E, samen met België en Italië. Op 13 juni 2016 opent Ierland het toernooi tegen Zweden in het Stade de France. Het Iers voetbalelftal heeft geen duidelijk definieerbare speelstijl van het niveau tiki-taka (Spanje) of de Hollandse school (Nederland). Het heeft ook door de jaren heen meermaals gewisseld van systeem, variërend van defensief tot sterk aanvallend. Tijdens één periode was de stijl van Ierland wel degelijk typerend: onder Jack Charlton, die met Ierland de grootste successen boekte, kenmerkte het elftal zich door simpliciteit, getuige ook een opmerking van Charlton tijdens het Europees kampioenschap voetbal 1988 over de eigen speelwijze: "Voetbal is een eenvoudig spelletje en daarom spelen wij het simpel". Dat simpele spel kwam er in werkelijkheid op neer dat in wedstrijden onder Charltons leiding de spelers veelvuldig gebruikmaakten van de lange pass. De bedoeling was deze pass te richten op de ruimte achter de verdedigingslinie van de opponent, om vervolgens die verdedigers op te jagen, ze vast te zetten op hun eigen speelhelft en proberen de bal te ontnemen of proberen een fout bij een verdediger te forceren. De Ierse doelmannen werd bevolen nooit de bal naar een verdediger te spelen, maar altijd zo ver mogelijk te schieten; het spel behoorde pas op de helft van de tegenstander te beginnen. Middenvelder Roy Keane, actief onder Charlton tussen 1991 en 1996, stelde vast dat er "verder niets achter de toverformule van Charlton zat dan dat wat op het eerst gezicht het geval leek". Zijn kritiek op de speelwijze van Ierland leidde meermaals tot een conflict tussen hem en de bondscoach. Samen met andere critici merkte Keane op dat de selectie in de jaren 90 dermate getalenteerd was, dat het systeem van de lange pass niet de enige sleutel tot succes hoefde te zijn. Daadwerkelijk deelnemen aan het spel leek hen ook een optie. Charlton verweerde zich onder meer door het belang van stabiliteit binnen een nationaal elftal te benadrukken, zodat elke opgeroepen speler zich snel bekend wist met het te spelen systeem. In het verlengde hiervan hechtte hij ook veel waarde aan het oefenen op dode spelmomenten, met name hoekschoppen en vrije trappen. Jack Charlton's Football Style and Philosophy op soccer-ireland.com Aan het einde van Charltons periode in de geschiedenis van het Iers elftal, in 1995, werd de kritiek in de media op zijn handelen steeds feller, met name van de kant van Eamon Dunphy. Dunphy, oud-international en voetbalanalist bij RTÉ, vroeg zich af wat Ierland bereikt zou hebben als het gecoacht zou worden door een bondscoach "die wél beschikte over visie en moed". De Ierse spelers waren tekortgedaan door de "gemakkelijke tactiek" van Charlton, die na "zijn falen" herhaaldelijk werd opgeroepen af te treden. Football Quotations by Eamon Dunphy op soccer-ireland.com In de laatste jaren van Jack Charltons termijn als bondscoach van Ierland richtte wereldvoetbalbond FIFA een ranglijst op, de FIFA-wereldranglijst, met in december 1992 de eerste uitgave. In zowel die editie als de volgende, van augustus 1993, stond Ierland op de zesde positie, tevens de hoogste plaats van het land in de historie van de ranglijst. Sindsdien loopt Ierlands notering parallel aan de prestaties op het interlandtoneel: gedurende de terugval onder McCarthy zakte het uit de top tien naar plaats 57 in november 1998, tot op dat moment de laagste positie ooit.1998.11.18(1-50) FIFA RANKING op fifa-world-box.com Dat 1998 het dieptepunt was onder leiding van McCarthy blijkt ook uit de positie op de ranglijst, daar Ierland vanaf dat moment (tot aan 2004) een continue stijging tewerkstelde. Eind 2004 was het met een twaalfde plaats opnieuw dicht bij een plaats in de top tien. Onder de Italiaanse coach Trapattoni zakte Ierland tussen 2011 en 2014 snel weg op de wereldranglijst; in juni 2014 daalde het vier plaatsen naar de 70ste positie, een diepterecord. Het kent sindsdien wel weer een stijging en eindigde 2015 als 31ste. Bij de loting voor het EK 2016 bevond Ierland zich in de vierde van in totaal vier potten. Thans (februari 2016) bevindt het zich op de dertigste positie, één plaats onder Noord-Ierland; één EK-tegenstander staat lager genoteerd dan Ierland, Zweden (35) en twee opponenten staan in de top 15 (België op 1 en Italië op 15). De volgende spelers werden opgeroepen voor de vriendschappelijke interlands tegen en op 25 en 29 maart 2016. Interlands en doelpunten bijgewerkt tot en met de vriendschappelijke interland tegen (2–2) op 29 maart 2016. De volgende spelers werden het afgelopen jaar opgenomen in de nationale selectie en zijn nog beschikbaar, maar zaten niet bij de meest recente selectie of vielen af nadat ze geselecteerd waren. Robbie Keanetopscorer Shay Given Laatst bijgewerkt: 31 maart 2016PLAYERS → played for Rep. of Ireland national team → ordered by appearances op eu-football.info Laatst bijgewerkt: 31 maart 2016PLAYERS → Rep. of Ireland national football team goal scorers op eu-football.info Het Iers voetbalelftal speelde tot op heden tegen 79 landen.NATIONAL TEAM: Rep. of Ireland → summary by opponent op eu-football.info Drie van deze landen bestaan niet meer, te weten Joegoslavië, de Sovjet-Unie en Tsjecho-Slowakije. In die groep bevindt zich tevens één land dat sinds 2014 lid is van de UEFA, maar geen door wereldvoetbalbond FIFA erkend elftal: Gibraltar, een overzees territorium van het Verenigd Koninkrijk. Van alle 79 opponenten heeft Ierland tegen dit elftal de beste cijfers gehaald.Republic of Ireland national football team: record v Gibraltar op 11v11.com Ierland speelde tot op heden tegen 48 leden van de UEFA: alleen Azerbeidzjan, Moldavië, Oekraïne, Slovenië en Wit-Rusland waren nog nooit tegenstander in een officiële interland. Moldavië is in oktober 2016 voor het eerst tegenstander tijdens het WK-kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschap voetbal 2018.2018 FIFA World Cup – Qualifiers – Europe op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA UEFA-lid Polen was het vaakst tegenstander van Ierland, zevenentwintig maal (zes overwinningen), waarvan drieëntwintig op vriendschappelijke basis. De laatste overwinning op het Pools elftal dateert uit 2013.Compare Teams – Republic of Ireland v Poland op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA In de eerste decennia na de oprichting van het elftal van de Ierse Vrijstaat trof het alleen Europese tegenstanders. Het elftal speelde tussen 1926 en 1958 uitsluitend oefeninterlands en, om de twee of drie jaar, enkele WK-kwalificatiewedstrijden. Op 13 mei 1951 ontmoette Ierland voor het eerst een niet-Europees nationaal elftal, Argentinië, dat in Dublin won na een doelpunt van Ángel Labruna.Rep. of Ireland 0–1 Argentina op eu-football.info Het duurde bijna tien jaar voordat Ierland voor de tweede maal een wedstrijd tegen een overzeese tegenstander speelde, Chili dit keer, waarvan het in maart 1960 won. Onder bondscoach Liam Tuohy ondernam het Iers elftal in 1972 voor het eerst een tournee buiten het Europees continent en reisde het af naar Brazilië voor deelname aan de Taça Independência (Onafhankelijkheidsbeker), waar het naast twee Zuid-Amerikaanse landen ook een interland speelde tegen het Aziatische Iran. Onder bondscoach Giles volgde een tweede tournee in 1974, waarin het drie van de Zuid-Amerikaanse grootmachten trof, naast Brazilië ook Uruguay en Chili, en laatstgenoemde versloeg. Vijf jaar later speelde Ierland voor het eerst tegen een CONCACAF-lid, de Verenigde Staten, en kort daarop volgde een eerste ontmoeting met een elftal uit Afrika, Algerije. Sinds de jaren 90 organiseert de FAI regelmatig interlands tegen niet-Europese tegenstanders. Oostenrijk Spanje Tussen 1926 en 1960 speelde Ierland gemiddeld twee interlands per kalenderjaar.NATIONAL TEAM: Rep. of Ireland → summary by year op eu-football.info Net als een groot aantal andere Europese nationaal elftallen, bijvoorbeeld IJsland en Wales, speelde het Iers elftal in de eerste jaren na oprichting relatief weinig interlands, en veelal op vriendschappelijke basis. Uitzondering op de regel was het jaar 1949, toen acht wedstrijden werden gespeeld, waarvan vier wedstrijden voor kwalificatie voor het eerste wereldkampioenschap voetbal sinds de editie voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog.MATCHES → Rep. of Ireland national football team v all opponents in 1949 op eu-football.info In 1988, het jaar waarin Ierland voor het eerst deelnam aan het Europees kampioenschap voetbal, speelde het voor het eerst tien wedstrijden in één jaar tijd – iets wat sindsdien een gebruikelijkheid zou worden. Twee jaar later werden dertien interlands gespeeld, waarvan vijf op het wereldkampioenschap in Italië. Die vijf wedstrijden op één interlandtoernooi vormen nog steeds een record in de geschiedenis van het Iers voetbalelftal, gevolgd door de vier wedstrijden gedurende de beide andere WK-deelnames.Republic of Ireland: Fixtures and Results op de officiële website van wereldvoetbalbond FIFA Sinds de eeuwwisseling speelt het elftal jaarlijks gemiddeld elf interlands. Op basis van het tweepuntensysteem,Het op de Nederlandstalige Wikipedia gehanteerde tweepuntensysteem, bedoeld om een feitelijke weergave te geven van de prestaties van een voetbalelftal per kalenderjaar, gaat uit van een waarde van twee punten bij een overwinning en een waarde van één punt bij een gelijkspel. Het delen van de opgetelde waarde van die punten door het totaal aantal gespeelde wedstrijden levert de eindwaarde op, die zichtbaar is in de tabel. Er wordt doorgaans afgerond op drie decimalen, tevens in lijn met interlandvoetbalarchief eu-football.info. zichtbaar in de uiterste rechtse kolom in onderstaand overzicht, was 2011 feitelijk het meest succesvolle jaar in de geschiedenis van het Iers elftal. Het speelde veertien interlands, een recordaantal, waarvan het negen won, vier gelijkspeelde en één verloor (van Uruguay, een jaar eerder halvefinalist op het WK) met een doelsaldo van +20, wederom een record. Acht van de veertien wedstrijden werden gespeeld in het kader van het succesvolle kwalificatietoernooi voor het EK 2012.MATCHES → Rep. of Ireland national football team v all opponents in 2011 op eu-football.info De Inquisitie (van het Latijn inquisitio = onderzoek), voluit: Inquisitio haereticae pravitatis (onderzoek naar de perversiteit van de ketterij), was een rechtbank van de katholieke Kerk, belast met de opsporing van, het onderzoek naar en het opleggen van straffen aan ketters. Naast de pauselijke inquisitie bestonden de Spaanse Inquisitie (1478-1834) en de Romeinse inquisitie (1542-1965). In plaats van beschuldigingen door een partij (accusatoir proces) leidde eigen onderzoek door de rechtbank een proces in. Volgens de onderzoeker Henry Kamen is het aantal slachtoffers van de Spaanse inquisitie veel lager dan altijd is aangenomen. Het hoge aantal was een onderdeel van de propagandastrijd tegen Spanje begonnen tijdens de reformatie en werd later de zwarte legende genoemd. De Spaanse Inquisitie werd in 1478 opgericht, nadat Isabella van Castilie en Ferdinand van Aragon met elkaar gehuwd waren, en samen naar vergroting en versterking van hun koninkrijk streefden. Tomás de Torquemada, dominicaan, werd in 1481 voor Spanje tot grootinquisiteur aangesteld; in 1492 werd in Spanje de akte van verdrijving uitgevaardigd en in dat verband zijn toen ongeveer 160.000 joodse families Spanje ontvlucht. De Raad van Beroerten, die in de zestiende eeuw in verband met de Nederlandse Opstand werd ingesteld door de vertegenwoordiger van de Spaanse koning de hertog van Alva, wordt ten onrechte soms als een instrument van de Inquisitie van de Katholieke Kerk beschouwd. Francisco Goya De keizers Theodosius de Grote (379-395) en Justinianus I (527-565) benoemden reeds bepaalde personen die de naam inquisitor (onderzoeker) droegen voor het opsporen van ketters. In de Vroege Middeleeuwen werd met relatieve openheid gesproken over de inhoud van de leer. Dit bracht met zich mee dat er verschillende interpretaties van die leer waren, wat de eenheid van de Kerk niet ten goede kwam. Augustinus zag ketterij — of heresie van het Griekse hairesis voor keuze — als afwijking van het ware geloof. Men begon dogma's vast te stellen om het ware geloof te definiëren. Met de ontwikkeling van de dogmatiek werd niet alleen duidelijk wat het ware geloof inhield, het maakte ook duidelijk wat hier niet mee overeenkwam. Afwijkende geloofsovertuigingen konden niet meer getolereerd worden en aanhangers hiervan werden vanaf de twaalfde eeuw vervolgd, wat de Persecuting Society heeft genoemd. Vanaf de elfde eeuw waren zowel de Kerk als de grote Europese koninkrijken in staat om hun ideologieën en doelen beter te definiëren. Dit resulteerde vanaf de Gregoriaanse hervorming in een afwijzing van corruptie en verwereldlijking binnen de Kerk, maar ook in een afwijzing van groepen die afweken van die ideologieën. Dit was niet alleen de islam, maar ook bewegingen als de bulgarelli, de Waldenzen en de kathari. Andere bewegingen als de franciscanen en de humiliati werden wel erkend, waarbij niet altijd duidelijk is wat de overwegingen waren om de ene groepering wel op te nemen en de andere niet. In 1157 werd tijdens het Concilie van Reims voor het eerst opgeroepen tot de vervolging van ketters. Op 4 november 1184 volgde het decreet van Verona (Ad Abolendam - "Met het doel af te schaffen"), waarbij paus Lucius III in overleg met Keizer Frederik I Barbarossa de wereldlijke macht opriep maatregelen te nemen tegen de toen wijdverbreide ketterijen over geheel Europa, met weinig gevolg. In 1211 riep de Franse edelman Simon IV van Montfort een ‘parlement’ in het Zuid-Franse Pamiers bijeen. Simon de Montfort was de wereldlijke leider van de Albigenzische Kruistochten, de militaire campagne tegen de katharen. Er was daarbij een probleem gerezen. De pauselijk legaat, de cisterciënzer Arnaud Amaury, had gezegd: “Hoewel ik de dood van de vijanden van Christus wens, kan ik ze, als monnik en priester, niet ter dood brengen.” Arnaud-Amaury en De Montfort vonden samen een oplossing. De kerkelijke inquisitie zou de ketters aanwijzen en een passende straf opleggen, en dan zou de wereldlijke macht de opgelegde straf uitvoeren. Er werden nog een aantal andere regels vastgelegd, de zogenaamde ‘Regels van Pamiers’. De meest invloedrijke daarvan was wel dat monniken of priesters die namens de kerk met de uitvoering van de inquisitie werden belast, boven de wereldlijke macht stonden. Ze hoefden dus geen verantwoording af te leggen voor hun daden, behalve dan aan God, en aan de bisschop in wiens diocees zij actief waren en opdracht tot inquisitoriale taken ontvingen. Met de Regels van Pamiers van 1211 werd de Inquisitie voor het eerst formeel geïnstitutionaliseerd op diocesaan niveau en werd de samenwerking tussen kerk en staat vastgelegd. Vanaf dat moment kon de inquisitie regionaal de vorm aannemen van een systematische vervolging van de katharen en andere andersdenkenden. In verschillende pauselijke decretalen werden telkens aspecten van de toepassing van de inquisitoriale methode verder uitgewerkt. Pas na de verschijning in 1234 van de decretalenverzameling van paus Gregorius IX beschikte men over min of meer uniforme en consistente regels op dit gebied, in plaats van los overgeleverde, toevallig bekende relevante decretalen. De Regels van Pamiers werden op aandringen van paus Innocentius III in 1215 aangescherpt tijdens het Vierde Lateraans Concilie en namens de hele kerk goedgekeurd. Hier werden ook een aantal religieuze groepen veroordeeld en andere erkend. Er werden decreten tegen de katharen en de Waldenzen afgekondigd. Joden moesten een geel insigne gaan dragen en ook moslims moesten onderscheidende tekenen gaan dragen. Na het pontificaat van Honorius III constateerde Gregorius IX (1227-1241) dat veel bisschoppen te laks waren bij het uitvoeren van hun inquisitoriale taak. Sommige bisschoppen maakten openlijk bezwaar tegen de inquisitie. Gregorius IX plaatste daarom de inquisiteurs direct onder pauselijk gezag. Daardoor konden zelfs bisschoppen voor de inquisitie worden gedaagd. Om willekeurige vervolgingen te vermijden, vertrouwde Gregorius in 1232 de taak van de inquisitie toe aan de pas opgerichte en in 1215 door de paus erkende orde der dominicanen, waarvan Dominicus Guzman de stichter was. Daarmee was de inquisitie nu geheel formeel bevestigd en geïnstalleerd. verschillende vroege dominicanen werden tot inquisiteur benoemd. In 1237 belastte de paus ook de franciscanen met de inquisitie. De katharen waren hier het eerste slachtoffer van, maar ook de Joden — die bij Augustinus weliswaar een aparte status hadden, maar wel bescherming genoten — leprozen en homoseksuelen werden al snel het slachtoffer. Dit was de schaduwzijde van de economische expansie en de nieuwe spiritualiteit. In 1243 besloot paus Innocentius IV dat bij de verhoren van verdachten ook marteling was toegestaan. De inquisitie vormde van toen af aan, onder rechtstreeks toezicht van de paus, een ontzagwekkende, nagenoeg onaantastbare macht, niet alleen van de Kerk over het volk, maar ook binnen de Kerk zelf. Toch was de inquisitie in zekere zin afhankelijk van de wereldlijke macht. Zoals overeengekomen bij de Regels van Pamiers had de inquisitie enkel de bevoegdheid om te onderzoeken en straffen op te leggen, maar niet om de straf uit te voeren. Toen later de wereldlijke macht niet meer aan de uitvoering van de straf wilde meewerken, zoals dat tenslotte ook grondwettelijk werd bepaald door de scheiding van kerk en staat, werd de kerkelijke inquisitie feitelijk machteloos bij het vervolgen van andersdenkenden buiten de Kerk. De macht van de inquisitie beperkte zich toen tot de geleerden binnen de eigen Kerk. Tijdens de 16e-eeuwse reformatie zou de bereidheid of de weigering van de wereldlijke macht mee te werken aan de vervolging van de protestanten een beslissende factor worden in het succes of het falen van de reformatie in verschillende landen. Paus Paulus III richtte in 1542 de Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis op waardoor de inquisitie in de verschillende landen gecentraliseerd werd. De Inquisitie ging in Zuid-Frankrijk bij de vervolging van de katharen als volgt te werk: een delegatie van de inquisitie kwam aan in een dorp of stad. De pastoor werd gevraagd de hele gemeenschap samen te roepen in de kerk. Iedereen kwam, want door afwezigheid zou men zichzelf verdacht maken. Daar werd de gemeenschap toegesproken door de inquisiteurs, en opgeroepen tot berouw. De biecht werd afgenomen, en kleine opbiechtingen van ketterij werden makkelijk vergeven, indien men maar berouw toonde én oprechtheid, namelijk door twee andere ketters aan te geven. Daardoor ontstond een kettingreactie van verdachtmakingen. De ernstige gevallen van ketterij werden op een lijst gezet. Na geruime tijd werden de verdachten gedagvaard. Tussen de dagvaarding en de presentatie van de gedagvaarde voor het tribunaal ging ook veel tijd voorbij, zodat de verdachte goed kon nadenken over wat men hem precies zou willen of kunnen vragen. Over de beschuldiging werd hij in het ongewisse gelaten, ook tijdens zijn verhoor, zodat hij lang in onzekerheid verkeerde. Pas na een zeer lang gesprek, alles nauwkeurig genoteerd in dossiers, als de verdachte zichzelf bijna verraden had, kwam de beschuldiging van ketterij boven water. Vaak was het dan te laat, en werd de verdachte met zijn eigen uitlatingen geconfronteerd. De aanvang was de campagne tegen de Albigenzen in het jaar 1208, waartoe besloten was door Paus Innocentius III; een en ander vond plaats onder leiding van Simon IV van Montfort in overleg met de pauselijke legaat Arnaud Amoury. Op 22 juli 1209 werden in Béziers omstreeks 60.000 mensen gedood, zonder onderscheid in leeftijd, geslacht of geloof. De pauselijke legaat zou desgevraagd zich jegens de aanvoerders van de soldaten hebben uitgelaten met woorden als "slaat ze maar allemaal dood, God zal de zijnen er wel in het paradijs uitzoeken". Wie bij de vervolging van de katharen zijn ketterse overtuiging had bekend en afgezworen, en ook andere ketters had aangebracht, werd meestal tot lichte straffen veroordeeld, zoals een verplichte bedevaart. Alle anderen konden tot zeer zware straffen veroordeeld worden, zelfs voor kleine overtredingen. De straf die de inquisiteur na de verhoren uitsprak, werd zelden gemotiveerd, maar dit gold ook voor andere rechters. Studies van de ondervragingen tonen aan dat de bestraffingen met grote willekeur werden uitgedeeld. De gevangenisstraf kon verschillende vormen aannemen. De lichtste was de veroordeling au mur large, een soort open gevangenis in een ruimte met andere gevangenen, waar men familieleden op bezoek kon krijgen. Als ze het overleefden, werden ze na een aantal jaren vrijgelaten. Een feitelijk doodvonnis was de veroordeling au mur strict, waarbij voeten en handen met ketenen aan de muur vastgeklonken werden in een kleine cel. Tot de brandstapel werden alleen degenen veroordeeld die weigerden hun ketterse overtuiging af te zweren, en zij die na afzwering weer tot de ketterij waren teruggekeerd, de zogeheten relapsi. Hoofddoelstelling van de inquisitie was echter niet om te straffen, maar om te bekeren. Praktisch alle middelen, tot aan marteling toe, werden aangewend om de verdwaalde schapen weer tot de kudde te doen terugkeren. De inquisiteur had zijn werk goed gedaan als een ketter in het openbaar zijn dwaling bekende, deze afzwoer, het gezag van de Kerk erkende, en zijn penitentie dankbaar aanvaardde als een mogelijkheid om weer met God in het reine te komen. Daarvan werd een plechtige religieuze gebeurtenis gemaakt, meestal op een zondag, in aanwezigheid van de plaatselijke bestuurders, bisschoppen en abten. Deze gebeurtenis heette een acte-de-foi, acte van geloof. In het kader van de Spaanse Inquisitie werd de plechtigheid van de autodafe gekoppeld aan de eventuele terechtstelling van terdoodveroordeelden. De heksenvervolging was geen taak van de kerkelijke inquisitie (en geen typisch katholiek verschijnsel). Echter, bij processen tegen heksen waren soms wel inquisiteurs aanwezig. Een wereldlijke rechtbank moest het oordeel vellen. Heksenvervolging deed zich vooral in de Renaissance voor, omdat men in de Middeleeuwen hekserij voor een bijgeloof aanzag. De moeder van Johannes Kepler is een bekend voorbeeld van iemand die werd aangeklaagd als heks door een protestantse rechtbank. Na circa 1520 probeerden absolutistische vorsten de wetgeving en rechtsbedeling te moderniseren. De oude accusatoire rechtspraak werd daarbij grotendeels vervangen door de inquisitoire rechtspraak naar het model van de kerkelijke inquisitie en die zich baseerde op het Romeinse recht. Het inquisitoire recht werd - en bleef - de dominante vorm van rechtspraak in vrijwel geheel Europa, behalve in Engeland. Accusatoir recht was een soort wedstrijd tussen de partijen onder een relatief passieve rechter. Beide partijen konden getuigen oproepen. Als het om hekserij ging, was er een aanklacht nodig van iemand die zich door de "heks" benadeeld voelde. De aanklager liep het risico om de zaak te verliezen en een smaadproces tegen zich te krijgen. Het hing er vaak vanaf hoeveel getuigen de partijen op wisten te roepen (ofwel hoe geliefd ze waren in de gemeenschap). Inquisitoir recht gaf de aanklager veel meer mogelijkheden: Deze wetswijziging viel samen met een spirituele hervorming, die de angst voor zonde, de duivel en de hel aanwakkerde. Daardoor werden de heksen na 1450 beschuldigd van het sluiten van een pact met de duivel en na 1560 ook nog van het vrijwillig hebben van geslachtsgemeenschap met de duivel op de heksensabbatten. Tijdens de marteling werden de heksen gedwongen om de namen van andere deelnemers aan de sabbat te noemen. Deze werden opgepakt en gedwongen meer namen te noemen. Zo ontstonden na 1580 de beruchte massaprocessen die vele tienduizenden het leven hebben gekost, vooral in Duitsland en Frankrijk. Paus Paulus IV (1557) en de koningen Frans I en Hendrik II van Frankrijk gebruikten de inquisitie voor de onderdrukking van de hugenoten. Een buitengewone rechtbank (chambre ardente) werd tot vervolging en bestraffing van ketters ingesteld. Frans II droeg die taak in 1559 aan het Parlement van Parijs op. In 1772 hield de inquisitie in Frankrijk voorgoed op te bestaan. Hoe afhankelijk de inquisitie was van de wereldlijke macht, is het meest zichtbaar geworden tijdens de Spaanse Inquisitie: De koning van het net één geworden Spanje gebruikte in de zestiende eeuw de inquisitie om met dwang religieuze eenheid op te leggen. De inquisitie werd daarmee tot een zuiver politiek machtsmiddel. In Spanje werden reeds sedert de 13de eeuw de Katharen uit Aragón verbannen. De joden en Moren, in de 14de eeuw tot het christendom bekeerd, bleven dikwijls in het geheim trouw aan het voorvaderlijk geloof. Om hen te dwingen daarvan af te zien werd de Spaanse inquisitie opnieuw ingericht door Ferdinand II en Isabella, met de toestemming van paus Sixtus IV (1 november 1478) en ook ingevoerd in die delen van het Spaanse rijk waar zij vroeger niet bestaan had. Zij zagen in de invoering van de inquisitie een uitmuntend middel om de macht van de leenadel en van de geestelijkheid te dwarsbomen en het koninklijke gezag uit te breiden. Zo werd de Spaanse inquisitie dus een koninklijke instelling. Ferdinand en Isabella benoemden in 1480 twee inquisitoren, die zij echter in 1483 vervingen door de nog strengere inquisiteur-generaal Tomás de Torquemada, prior van de dominicanen te Segovia. Paus Sixtus IV bevestigde Torquemada in zijn ambt als geloofsrechter van de gebieden Castilië en León en onderwierp ook Aragón, Valencia en Sicilië aan zijn gezag. In alle hoofdplaatsen werden nu geloofsrechtbanken gesticht; de gevangenissen ontvingen de naam van heilige huizen (casas santas). Anders dan bij de eerdere vervolging van de katharen is het aantal mensen dat daadwerkelijk op de brandstapel eindigde wegens een veroordeling door de Spaanse Inquisitie, kleiner dan vaak wordt gedacht. In haar meest gruwelijke vijftig jaar voerde de Spaanse inquisitie 44.000 processen. Daarvan eindigde volgens de meest recente historische schattingen 1,6 % met een terdoodveroordeling: ongeveer 700 mensen. Dat percentage lag lager dan bij contemporaine wereldlijke rechtbanken. In Spanje had de kerkelijke Spaanse inquisitie een zeer matigende invloed op de heksenvervolging. Er kwamen wel aanklachten uit het volk, maar de Spaanse inquisitie steunde die nauwelijks. In 1611 kwam er een publicatie van pater Alonso de Salazar, een rechter van de Spaanse inquisitie. Hij had de heksensabbat zoals twee jaar eerder beschreven door Pierre de Lancre laten 'naspelen' door heksen die bekend hadden (waaronder vele kinderen). Van hun verhalen bleek niets te kloppen met de werkelijkheid en bovendien waren ze met elkaar in tegenspraak. Ook had hij de veronderstelde hallucinogene zalven op dieren getest en het bleken onschuldige middeltjes te zijn. De Spaanse inquisitie was al nauwelijks geïnteresseerd in de heksenjacht omdat 1) men qua zondebok de handen al vol had met de Joden en de Moslims, 2) Spanje een grote traditie had van vijanden buiten het Christendom, maar slechts een kleine traditie van vijanden binnen het Christendom zoals ketters (en later heksen). Na het uitkomen van het rapport van Salazar werden er in Spanje geen heksen meer vervolgd. In de 18de eeuw verloor de inquisitie in Spanje geleidelijk haar gezag en de autodafe's werden zeldzamer. Koning Karel III verbood de inquisitie een vonnis te vellen zonder zijn verlof. Koning Jozef Bonaparte hief de inquisitie op 4 december 1808 op. Ferdinand VII herstelde haar weliswaar na zijn terugkeer in 1814, maar in 1834 werd zij in geheel Spanje definitief opgeheven en haar goederen werden door een Koninklijk Besluit van 1836 aan betaling van de staatsschuld besteed. In Portugal werd de inquisitie in 1536 ingevoerd, doch pas na 1547 kon zij ongehinderd haar gang gaan. De opperste rechtbank bevond zich te Lissabon. De grootinquisiteur werd door de koning benoemd en door de paus in zijn waardigheid bevestigd. De Portugese inquisitie is in de loop van haar bestaan meermalen in conflict gekomen zowel met de koninklijke macht (onder anderen met Johan IV, die zich in 1649 tegen het systeem van de ongebreidelde confiscaties verzette) als met Rome (onder anderen met paus Innocentius XI, die de inquisitie van 1678 tot 1681 geschorst heeft). De Portugezen introduceerden de inquisitie in hun Indische koloniën, waar zij haar zetel had te Goa. In de 18e eeuw werd haar macht beperkt door minister Pombal. Koning Johan VI schafte de inquisitie in 1821 af, niet alleen in Portugal, maar ook in Brazilië en Indië. In Italië bestond de inquisitie reeds vroeg. Zij werd bekrachtigd tijdens het Vierde Lateraans Concilie in 1215 door Paus Innocentius III, maar ook Paulus IV (1555-1559) gebruikte haar in de strijd tegen het protestantisme. In Engeland bleef de rechtspraak voornamelijk accusatoir en kregen ideeën als de heksensabbat weinig volgelingen. In Engeland werd ook veel minder gemarteld. Het aantal slachtoffers van de heksenwaan was hier 500-1000. Paus Pius X wijzigde de naam van de Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis in 1908 in Sanctum Officium (het Heilig Officie) en door paus Paulus VI in 1965 in Congregatie voor de Geloofsleer. Dit laatste gebeurde onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie. Daar maakte een grote groep concilievaders, onder aanvoering van de Keulse aartsbisschop Joseph Frings bezwaar tegen de werkwijze van het Heilig Officie, dat zich aan willekeur en aan het beschuldigen van mensen zonder recht op wederhoor, te buiten zou gaan. Paus Paulus VI vaardigde op 7 december 1965, de voorlaatste dag van het Concilie, een motu proprio (Integrae Servandae) uit, waarmee het Heilig Officie veranderde in de Congregatie voor de Geloofsleer. Volgens de paus was geloofsverdediging (...) in deze tijd het best gediend met het bevorderen van goede theologie. Daarom moest de nieuwe congregatie het positieve accentueren, in plaats van het negatieve, aanmoedigen in plaats van veroordelen en nieuwe bronnen aanboren. De Congregatie kreeg ook nadrukkelijk de taak om bijeenkomsten te organiseren over omstreden kwesties. Tijdens de homilie op 12 maart 2000 verwees paus Johannes Paulus II onrechtstreeks naar gebeurtenissen tijdens de inquisitie en vroeg hij naar aanleiding van het Jubeljaar 2000 vergeving voor het gebruik van geweld dat sommigen in dienst van de waarheid hebben gebruikt. Irak (Arabisch: العراق al-ʿIrāq, Koerdisch: Komara Êraqê), officieel de Republiek Irak, is een land in het Midden-Oosten. Het ligt voor een groot deel in en rond het stroomgebied van de rivieren de Eufraat en de Tigris. Irak grenst in het zuidoosten aan de Perzische Golf, en verder met de klok mee aan Koeweit, Saoedi-Arabië, Jordanië, Syrië, Turkije en Iran. Het land behoort tot de Arabische Liga. Wat betreft de naam van het land wordt wel beweerd dat deze in de loop der eeuwen van de naam van de stad Uruk zou zijn afgeleid. Het gebied dat het huidige Irak inneemt is vrijwel hetzelfde als het vroegere Mesopotamië, het land tussen de rivieren Eufraat en Tigris. De eerste complexe menselijke beschavingen op aarde ontstonden hier, die van de Soemeriërs. Dit volk ontwikkelde rond 3400 v.Chr. het eerste schrift, de eerste voorbeelden van literatuur (Gilgamesj-epos), de eerste geschreven wetten, de eerste steden. Irak wordt daarom ook wel 'de bakermat van de beschaving' genoemd. De Soemeriërs waren vanaf circa 3500 v.Chr. georganiseerd in stadstaten, zoals Uruk, Ur en Lagasj. Vanaf 2500 v.Chr. kwam een reeks van Semitische culturen het land te domineren: de Akkadiërs, de Arameeërs en Assyriërs. Het Semitisch verving langzaam het Soemerisch als voertaal en taal van bestuur, wel bleef Soemerisch door de eeuwen heen altijd gebruikt worden als religieuze taal. Onder de Akkadiërs ontstond in dit gebied het eerste rijk, toen de legendarische Sargon de Grote zijn autoriteit verspreidde over heel Mesopotamië (circa 2350 v.Chr.). Dit Akkadische Rijk zakte na de dood van Sargon meteen in, doordat het bij zijn opvolgers ontbrak aan organisatievermogen en charisma. Het rijk zou nog wel zo'n twee eeuwen blijven voortbestaan, in een veel kleinere omvang dan onder Sargon, voordat het definitief viel onder druk van invasies door stammen uit het Zagrosgebergte (circa 2150 v.Chr.). Onder de Akkadiërs vond een opmerkelijke mengeling plaats van de Soemerische en Semitische culturen. Soemerische literatuur (waaronder het Epos van Gilgamesj) werd vertaald naar het Akkadisch, Soemerische goden werden opgenomen in het Akkadische pantheon en de Soemerische taal bleef in gebruik als bestuurstaal. Ook in de bouwkunst borduurden de Akkadiërs voort op de Soemerische tradities. Rond 2100 v.Chr. ontstond de zogenaamde Derde dynastie van Ur, het laatste Soemerische koninkrijk. In deze periode probeerden de heersers de nadruk te leggen op hun Soemerische afkomst en de Soemerische cultuur. Deze periode wordt daarom wel een 'Soemerische renaissance' genoemd. Toch namen deze Soemeriërs niet volledig afstand van het Akkadische erfgoed. Sargon wordt in deze periode geëerd als grote held en de koningen gebruiken allemaal de titel 'koning van Soemer en Akkad'. De Derde dynastie van Ur kwam ten einde in 2004 v.Chr, na een verwoestende invasie vanuit Elam. Na het instorten van Ur kwam Mesopotamië onder invloed te staan van de Amorieten, een Semitisch volk dat oorspronkelijk in noordelijk Syrië leefde. Het gebied werd hierna gedomineerd door tientallen Amoritische en Akkadische stadstaten. Een van deze staatjes was dat van Babylon. In het noorden van Mesopotamië vestigden Akkadische koningen de stad Assoer. De stad kwam te domineren over noordelijk Mesopotamië en zou zijn naam geven aan dit gebied: Assyrië. De Assyriërs bouwden een enorm handelsnetwerk op, gebaseerd op de karum. Dit waren Assyrische handelskoloniën, die in naburige staten de Assyrische handel regelden en controleerden. Deze karums werden meestal gesticht in of nabij bestaande nederzettingen en vielen onder het bestuur van Assoer. De bekendste karum is die van Kanesj. Behalve Klein-Azië waren er ook karums in noordelijk Syrië. Dit Assyrische handelsnetwerk kwam ten einde rond 1700 v.Chr., onbekend is waarom. De val van dat handelsimperium in Klein-Azië viel samen met de opkomst van het rijk der Hettieten daar. Ondertussen groeide Babylon uit tot de belangrijkste metropool van zuidelijk Mesopotamië, onder de beroemde Hammurabi (circa 1800 v.Chr.), de zesde Amoritische koning van Babylon. Tegenwoordig is Hammurabi vooral bekend van zijn wetteksten. Het Oude Koninkrijk van Babylon bleef bestaan tot het in 1575 v.Chr. werd bezet door de Hettieten. Hierna volgde een lange periode waarin de Babyloniërs en Assyriërs, of door naburige volkeren werden gedomineerd (door respectievelijk de Kassieten en de Mitanni), of met elkaar in conflict waren. Dit is de zogenaamde Amarna-periode, waarin het Nieuwe Rijk van Egypte de grote macht was in het Nabije Oosten. Er is relatief weinig bekend over Mesopotamië in deze periode. Toch was het juist de Akkadische taal die in deze periode diende als diplomatieke taal van het Nabije Oosten. Officiële communicatie tussen Egypte en andere staten vond plaats in het Akkadisch. Bewijs van de invloed die de Mesopotamische beschaving zelfs in dit dieptepunt behield (zie de Amarna-brieven). Nimrud gevleugelde stierSargon IIDur-Sharrukin In 911 v.Chr. kwam geheel Mesopotamië in handen van Assyrië. Dit Nieuw-Assyrische Rijk heerste niet alleen over Assyrië en Babylonië, maar veroverde enorme delen van het Nabije Oosten: de Levant, Cyprus, Elam, delen van Klein-Azië en zelfs Egypte. Babylon kwam meerdere malen in opstand tegen de Assyrische overheersing en in 689 v.Chr. werd de stad volledig vernietigd. Deze daad schokte het volk zodanig, dat de Assyriërs niet veel later begonnen met de herbouw ervan. In deze periode begint het Aramees langzaam het Akkadisch te vervangen. Sprekers van het Aramees begonnen zich vanaf circa 1200 v.Chr. in Syrië te vestigen. Daar organiseerden zij zich in kleine stadstaten, zoals Aram-Damascus. Nadat deze Aramese staatjes werden opgenomen door de Nieuw-Assyrische oorlogsmachine, gebeurde iets opmerkelijks. Het Aramees werd niet vervangen door de Akkadische taal van Mesopotamië, maar in plaats daarvan ging het Aramees een steeds belangrijkere rol spelen in administratie van het Nieuw-Assyrische Rijk. Gedacht wordt dat dit te maken had met de beruchte gewoonte van de Nieuw-Assyriers om veroverde volkeren elders in het Rijk te vestigen (om zo de kans op opstanden te verminderen). Zo zouden sprekers van het Aramees over heel het Nabije Oosten verspreid raken en de taal snel aan invloed toenemen. Vanaf de 8e eeuw v.Chr. was het Aramees, en niet langer het Akkadisch, de belangrijkste taal in Mesopotamië en de Levant. Ook verving het Aramese alfabet langzaam het duizenden jaren oude Soemerische spijkerschrift. Dit alfabet ontstond vanaf 900 v.Chr. in Syrië uit het Fenicisch alfabet. Op zijn beurt stond het Aramese alfabet aan de wieg van het Arabische en het Hebreeuwse alfabet. De Nieuw-Assyriers waren berucht vanwege hun onderdrukkende beleid en continue oorlogsvoering, maar staan tegelijk bekend om hun geweldige prestaties in de kunsten en de architectuur. In 658 v.Chr. viel het Assyrische Rijk uiteen door rebellie van een coalitie van Babyloniërs en Meden en ontstond het zogenaamde Nieuw-Babylonische Rijk. Babylon werd weer de hoofdstad en voor de stad brak haar belangrijkste bloeiperiode aan. Met ruim 150.000 inwoners was het veruit de grootste stad ter wereld (alleen Memphis kwam enigszins in de buurt). Dit Babylon was een groot centrum voor wetenschap. De faam van de stad reikte tot het oude Griekenland en Carthago in het westen en India in het oosten. De Mesopotamische cultuur verspreidde zich over het Nabije Oosten en het Aramees werd er de lingua franca. Twee van de vier oude Assyrische hoofdsteden, Ninive en Nimrud, kwamen onder Medisch bewind te staan. Het Nieuw-Babylonische Rijk werd in de 6e eeuw v.Chr. door de Perzen veroverd. De Perzen adopteerden veel van de Babylonische tradities en Babylon werd ook hun hoofdstad. Het Perzische Rijk strekte zich uit van Egypte tot aan de Indus. Alexander de Grote veroverde in de 3e eeuw v.Chr. op zijn beurt alle Perzische gebieden. Zijn wens om Babylon de hoofdstad te zien worden van zijn verenigde Griekse rijk zou niet uitkomen; kort na Alexanders dood viel zijn rijk uiteen. Het Babylonische gebied viel in handen van de Griekse Seleuciden, die in eerste instantie vanuit Seleucië aan de Tigris over de oosterse delen van het ingestorte rijk van Alexander heersten. Onder de Parthen en Sassaniden bleef het gebied een belangrijke rol spelen; de hoofdstad van die rijken (Ctesiphon) was er meestal gelegen. Het christendom werd al in de 2e eeuw in Perzisch Irak geïntroduceerd en had in de 5e eeuw de oude Mesopotamische religies bijna volledig te vervangen (al werd de Babylonische god Sin in Harran nog tot diep in het islamitische tijdperk aanbeden). Het nestorianisme was bijzonder populair in Irak en de nestoriaanse Kerk van het Oosten had hier haar zetel. Irak ontwikkelde zich als een groot centrum van nestoriaanse Syrisch-talige literatuur. De sterke missionaire drang van de Kerk van het Oosten leidde ertoe dat het nestorianisme zich over een groot gebied in Azië verspreidde, tot China, Zuid-India en, volgens sommige Japanse historici, zelfs Japan. Deze periode wordt wel beschouwd als een soort tweede bloeiperiode van de Aramese-Syrische taal, na de ineenstorting van het eerste Perzische Rijk. In de 7e eeuw kwamen de Arabieren, die in enkele jaren tijd heel Irak lostrokken van Perzische controle. Irak speelde een belangrijke rol in de Eerste Fitna, het eerste militaire conflict in de gelederen van de moslims. Het was het kerngebied van kalief Ali ibn Aboe Talib, die geconfronteerd werd met opstanden in Syrië en Egypte. In Irak bleef de bevolking Ali trouw, ook na zijn dood. Het (proto)sjiisme was daarmee geboren. Belangrijke islamitische stromingen als het kharidjisme en moetazilisme hebben hun oorsprong in Irak. In de 8e eeuw stichtten de Abbasiden, die eerder de Omajjaden hadden afgezet, de stad Bagdad. De nieuwe heersers verplaatsten de islamitische hoofdstad van Damascus naar Bagdad. Deze stad werd nu het centrum van een wereldrijk, dat zich uitstrekte van diep in noordelijk Afrika tot aan de grens met China. Bagdad was een centrum van macht en wetenschap en gedurende lange tijd de grootste stad ter wereld. Onder de Abbasiden werd Irak het centrum van de zogenoemde vertalingsbeweging, waarbij honderden oud-Griekse teksten systematisch werden vertaald naar het Arabisch. In eerste instantie werden de vertalingen vaak door Syrische en Iraakse christenen gemaakt uit Syrische vertalingen van de Griekse originelen. Belangrijke figuren in de vertalingsbeweging waren Hunayn ibn Ishaq en al-Kindi. De vertalingsbeweging werd ingeluid door de kalief al-Mansur, maar kwam onder de kalief al-Ma'mun pas echt op gang. In Baghdad werd de Arabische taal in korte tijd getransformeerd van een woestijntaal tot een van de drie talen van de antieke filosofie (naast het Grieks en het Latijn). Onder toezicht van de Abbasiden werd in Bagdad de sharia (het islamitische recht) voor het eerst vormgegeven. Op zoek naar politieke legitimiteit moedigden de kaliefen geleerden aan om het zeer beperkte aantal regels van de Koran aan te vullen met originele rechtbeginselen. Iraakse geleerden probeerden in the 9e eeuw voor het eerst vast te stellen en te documenteren welke mondelinge overleveringen over Mohammed (hadith) authentiek zijn. Juristen gebruikten de resulterende compilaties om de sharia te legitimeren en te herinterpreteren. In 836 verplaatsten de Abbasiden hun troon naar Samarra, een door hen gestichte paleisstad zo'n 120 kilometer ten noorden van Bagdad. Waar Bagdad door de eeuwen heen veel oude monumenten is kwijtgeraakt als gevolg van het geweld dat de stad telkens weer overviel, is de oorspronkelijke kern van Samarra goed bewaard gebleven. De stad en haar monumenten zijn het belangrijkste bouwkundige bewijs van de glorie van het Abbasidentijdperk. UNESCO omschrijft de stad als 'het best bewaarde oorspronkelijke plan van een grote stad uit de late Oudheid'. Samarra bleef tot 892 de hoofdstad. In de 10e eeuw brak een rumoerige periode uit, waarbij de centrale macht van de Abbasiden langzaam verdween. Noord-Afrika en Syrië kwamen in de loop van de 10e eeuw onder de heerschappij van de sjiitische Fatimiden en in de oostelijke gebieden waren de verschillende emiraten slechts in naam onderdanig aan Bagdad. Vanaf 930 was Bagdad de zetel van slechts een van drie kalifaten: in Mahdia zetelde het sjiitische Fatimidenkalifaat, terwijl Córdoba het centrum was van een soennitisch 'tegen-Kalifaat'. Vanaf de 10e eeuw raakte het land hyperverstedelijkt, op een schaal die pas weer te zien was in het 19e eeuwse West-Europa. Steden zoals Bagdad, Koefa, Basra en Mosoel bereikten torenhoge inwonersaantallen en het platteland stroomde leeg. Dit had als effect dat de Iraakse economie in de 11e eeuw volledig instortte. In 1258 werd een toen al flink gekrompen Bagdad met de grond gelijk gemaakt door de Mongolen. Ongeveer een eeuw later werd het land geplunderd door de Aziatische moslimheerser Timoer Lenk. Een verarmd Irak werd in de 16e eeuw ingenomen door de Ottomaanse Turken, wier rijk in 1917 ten val kwam. Bij de verdeling van het Ottomaanse Rijk door de Volkenbond kwam Irak onder Brits mandaat. Faisal Ibn Hoessein werd door de Britten geïnstalleerd als koning. De Britten maakten Irak een min of meer zelfstandig land dat in 1932 onafhankelijkheid verwierf. In 1941 veroverde het Verenigd Koninkrijk het land nog een keer, een militaire staatsgreep in 1958 maakte een einde aan de door de Britten opgelegde monarchie. In 1979 werd Saddam Hoessein de machtigste man binnen de Ba'ath-partij en daarmee van het land. Zijn regime maakte een hardhandig einde aan alle politieke oppositie en voerde een waar schrikbewind. Irak voerde van 22 september 1980 tot 20 augustus 1988 met buurland Iran een acht jaar durende en zeer bloedige oorlog, de Irak-Iranoorlog. Gelijktijdig met deze oorlog vond ook de al-Anfaloperatie plaats, waarbij Koerden werden gedwongen te verhuizen om plaats te maken voor Arabieren. De gifgasaanval op Halabja was hier een onderdeel van. Op 2 augustus 1990 viel Irak het veel kleinere buurland Koeweit binnen en bezette het in één uur. Dat luidde het begin van de Golfoorlog van 1990-1991 in. Koeweit werd in februari 1991 door een internationale coalitie bevrijd in een militaire operatie die de naam Desert Storm kreeg. Het luchtruim in het noorden en het zuiden van Irak werd daarna overgenomen door de VS, Frankrijk en Engeland en minimaal 30 andere landen, volgens deze landen als uitvloeisel van VN-resolutie 688. Uiteindelijk werd Hoessein in 2003 verdreven na een aanval van een internationale coalitie, de zogenaamde Coalition of the Willing, onder leiding van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk tijdens de Irakoorlog. Nadat op 1 mei 2003 de oorlog voorbij werd verklaard, werd in Irak een stabilisatiemacht geïnstalleerd, de Stabilisation Force Iraq. Ook werd een overgangsregering ingesteld, de Coalition Provisional Authority (CPA) onder leiding van de Amerikaan Paul Bremer. Op 28 juni 2004 droeg de CPA de macht over aan een interim-regering onder leiding van premier Iyad Allawi en president Ghazi al-Yawar. Na verkiezingen in 2005 kwam er een nieuwe regering aan de macht met Nouri al-Maliki als premier. Op 15 december 2011 verlieten de Amerikaanse troepen na meer dan 8 jaar Irak. De Irakoorlog was hiermee officieel voorbij. In 2013 werd in Irak, en vooral in Bagdad, een serie aanslagen gepleegd met een groot aantal slachtoffers. In juni 2014 begon de separatistische organisatie Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS) vanuit het noorden van Irak een offensief tegen het regeringsleger. ISIS veroverde vanuit het noorden van het land de steden Mosoel, Tikrit, Baiji, Saadiyah en Jalawla. Volgens de UNHCR van de Verenigde Naties zijn 800.000 mensen voor het geweld gevlucht. De opmars van ISIS kon pas worden gestopt bij de voor Sjiieten heilige stad Samarra, iets meer dan 100 kilometer ten noorden van Bagdad. Samen met de steden Falluja en Ramadi in de westelijke provincie Anbar, die in 2013 al grotendeels onder controle van ISIS vielen, heeft de beweging nu vrijwel het hele westen en midden van het land in bezit. Een groot aantal door de ISIS gevangengenomen militairen werd door aanhangers geëxecuteerd. Eufraat Irak heeft een oppervlakte ongeveer gelijk aan 12 keer de oppervlakte van Nederland. In het noorden reiken de bergen tot 3.600 meter hoog en in het zuiden ligt het land net boven de zeespiegel. Van noord naar zuid stromen de twee grote rivieren die in Turkije ontspringen, de Eufraat en Tigris. Bij al-Qunra komen de rivieren samen en verandert de naam in Sjatt al-Arab. Na circa 185 kilometer stroomt de rivier in de Perzische Golf. Na Bagdad is het verval gering en de stroomsnelheid van de rivieren laag. Irak is grotendeels door buurlanden ingesloten, de kustlijn is slechts 58 kilometer lang. Er zijn vier landschappen te onderscheiden: De zomers zijn zeer heet en droog, met temperaturen tot 50 °C; de meeste neerslag valt 's winters, vooral in het noorden. Landbouw en veeteelt zijn hierdoor goed mogelijk. Voor de waterhuishouding is Irak voor 80% afhankelijk van de buurlanden. Turkije en Syrië hebben in de rivieren naar Irak stuwdammen gebouwd waardoor de wateraanvoer stroomafwaarts naar Irak is verminderd. De hoofdstad van Irak, Bagdad, is vrij centraal gelegen aan de Tigris. Andere belangrijke steden zijn de havenstad Basra (Al Basrah) en de noordelijke steden Mosoel en Kirkoek en Erbil. De belangrijkste religieuze steden, speciaal voor sjiitische moslims, zijn Najaf, Karbala, Kadhemiya, Samarra en Koefa. De bevolking kende een snelle groei. In 1900 waren er twee miljoen Irakezen. In 2010 telde het land 30,4 miljoen inwoners. De gemiddelde leeftijd is laag, ongeveer 38% van de bevolking is jonger dan 14 jaar en slechts 3% is ouder dan 65 jaar. De gemiddelde leeftijd is laag, ongeveer 38% van de bevolking is jonger dan 14 jaar en slechts 3% is ouder dan 65 jaar. Circa twee derde van de bevolking woont in steden. Bagdad is veruit de grootste stad van het land met bijna 6 miljoen inwoners. Imam AlimoskeeNajaf In het midden en zuiden van Irak wonen Arabieren. De meesten van hen, ongeveer 60% van de totale bevolking, zijn sjiitisch. Zij wonen hoofdzakelijk in het zuiden, waar zich ook de heilige steden van de sjiieten, Karbala en Najaf, bevinden. Daarnaast woont een grote groep sjiieten in Bagdad, de meesten in de wijk Sadr City (voorheen Saddam-stad). In het midden van Irak, in de zogenoemde Soennitische driehoek, wonen de meeste soennitische Arabieren, die ongeveer 20% van de bevolking uitmaken. De overwegend soennitische Koerden leven in het noorden van Irak, dat ook wel Iraaks-Koerdistan wordt genoemd. De Koerden hebben een zekere mate van autonomie. Ze hebben een eigen taal, het Koerdisch, en een eigen cultuur. In het Iraakse deel van Koerdistan wonen circa zes miljoen Koerden. Zij hebben als hoofdstad Arbil (Hawlêr). Verder hijsen ze (weliswaar met de Iraakse vlag ernaast) een eigen vlag. In de Koerdische regio leven ook Chaldeeën, Arabieren en Turkomannen. Door de Tweede Golfoorlog en islamistische terreur is het aantal Chaldeeën en/of christelijke bevolking in recente jaren echter sterk teruggelopen. Iraakse Turkomannen leven voornamelijk in Kirkoek. Ook leven er grote groepen Iraakse Turkomannen tussen Kirkoek en Bagdad en in Arbil. Ruim 96% van de bevolking is islamitisch, iets meer dan de helft van hen behoort tot de sjiieten, de rest tot de soennieten, die echter merendeels bevoorrechte posities innamen. 3% van de bevolking is christen, voornamelijk Chaldeeën. Er zijn kleine gemeenschappen Mandaeërs en Jezidi's. Volgens een telling in 1957 waren er ca. 6 miljoen islamieten, 200.000 christenen, 4000 joden en verder aanhangers van verschillende sekten, waaronder die der Jezidi's. In 1969 werd de islam tot staatsgodsdienst verklaard. De joodse gemeenschap is door emigratie naar Israël sterk in aantal teruggelopen. De niet met Rome geünieerde, nestoriaanse christenen, gewoonlijk met de naam Assyriërs aangeduid, wonen voornamelijk in het noorden van Irak, in het gebied van Mosoel. Zij hebben een eigen patriarch. Voor de met Rome verbonden christenen van de Chaldeeuwse ritus, voornamelijk geconcentreerd in Bagdad, bestaat sinds 1553 het Patriarchaat van Babylonië der Chaldeeën. Tariq Aziz was ten tijde van het bewind van Saddam Hoessein een bekende christen in Irak. Voor de katholieken van de Latijnse ritus werd in 1632 een bisdom opgericht dat in 1848 tot aartsbisdom werd verheven. De protestantse zending begon in 1830 met de komst van de Baseler Missionsgesellschaft. In 2003 woonden nog 1,3 miljoen christenen in het land. Na de val van het regime van Saddam Hoessein dat jaar, en de daarop volgende onrust en islamitische terreur, is hun aantal drastisch afgenomen. Ze hebben vaak hun toevlucht genomen tot westerse landen. Een deel is gevlucht naar Noord-Irak, waar het relatief veiliger was. PirmamKoerdische Autonome Regio Onder Saddam Hoessein was Irak een dictatuur. Na de machtsovername door de Amerikanen werd een Coalition Provisional Authority ingesteld, die de macht overnam. Hoewel de Amerikanen en Britten hun eigen favoriete rechtssysteem wilden invoeren, stuitte dit op tegenstand van onder anderen ayatollah Ali al-Sistani. Op 28 juni 2004 werd de macht formeel overgedragen aan een door de CPA benoemde regering, waarna in begin 2005 verkiezingen werden gehouden. Ghazi al-Yawar was gedurende die periode interim-president van Irak. Iyad Allawi was toen interim minister-president. Op 30 januari 2005 werden de eerste verkiezingen gehouden. Jalal Talabani werd president en Ibrahim Jaafari werd premier. Een speciaal comité met Koerdische, soennitische en sjiitische vertegenwoordigers stelde op 28 augustus 2005 een ontwerpgrondwet op, die in oktober 2005 in een referendum aan het Iraakse volk werd voorgelegd. Op 15 december vonden volgens de nieuwe grondwet verkiezingen plaats. Geen van de partijen wist een absolute meerderheid te behalen. Van de 275 zetels gingen er 128 naar de sjiitische Verenigde Iraakse Alliantie, 53 naar de Democratische Patriottische Alliantie van Koerdistan en 44 naar het soennitische Iraaks Akkoord Front. Daarnaast veroverden negen andere partijen één of meer zetels. Op 5 november 2006 veroordeelt het Iraaks Gerechtshof Saddam Hoessein tot de doodstraf. Op 26 december 2006 werd Saddam Hoessein ook in hoger beroep ter dood veroordeeld. Op 30 december 2006 werd de executie voltrokken. Volgens mensenrechtenorganisaties is het een politiek vonnis en is er geen sprake geweest van een eerlijke rechtsgang bij zijn veroordeling. Op 24 juli 2014 werd president Talabani opgevolgd door Fuad Masum. Er zijn sinds het toenemende geweld in Irak verscheidene voorstellen geweest om de orde te handhaven. Het merendeel van deze voorstellen werd uiteindelijk afgekeurd. Het zogenaamde verdelingsplan van Joseph Biden – een variatie op de verdeling in Bosnië in 1995 – riep op tot het verdelen van Irak in drie semiautonome gebieden, die door een centrale regering worden bijeengehouden. Dat zou erop neerkomen dat Irak wordt opgedeeld in een 'Koerdistan', een 'Shiastan' en een 'Sunnistan'. In Iraaks-Koerdistan bestaat sinds 1993 een semionafhankelijke staat waarin de Koerden zichzelf besturen, zij het met veel invloed van Bagdad. Irak is sinds 1976 ingedeeld in achttien gouvernementen of provincies. Tijdens de Golfoorlog van 1990-1991 claimde Irak het bezette Koeweit als het "negentiende gouvernement." De economie van Irak leunt zwaar op de productie van aardolie en aardgas. Dit is de belangrijkste bron van inkomsten voor het land, het grootste exportproduct en levert een majeure bijdrage aan de inkomsten van de overheid. Sinds 2006 is het bruto binnenlands product (BBP) verviervoudigd van $ 64,8 miljard naar $ 219,6 miljard in 2012.OPEC Website, Annual Statistical Bulletin 2013 De verdubbeling sinds 2006 is mede het gevolg van de stijging van de olieproductie en olieprijs en het economisch herstel na de oorlog. Het BBP per hoofd van de bevolking was $ 3.881 in 2010. In 2009 telde de beroepsbevolking 8,5 miljoen mensen. Hiervan was een vijfde werkzaam in de landbouw, hetzelfde aandeel werkte in de industrie en circa 60% in de dienstensector. Binnen de dienstensector is de overheid een zeer belangrijke werkgever. De werkloosheid was circa 15% in dat jaar, maar dit is een duidelijke schatting. In 1929 werd bij Baba Gurgur, ten noorden van de stad Kirkoek het eerste olieveld aangeboord. In 1933 kwam de productie goed op gang en snel kwam zo'n 4 miljoen ton aardolie op jaarbasis uit de bronnen. Vanaf 1934 werd ook olie geëxporteerd en in 1951 maakte olie 51% van de totale export uit, gevolgd door gerst (20%) en dadels (11%). De Iraakse staat kreeg van de Iraq Petroleum Company (IPC) royalty's uitgekeerd die een belangrijke bron van inkomsten betekenden. In de overeenkomst van 1951 kreeg de overheid daarbovenop nog een aandeel van 50% in de winst van het IPC. Irak was een van de mede oprichters van de OPEC in 1960 en is nog steeds lid van deze organisatie. Na de machtsovername door de Ba'ath-partij in 1968 nationaliseerde de Iraakse overheid in 1973 de IPC en haar dochterondernemingen. Al deze ondernemingen werden ondergebracht in staatsoliemaatschappij de Iraq National Oil Company (INOC). In combinatie met de sterk gestegen olieprijs als gevolg van de oliecrisis van 1973 stegen de inkomsten uit olie van $ 600 miljoen in 1972, naar $ 8,5 miljard in 1976 en ongeveer $ 26,5 miljard in 1980. In 2012 werden de aardoliereserves van Irak getaxeerd op 140.300 miljoen vaten; in 2009 werd deze nog getaxeerd op 115.000 miljoen vaten. De verbetering van de veiligheidssituatie in het land maakte het zoeken naar nieuwe oliereserves beter mogelijk. Ongeveer 10% van de wereldwijde oliereserves liggen in Irak. Na Venezuela, Saudi-Arabië en Iran stond Irak in 2012 op de vierde plaats van landen met de grootste oliereserves. De Iraakse gasreserves zijn aanzienlijk met 3.158 miljard kubieke meter ofwel een wereldmarktaandeel van iets minder dan 2%. De gasproductie, welke veelal bij de winning van olie mee naar bovenkomt, is met zo'n 16 miljard kubieke meter op jaarbasis aanzienlijk, maar wordt nauwelijks commercieel benut. Minder dan 10% werd in 2010 verkocht en ongeveer de helft werd afgefakkeld. Hieronder een figuur met historische olieproductie en export data van Irak: Het binnenlands verbruik van petroleumproducten is ongeveer 0,5 miljoen vaten per dag. Het land beschikt over diverse raffinaderijen, waaronder een in de havenstad Basra. De totale raffinagecapaciteit is 0,8 miljoen vaten per dag. De export van olie is de belangrijkste bron van inkomsten. In 2012 bedroeg de totale exportwaarde $ 94,3 miljard, hiervan was het aandeel van aardolie en olieproducten $ 94,0 miljard. Minder dan 2% van alle exportinkomsten zijn afkomstig van andere producten dan olie. Irak had in de afgelopen vijf jaren een overschot op de handelsbalans. De belangrijkste exportmarkten zijn de Verenigde Staten, de landen van de Europese Unie en Azië. Deze drie regio's nemen circa 75% van de Iraakse export op. De belangrijkst importpartners zijn andere Arabische landen gevolgd door Europese landen die geen lid zijn van de Europese Unie. De samenstelling van de import is divers; machines en transportmiddelen zijn de grootste categorie, gevolgd door levensmiddelen, chemische producten en brandstoffen. Per ultimo 2004 bedroeg de totale buitenlandse schuld van de Iraakse overheid circa $ 120 miljard. Deze torenhoge schuldenlast was een zware belasting voor het land. In November 2004 kwamen een aantal schuldeisers, verzameld in de Club van Parijs, overeen een deel van schuld kwijt te schelden. In een drietal stappen werd de schuld aan deze overheden met 80 % verminderd van een oorspronkelijk bedrag van $ 38,9 miljard. Eind 2009 bedroeg deze schuld nog $ 93,3 miljard. Met een groot aantal particuliere schuldeisers is nadien overeenstemming bereikt die een vergelijkbare verlichting van de schuldenlast zal betekenen zoals overeengekomen met de Club van Parijs in 2004. Indien dit akkoord wordt gefinaliseerd zal de schuld tot onder de $ 40 miljard dalen. Categorie:Land Categorie:Midden-Oosten Isabella II Maria Louisa (Madrid, Spanje, 10 oktober 1830 – Parijs, Frankrijk 10 april 1904) (Spaans: Isabel II), was koningin van Spanje vanaf 29 september 1833 tot aan haar gedwongen abdicatie op 30 september 1868. Ze was tot nu toe de enige regerende koningin van een verenigd Spanje. Er waren twee andere koninginnen in de Spaanse geschiedenis: Isabella I en Johanna, die beiden koningin van Castilië en León waren. Isabella II was koningin uit de Spaanse tak van het Huis Bourbon. Ze was de oudste dochter van koning Ferdinand VII en diens vierde gemalin Maria Christina van Bourbon-Sicilië, dochter van Frans I der Beide Siciliën. Maria Christina was een nicht van de Franse koningin Marie Antoinette van Oostenrijk. Na de dood van haar vader op 29 september 1833 besteeg ze - bijna drie jaar oud - de Spaanse troon. Dit was mogelijk doordat haar vader de Salische Wet had opgeheven, daarmee zijn broer Don Carlos buitenspel zettend (zie ook: Carlisme). Nog datzelfde jaar brak de Eerste Carlistenoorlog (1833–1839) uit. Maria Christina, die als regentes voor de minderjarige Isabella had opgetreden, maakte na de oorlog plaats voor de in naam liberale, maar in feite tirannieke Baldomero Espartero. Deze werd in 1843 echter afgezet in een opstand geleid door de generaals Ramón María Narváez en Leopoldo O'Donnell. De Cortes besloot hierop de 13-jarige Isabella meerderjarig te verklaren. In 1846 werd ze op instigatie van Lodewijk Filips I van Frankrijk uitgehuwelijkt aan haar neef, de onbetekenende infant Frans van Assisi. Haar jongere zuster Marie Louise trad op diezelfde 10 oktober 1846 in het huwelijk met Lodewijk Filips' zoon de hertog van Montpensier. Uit Isabella's huwelijk, dat een regelrechte mislukking is te noemen, werden twaalf kinderen geboren, van wie er vier de volwassen leeftijd bereikten. Ze was beperkt van geest en streng religieus, maar leidde een frivool leven. Ze hield er een hele schaar minnaars op na, die voor verschillende van - zo niet al - haar kinderen verantwoordelijk kunnen worden gehouden, al was dit destijds niet te bewijzen. Isabella's bewind was autoritair, werd gedomineerd door militairen als Narváez en O'Donnell en was een aaneenschakeling van wisselende regeringen. Haar reactionaire inmenging in de regering en haar schandalige privéleven en geïntrigeer leidden tot verschillende opstanden. Een oproer in 1866 en de dood van O'Donnell (1867) en Narváez (1868) verzwakten haar positie zodanig dat ze na een hernieuwde opstand onder Francisco Serrano en Juan Bautista Topete op 30 september 1868 het land moest ontvluchten. Ze werd door Napoleon III gastvrij ontvangen in Parijs en deed op 25 juni 1870 troonsafstand ten gunste van haar zoon Alfons XII. In Spanje werd op 16 november van datzelfde jaar echter Amadeus van Savoye tot koning gekroond. Na Alfons' troonsbestijging in 1875 keerde ze terug naar Spanje, waar ze met weinig succes de politiek trachtte te beïnvloeden. Ze stierf op 9 april 1904 te Parijs. Uit het huwelijk van Isabella II en Frans van Assisi werden twaalf kinderen geboren waarvan er vier een volwassen leeftijd bereikten: Categorie:Huis Bourbon (Spanje) Categorie:Koning van Spanje Islamisme of politieke islam is een verzameling van politieke ideologieën binnen de islam gebaseerd op een conservatieve, letterlijke (of 'literalistische') interpretatie van de Koran en de Hadith. De ideologie komt voort uit het islamitisch principe van tawhid, eenheid, dat de scheiding van godsdienst en staat niet accepteert en de aard van de Koran, die niet als door God-geïnspireerd maar als letterlijke woord van God gezien wordt. Islamisme was tot voor kort een synoniem voor mohammedanisme of leer van de islam maar werd geleidelijk aan een synoniem voor politieke islam. Islamisten willen de staatshuishouding door middel van shariawetgeving, strikt in overeenstemming met de Koran brengen. Velen van hen willen opnieuw een kalifaat invoeren, met een kalief als leider die zowel geestelijke als seculiere macht heeft. Zij zien in dit politieke ideaal de oplossing voor alle wereldlijke, economische en sociale problemen en uiten vaak het credo: "Islam is de oplossing!" Islamisten vinden dat ook alle landen tot de islam bekeerd moeten worden. Zij staan een rigoureuze, hernieuwde toepassing van de Koran en de religieuze wetten voor. Nochtans betwisten veel moslims de 'theologische juistheid' van de islamitische idealen. Die niet-geestelijken zouden de islamitische wetten toepassen zonder grondige kennis daarvan en zonder de islamitische leermeesters te consulteren. Zij erkennen de tafsir die in de loop der eeuwen door islamitische juristen werden gemaakt, niet. Islamistische bewegingen verrichten ook vaak sociaal en maatschappelijk werk, iets wat ook voortkomt uit het principe van tawhid en winnen daarmee steun onder de bevolking. Hoewel slechts een kleine minderheid van islamisten overgaat tot geweld tegen andersdenkenden, wordt het vaak verzwegen of goedgepraat. Islamisme is een politieke ideologie die voortvloeit uit een strikte interpretatie van de islam. Islamisten schrijven alle moslims een strikt respect voor de Koran en de sharia voor, met inbegrip van de daarin opgenomen regels voor familiaal recht, en de straffen, én met voorrang van deze regels op de burgerlijke wetten. De houding tegenover deze is daarom een van de factoren om islamisten van andere moslims te onderscheiden. Het islamisme geniet een sterk groeiende bijval, mede door het politieke failliet van corrupte Arabische regimes, zowel de seculiere (bijvoorbeeld Syrië, Egypte, Algerije) als de zich theocratisch voordoende (bijvoorbeeld Saoedi-Arabië, Iran) en door de puriteinse en idealistische aard van zijn ideologie, in de Arabische wereld. Het krijgt ook onder West-Europese moslims een groeiende aandacht. Deze bijval wordt ook versterkt door de wijdverbreide wanhoop in Arabische en islamitische kringen ten aanzien van het schijnbaar onoplosbare Palestijns-Israëlische conflict en de daaruit voortvloeiende haat tegen Israël. Vanuit de islamistische ideologie worden onder andere de universele mensenrechten zoals neergeschreven in de UVRM afgewezen. Vooral de door de mensenrechten verdragen geregelde onderlinge gelijkheid van iedere mens en de vrijheid van iedere mens om van religieuze en politieke overtuiging te veranderen is voor hen niet bespreekbaar. Voor veel islamisten is het verlaten van de islam (ridda), apostasie, totaal onaanvaardbaar. Het is voor hen een zware misdaad, waarop volgens hen de doodstraf hoort te staan conform de sharia. In westerse landen hebben juristen de relatie tussen sharia, islamitisch familierecht en het burgerlijk recht in Europa onderzocht. Zowel de Britse jurist Sebastian Poulter als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens besloten dat de Koran en de sharia, in een klassieke (dus letterlijke) interpretatie, onverzoenbaar zijn met de seculiere, democratische rechtsorde). Het islamisme wenst geen integratie. De islamisten wensen een confrontatie tussen orthodoxe moslimwaarden en westerse waarden zoals de vrijheid van meningsuiting, tussen de identiteit van rechtgelovige moslim en die van burger in een vrije en seculiere maatschappij. Deze confrontatie moet de beleving van de moslims versterken dat ze deel uitmaken van de oemma, de wereldwijde gemeenschap van rechtgelovige moslims. Islamisme wordt door velen, zowel moslims als niet-moslims, gezien als een gevaarlijke, veroveringsgezinde en gewelddadige ideologie. Sommige critici gaan zelfs zover om het islamofascisme te noemen. Het islamisme wint zijn aanhangers door te wijzen op hun religieuze identiteit zoals het nazisme zijn aanhangers wees op hun raciale identiteit en het communisme zijn aanhang wees op hun sociale identiteit, daarom wordt er door islamisten enorm veel belang gehecht aan het verschil tussen 'echte' moslims en ongelovigen, tussen rein en onrein, tussen halal en haram. Het islamisme vertoont alle kenmerken van een totalitaire ideologie. Extreme islamisten veroordelen ook minder orthodoxe moslims. Zo predikte islamist Said Qutb dat alle islamitische staatsleiders die de sharia niet invoeren vermoord mogen worden. De termen islam, islamisme, islamitisch fundamentalisme, islamitisch extremisme, militante islam, politieke islam, wahabisme, takfirieen, salafisme en zelfs islamofascisme worden in hoge mate door elkaar gebruikt. Dit leidt regelmatig tot storende en hinderlijke generalisaties en misverstanden. Naar de betekenis liggen 'islamisme', 'islamitisch fundamentalisme', 'militante islam', en in iets mindere mate 'wahabisme' en 'salafisme', redelijk dicht bij elkaar. De laatste twee zijn evenwel eerder religieuze, theologische termen. Met name de verwarring tussen 'islamiet' en 'islamist' is kwalijk, want dat laatste is stigmatiserend voor een niet-fundamentalistische moslim. Er zijn moslims die vanwege dit stereotyperende karakter van het woord "islamisme" en "islamist" pertinent tegen het gebruik ervan zijn. Een "islamist" betekent immers in gangbare taaluitleg "aanhanger van de islam" of "moslim". "Islamisme" en "islamist" zijn derhalve uiterst politiek beladen woorden. Enkele bekende islamisten zijn: De Zwitserse filosoof Tariq Ramadan, die zichzelf nochtans nadrukkelijk als een gematigde, moderne moslim beschouwt, wordt door sommigen als een islamist beschouwd. Ook in Nederland (en andere Europese landen) zijn islamisten actief. Bekende personen zijn Mohammed Bouyeri en Samir Azzouz (en leden van de Hofstadgroep), die beiden in 2004 werden gearresteerd op verdenking van de moord op Theo van Gogh respectievelijk het voorbereiden van terroristische aanslagen. Zowel Bouyeri als Azzouz wijzen de huidige Nederlandse rechtsstaat af en zouden daarvoor in de plaats een theocratie willen vestigen en daarmee samenhangend de sharia willen invoeren. Bouyeri ging in ieder geval zo ver dat hij tijdens verhoren niet wilde spreken met agenten of psychiaters omdat hij hen niet als 'wettelijk' erkende. Categorie:Politieke stroming Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL), in het westen Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS) (hierin staat al-Sham voor 'de Levant') of kortweg Islamitische Staat (IS) genoemd, uitspraak: ie es, Arabisch: الدولة الاسلامية في العراق والشام ad-Dawla al-Islāmiyya fi al-'Irāq wa-sh-Shām, afkorting داعش Da'isj of Daesh, is een militie van jihadi en salafisten en naar eigen zeggen een kalifaat en islamitische staat die geleid wordt door soennitische Arabieren uit Irak en Syrië. IS heeft de controle over grondgebied waar meer dan tien miljoen mensen leven, in Irak, Syrië, Libië en Nigeria. De groepering is echter ook actief in andere delen van de wereld, waaronder Zuidoost-Azië. Op 29 juni 2014 claimde IS een wereldwijd kalifaat te hebben opgericht met Abu Bakr al-Baghdadi als de kalief, dat wil zeggen een staat die door een zelfverklaarde opvolger van de islamitische profeet Mohammed wordt geregeerd. Als kalifaat claimt het religieus, politiek en militair gezag over alle moslims over de hele wereld en dat de wettigheid van alle emiraten, groepen, staten en organisaties, moet geacht worden ongeldig zijn door de uitbreiding van het gezag van het kalifaat en de komst van zijn troepen in hun gebieden. In juni 2014 waren al meer dan een miljoen Irakezen vanwege het geweld van IS hun woonplaats ontvlucht. In augustus 2015 was het aantal mensen dat Syrië voor het geweld uit was gevlucht, gepleegd door de IS en als gevolg van de burgeroorlog in het land, meer dan 4 miljoen. Zij zijn 18 % van de vluchtelingen die in 2014 en in 2015 naar de landen van de Europese Unie zijn gevlucht. De Verenigde Naties houden IS verantwoordelijk voor diverse schendingen van mensenrechten en oorlogsmisdaden. Amnesty International meldt op basis van honderden ooggetuigenverslagen dat etnische zuiveringen "op een historische schaal" plaatsvinden door IS. IS wordt gezien als een terroristische organisatie door onder meer de Verenigde Naties, Syrië, Libanon, Irak, Israël, de Europese Unie, de Verenigde Staten, Australië, Canada, Indonesië, Maleisië, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte, Kirgizië, India en Rusland. Meer dan 60 landen voeren direct of indirect oorlog tegen IS. IS staat bekend om zijn goed gefinancierde propaganda op websites en sociale media, die video's van onthoofdingen van soldaten, burgers, journalisten en hulpverleners, alsook de opzettelijke vernietiging van cultureel erfgoed omvat. Het doel van Islamitische Staat in Irak en de Levant was in eerste instantie een jihad tegen de Amerikanen in Irak en tegen iedereen die volgens IS met hen samenwerkte, voornamelijk sjiieten, en het stichten van een islamitisch "kalifaat" in Irak, Syrië en omliggende Arabische landen. De na 1918 getrokken grenzen in het Midden-Oosten alsook vele oudere grenzen dienen volgens IS te worden uitgewist. Dit beoogde kalifaat zou derhalve het gehele Midden-Oosten, Noord-Afrika, het Iberisch Schiereiland: al-Andalus, Turkije en de Balkan moeten omvatten. Hiertoe tracht IS ook buiten Irak en Syrië een aanwezigheid op te bouwen en provincies, "wilayats", te stichten. Ideologisch verwante groeperingen, al dan niet daartoe aangemoedigd, hebben trouw gezworen aan IS. Dit heeft zich al voorgedaan in Libië in Derna, Egypte in de Sinaï, de Gazastrook, Algerije, Pakistan, Indonesië, Libanon, Jordanië en de Filipijnen met Abu Sayyaf, en geschiedt vaak ten koste van Al Qaida. Of IS daadwerkelijk zeggenschap over deze groeperingen heeft, is echter twijfelachtig. Christenen, jezidi's en andere niet-moslims krijgen de keus zich te bekeren, als dhimmi, als niet-moslim belasting, djizja, te betalen, of 'om te komen door het zwaard'. Niet-salafistische soennieten, soefi's en sjiieten worden gezien als 'afgedwaald van de ware leer' en krijgen eveneens de keuze tussen de dood of bekering tot de salafistische vorm van de islam die IS propageert. In 1999 werd de militante groepering Jama'at al-Tawhid wal-Jihad opgericht. Na de invasie van Irak in 2003 en de Irakoorlog werd deze beweging berucht door de zelfmoordaanslagen op onder andere sjiieten en de multinationale troepenmacht in Irak. De toenmalige leider van de groep, Abu Musab al-Zarqawi, zwoer in oktober 2004 trouw aan de Iraakse tak van Al Qaida. Ook veranderde hij de naam van zijn beweging in Tanzim Qaidat al-Jihad fi Bilad al-Rafidayn (Al Qaida in Irak), als vereniging van vaak aan Al Qaida verbonden jihadistische organisaties, om naar eigen zeggen "de soennitische Irakezen te beschermen en de islam te verdedigen". Deze beweging fuseerde met enkele andere groeperingen en vormde zodoende de nieuwe strijdgroep Mujahideen Shura Council (MSC). In oktober 2006 veranderde de naam hiervan opnieuw, nu in Dawlat al-ʿIrāq al-ʾIslāmiyyah, Islamitische Staat in Irak ofwel ISI. De emir van Al Qaida in Irak, Abu Hamza al-Muhajir, werd op vrijdag 20 april 2007 uitgeroepen tot 'minister van Oorlog' voor ISI. Na zijn dood op 18 april 2010 werd hij opgevolgd door Abu Suleiman al-Naser. De eerste emir van de Staat was Abu Abdullah al-Rashid al-Baghdadi, die na zijn dood, eveneens op 18 april 2010, werd opgevolgd door Abu Bakr al-Baghdadi. ISI kreeg naar eigen zeggen de provincies Anbar, Diyala, Ninawa en delen van Babel en Wasit in handen. Baquba werd als 'hoofdstad' van Islamitische Staat in Irak en de Levant aangemerkt. In de steden Ramadi en Falluja kreeg ISI de meeste aanhangers. Na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011 breidde ISI zijn werkterrein uit met Syrië, door in januari 2012 Jabhat al-Nusra, 'het steunfront', te stichten. Al vrij snel ontstond er echter onenigheid tussen ISI zelf en al-Nusra, waarbij de laatste de steun van Al Qaida kreeg. Reden hiervoor was dat, waar Al Qaida wilde dat ISI in Irak en al-Nusra in Syrië zich toelegden op het bestrijden van respectievelijk de legers van Irak, Syrië en de Verenigde Staten, ISI ook op grote schaal onschuldige burgers – sjiieten, alevieten en vrijzinnige moslims – doodde. In de Syrische burgeroorlog strijdt de terreurbeweging zowel tegen de regering van Bashar al-Assad als tegen diverse andere rebellengroeperingen in Syrië, inclusief zowel gematigd religieuze als jihadistische groeperingen. Diverse groepen die zich gaandeweg bij IS hebben aangesloten zouden jarenlang militair en financieel zijn gesteund door o.a. de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië om het regime van president Bashar al-Assad van Syrië omver te werpen. Toen deze groepen niet meer onder controle konden worden gehouden, zouden deze landen hun handen ervan af hebben getrokken en hen hun gang hebben laten gaan. In 2014 begon IS zelf in Syrië te opereren en de terreurbeweging noemde zich voortaan de Islamitische Staat in Irak en de Levant ofwel ISIL, in het westen Islamitische Staat in Irak en Syrië ofwel ISIS. Op 29 juni 2014 hernoemde de terreurbeweging zichzelf tot Islamitische Staat of IS. De beweging weigerde in Syrië samen te werken met andere jihadistische opstandelingengroepen, zoals het aan Al Qaida gelieerde Jabhat al-Nusra, en bestreed deze lange tijd evenzeer als het Syrische regeringsleger. Hoewel de organisatie dus oorspronkelijk zelf uit een tak van Al Qaida is voortgekomen, trok Al Qaida-leider Ayman al-Zawahiri uiteindelijk in januari 2014 zijn handen geheel van ISIS af. Begin januari bestormde ISIS, dat toen nog enkel gold als een zijtak van Al-Qaida, de steden Falluja en Ramadi en slaagde er even in de eerste stad in te nemen. Enkele dagen later was ISIS echter alweer uit deze steden verdreven. In juni 2014 begon IS een offensief tegen het leger van Irak. Tegenstanders van IS die gevangen werden genomen, werden geëxecuteerd. Half juni veroverde IS vanuit het noorden van het land de steden Mosoel, Tikrit, Baiji, Saadiyah en Jalawla. Hun opmars kon worden gestopt bij de voor sjiieten heilige stad Samarra, iets meer dan 100 kilometer ten noorden van Bagdad. Samen met de steden Falluja en Ramadi in de westelijke provincie Anbar, die in 2013 grotendeels onder controle van IS vielen, kreeg de terreurbeweging vrijwel het hele westen en midden van het land in bezit. Bij de verovering van Mosoel kon IS meer dan 1000 van hun eigen gevangenen bevrijden. Bij Tikrit werden door IS naar eigen zeggen 1700 gevangengenomen militairen van Nouri Maliki door aanhangers geëxecuteerd. Op 16 juni viel ook Tel Afar in handen van strijders van IS. Dit was de laatste grote stad in het noorden van Irak die ze tot dan toe niet hadden veroverd. De Turkmenen, de grootste bevolkingsgroep van de stad, waren deels soennitisch en deels sjiitisch, maar wilden zich niet mengen in het sektarische geweld. Bij de inname van de stad werd heftig gevochten en vielen volgens de Turkse media vele doden. Een deel van de 200.000 inwoners vluchtte naar soennitisch Koerdisch gebied, een ander deel naar sjiitische dorpen op het platteland. Ook in andere Turkmeense gemeenschappen hield IS huis, in de provincie Salaheddin werden 23 Turkmenen vermoord, onder wie vrouwen. Een deel van de huizen werd door ISIS in brand gestoken en tevens namen zij lokale burgers in gijzeling. Een strategisch doel van ISIS was Baiji, de grootste raffinaderij van Irak. In de vierde week van het offensief in Irak werd Bagdad grotendeels omsingeld. Soennitische en sjiitische dorpen ten noorden, westen en zuiden van de hoofdstad vielen in handen van IS. Het Iraakse leger probeerde tevergeefs Tikrit te heroveren. Jordanië en Saoedi-Arabië stuurden in reactie troepen naar de Iraakse grens. De Arabische troepenmacht bestond uit zo'n 30.000 man. In juli slaagde ISIS er volgens gegevens van het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten in om zo'n 6300 nieuwe strijders te werven, van wie naar verluidt een deel uit het Vrije Syrische Leger kwam. Op 2 augustus 2014 opende ISIS de aanval op Koerdische dorpen ten noordwesten en zuidoosten van Mosoel. Met name de Jezidi-gemeenschap werd zwaar getroffen. Honderden mannen en jongens zouden zijn geëxecuteerd, tientallen zouden door uitdroging en honger zijn overleden. De bewoners van Sinjar en de dorpen in de omgeving vluchtten met tienduizenden de bergen in. Zij zouden daar zijn ingesloten door ISIS, en geen toegang hebben tot eten en drinken. Behalve Sinjar veroverde IS begin augustus ook de Noord-Iraakse steden Zumar en Wana, na hevige gevechten met de Koerden. Na het begin van de luchtaanvallen van de coalitie op zowel al-Nusra als IS leek de rivaliteit tussen beide bewegingen weer te zijn afgenomen. In de grensgebieden tussen de twee landen zouden al-Nusra-strijders zich hebben aangesloten bij IS. IS veroverde inmiddels grote delen van Oost-Syrië, die aansloten op het reeds door IS veroverde gebied in Irak. IS zou het soennitische deel van Irak in rap tempo hebben kunnen veroveren, omdat zij daarbij steun kregen van het Naqshbandi soefi-leger onder leiding van oud-leden van de Ba'ath-partij van Saddam Hoessein. De twee partijen verschilden echter fundamenteel over hun religieuze opvatting; de soefi's stonden een seculiere staat voor. IS eiste de ontwapening en loyaliteit van de Naqshbandi, maar die gingen hier niet mee akkoord. Dat leidde op sommige plaatsen tot gevechten. Tevens zou IS tientallen soennitische imams hebben vermoord, omdat zij weigerden trouw te zweren aan de terreurorganisatie. Andere factoren die de snelle opmars bevorderden waren de verdeeldheid binnen de Iraakse regering, de weigering van de Koerden om met de centrale regering op te trekken, en de steun van de soennitische bevolking die het beu was door de sjiitische meerderheid als tweederangs burgers te worden behandeld. IS kon met grote moeite doordringen buiten de soennitische driehoek in het midden van Irak rond Samarra, waarbuiten ze immers vrijwel geen draagvlak van de bevolking hadden. IS bleek bovendien niet in staat om deze plaatsen, die als het meest radicaal van het land bekendstaan, volledig onder controle te houden, daar de meeste soennitische stammen in de regio zich tegen hen keerden en de hulp inriepen van het Iraakse leger. Bij gevechten tussen IS en het Iraakse leger zouden in dit gebied vele honderden sjiitische vrijwilligers en IS-strijders zijn omgekomen. Volgens Human Rights Watch pleegden beide partijen oorlogsmisdaden als massa-executies en martelingen, maar zijn deze misdaden oververtegenwoordigd van de kant van IS. Het Naqshbandi soefi-leger raakte begin juli tevens in een strijd met IS verwikkeld in de soennitische driehoek. IS executeerde 12 Naqshibandi in het stadje Saadiya. Begin januari raakte ISIS in Noord-Syrië onder andere bij Atarib, ten westen van Aleppo, slaags met islamitische rebellen, die daarop ISIS tot hun vijand verklaarden. De dagen daarna gingen de gevechten hier door, in dezelfde tijd dat ISIS erin slaagde in Irak Fallujah en Ramadi in te nemen. In juni zwoer in de Syrische plaats Abu Kamal de plaatselijke tak van al-Nusra trouw aan ISIS, hoewel beide groeperingen elkaar in de voorafgaande maanden juist hadden bestreden. In juli begon IS een offensief tegen de Syrische Koerden, die een eigen autonome regio genaamd Rojava hebben. De Syrische Koerden werden steeds meer door de Turkse Koerden, meer specifiek de PKK, ondersteund. In dezelfde maand begon Islamitische Staat een offensief tegen de Syrische overheid. Ze slaagden erin basissen in het oosten van Syrië te veroveren en zodoende hun gebied te consolideren. Een aardgasveld dat door Islamitische Staat werd veroverd, werd door de Syrische overheid heroverd. Het overheersende nieuws dat in het derde kwartaal van 2014 uit het door IS gedomineerde gebied kwam was het beleg door IS van de Syrische stad Kobani, aan de grens met Turkije. Een coalitie met onder meer de Verenigde Staten bombardeerde deze stad om de Koerdische strijders te ondersteunen en de burgers van Kobani tegen IS te beschermen. Begin oktober had IS ondanks de voortdurende beschietingen van coalitietroepen een aanzienlijk deel van de stad in handen gekregen. Hoewel het leven van de burgers in groot gevaar was, intervenieerde Turkije niet, omdat de bevolking van Kobani voornamelijk uit Koerden bestond. Wel stond Turkije de Peshmarga, de Koerden uit Irak, toe om de Koerden in Kobani te gaan helpen. Op 21 juni nam IS controle over de steden Tur-Aibil aan de Jordaanse grens, en Al-Walid bij Syrië. Als reactie mobiliseerde het Jordaanse leger aan de grens met Irak, en bombardeerde de Syrische luchtmacht verschillende plaatsen aan beide zijden van de grens met het land. Eind juni claimde IS verantwoordelijkheid voor een aanslag in Libanon. Ook Saoedi-Arabië, dat zelf veel IS-financiers huisvest, stuurde zijn leger naar de grens met Irak. 30.000 Saoedi's namen hier de plaats in van het Iraakse leger, dat de grens halsoverkop had verlaten om noordelijker gelegen steden te beschermen tegen aanvallen van IS. Het Saoedische koningshuis zou zich tevens zorgen maken omdat IS dreigementen heeft geuit richting de heilige steden Mekka en Medina. Volgens IS zouden deze plaatsen zijn voorzien van afgodsbeelden ter verering van het koningshuis. Nadat het offensief in Irak was vastgelopen, verstevigde IS zijn greep op het oosten van Syrië. Met de in Irak buitgemaakte wapens werden andere rebellen verdreven uit de provincie Deir ez-Zor. Tevens zette IS de wapens in tegen de Koerden, vlak bij de grens met Turkije, waarna de Turken het leger mobiliseerden langs de grens. Volgens lokale Koerdische bronnen zouden IS-strijders bij deze aanval chemische wapens hebben gebruikt. Een week eerder zou IS een Iraaks depot met chemische wapens hebben bemachtigd. De Syrische regering beschuldigde de terreurbeweging eerder al van het gebruik van gifgassen in de Syrische burgeroorlog. IS zette de aanval op de Koerden in Syrië door, en in september veroverden de terroristen tientallen dorpen rond de Koerdische stad Kobani. Zo'n 140.000 Koerden vluchtten in enkele dagen tijd naar Turkije. Op 29 juni 2014 maakte IS bekend dat leider Abu Bakr al-Baghdadi, Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarrai, de kalief was geworden, en dat de eindstrijd was aangebroken. Volgens IS moeten alle moslims wereldwijd de nieuwe kalief erkennen, een aanspraak die al spoedig door vooraanstaande islamitische geleerden wereldwijd met klem werd weersproken. Volgens islamitische leiders kan een extremistische organisatie geen kalifaat leiden en schendt IS met het uitroepen de islamitische wet. Tevens zouden zij een plan bekend hebben gemaakt om binnen 5 jaar de gehele islamitische wereld te veroveren, inclusief het Iberisch Schiereiland en het voormalige Byzantijnse Rijk. Volgens analisten zijn dergelijke irredentische dreigementen niet reëel. Zelfs Al Qaida claimde nooit een kalifaat te hebben gesticht, en definitieve uitingen over de eindtijd worden binnen de hoofdstromingen van de islam afgedaan als ketterij of 'woorden van de duivel'. Al-Baghdadi zou zich met extreme standpunten willen onderscheiden van Al Qaida-leider Ayman al-Zawahiri, om zich als 'ware opvolger' van Osama Bin Laden te profileren. Op deze manier zou IS kunnen groeien doordat al-Baghdadi in aanzien zou stijgen bij andere terroristische organisaties en onder nieuwe rekruten. Eind oktober veroverden enkele honderden uit Syrië afkomstige IS-strijders de Libische stad Derna en verklaarden deze onderdeel van hun kalifaat. Dit was zodoende de eerste stad in Libië die in handen van IS viel. In november zwoeren veel leden van de Islamic Youth Shura Council, een eerder in 2014 als afsplitsing van Ansar al Sharia opgerichte organisatie, trouw aan IS. Op 10 november 2014 zwoer Ansar Bait al-Maqdis, een beruchte jihadistische groepering in Egypte, trouw aan IS. Hun leider Ansar Beit al-Maqdis spoorde via Twitter andere moslims aan hetzelfde te doen. In Mosoel voerde IS gedurende juli een etnische zuivering uit, waarbij vrijwel alle christenen, jezidi's en vele moslims de stad uit werden gejaagd, bekeerd of geëxecuteerd. Halverwege juli 2014 zouden al bijna 1,2 miljoen mensen voor IS naar de Koerdische Autonome Regio zijn gevlucht. In de eerste week van augustus breidde IS deze etnische zuivering uit vanuit Mosoel naar het Sinjar-gebergte ten noorden van de stad, en de Ninevevlakte ten zuidoosten. Dit zou nog honderdduizenden jezidi's en Assyriërs op de vlucht hebben gedreven. Ook de grootste christelijke stad van Irak, Qaraqosh, viel in handen van de terreurbeweging. In de Sinjarbergen werden tienduizenden jezidi's door IS belegerd. De Amerikaanse luchtmacht dropte voedselpakketten en water, en de Koerden wisten een corridor naar de bergen te veroveren zodat de meeste jezidi's konden ontsnappen. Hoewel de opmars van IS in juli en augustus 2014 vertraagd leek, duurde deze nog steeds voort. Hoewel de Koerden beter weerstand konden bieden, wist IS een aantal plaatsen en de Mosoeldam op hen te veroveren. De hoofdstad Erbil werd bedreigd, waarop de Amerikaanse luchtmacht bombardementen op IS uitvoerde en diverse landen de Koerden met wapenleveranties steunden. Nadat Al-Maliki zich gedwongen zag af te treden, verklaarden soennitische stammen in de provincie Anbar dat zij met de nieuwe Iraakse premier wilden samenwerken in de strijd tegen IS. Na gecoördineerde luchtaanvallen van het Amerikaanse leger konden Koerdische strijdkrachten op 17 augustus tevens de Mosoeldam grotendeels ontzetten. Eind september boekten de Koerden in Noord-Irak enkele overwinningen op IS, en zodoende wisten ze de belangrijkste grenspost met Syrië te bemachtigen. Zij kregen daarbij ook steun van Syrische Koerden en lokale soennitische stammen. In het zuidelijker gelegen Tikrit wist IS echter het Irakese leger terug te dringen, waarna zij er de oudste christelijke en islamitische gebedshuizen van Irak opbliezen. Behalve de aanslagen en willekeurige moorden op yezidi's, zouden in de tweede helft van 2014 op eigen gebied 1878 personen zijn geëxecuteerd. Het merendeel, 1175, bestond uit burgers, waaronder 8 vrouwen en 4 kinderen, die de opgelegde IS-wetgeving hadden overtreden. 120 personen waren lid van IS en werden gestraft voor ongehoorzaamheid of voor militaire tegenvallers tegen onder andere de Peshmarga. De rest bestond uit voormalige troepen van Assad en lokale stammen die zich tegen IS hadden verzet. Eind juli 2014 onthoofdde IS tientallen Syrische soldaten in Raqqa, waarna hun hoofden op palen in het centrum van de stad werden gespietst. Een van de middelen die IS gebruikte voor hun propaganda, was het op internet zetten hoe gevangengenomen journalisten en hulpverleners werden onthoofd. Op deze manier werden vermoord: James Foley, persfotograaf, Steven Sotloff, journalist, David Haines, hulpverlener, en Alan Henning, ook hulpverlener. Op 16 november maakte IS bekend dat de Amerikaanse hulpverlener Peter Kassig was onthoofd tijdens een massa-executie, samen met achttien gevangen Syrische officieren en piloten uit het leger van president Assad. Begin januari eiste IS de verantwoordelijkheid op voor een aanslag in een voorstad van Beiroet in Libanon, waarbij vijf doden vielen. In het vierde kwartaal van 2014 sloten een aantal landen een bondgenootschap tegen IS. Met militaire middelen, door het uitvoeren van bombardementen en het afschieten van raketten, begonnen de landen die zich de coalitie hadden aangesloten de strijd tegen IS. De regeringen van diverse landen in de Golf stellen zich ook tegen IS op en lieten Amerikaanse straaljagers vanaf hun grondgebied aanvallen op IS uitvoeren. Duitsland en Frankrijk leverden in augustus 2014 wapens en materieel aan de Koerden, die zich militair tegen IS verzetten. In september 2014 besloten verschillende andere westerse landen om gevechtsvliegtuigen naar het gebied te sturen, om daar stellingen van IS te bombarderen: Groot-Brittannië, België, Denemarken en Nederland. Nederland opereert boven Irak sinds (7 oktober) 2014 en sinds (16 februari) 2016 boven Syrië. Een extra reden voor Engeland om de strijd tegen IS te steunen, waren de onthoofdingen: David Haines en Alan Henning kwamen uit Engeland. Volgens John Kerry, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, was in de strijd tegen IS het volgende nodig: IS zou alleen definitief kunnen worden verslagen, wanneer een leger over land de terreurorganisatie zou verdrijven. Volgens velen, waaronder Bert Koenders, de minister van Buitenlandse Zaken voor Nederland, zou de strijd tegen IS nog jaren gaan duren, maar het was in geen geval de bedoeling dat westerse landen op Iraaks en Syrisch grondgebied zouden meedoen. Het verdrijven van IS was voor alles de verantwoordelijkheid van het Iraakse leger. Niet deel uitmakend van de coalitie, maar niettemin tegenstanders van IS, zijn: Hoewel Israël beducht is voor IS, met name door de aanwezigheid van de beweging in zowel Syrië als de Sinaï, heeft het zich voorlopig afzijdig gehouden in de strijd tegen IS. Het beschouwt Iran als een groter gevaar dan IS en is bang dat het Westen in ruil voor Iraanse steun concessies doet betreffende het Iraanse nucleaire programma. Ook is Israël bang dat een overwinning voor Assad en diens bondgenoten leidt tot een sterkere aanwezigheid van o.a. Hezbollah. Hoewel Israël beducht is voor IS, met name door de aanwezigheid van de beweging in zowel Syrië als de Sinaï, heeft het zich voorlopig afzijdig gehouden in de strijd tegen IS. Het beschouwt Iran als een groter gevaar dan IS en is bang dat het Westen in ruil voor Iraanse steun concessies doet betreffende het Iraanse nucleaire programma. Ook is Israël bang dat een overwinning voor Assad en diens bondgenoten leidt tot een sterkere aanwezigheid van o.a. Hezbollah. In januari 2015 wisten de Koerden na een langdurige strijd uiteindelijk Islamitische Staat met hulp van de coalitie, FSA en Pesjmarga uit Kobani te verdrijven. De stad zelf werd voor het grootste deel verwoest. De Koerden grepen hierop het verkregen momentum aan om vrijwel het gehele oorspronkelijk bezette gebied te heroveren, waarbij ze weinig tegenstand van IS ontmoetten. De Koerden heroverden in februari en maart 2015 nieuwe delen van de provincie Al-Hasakah. In juni 2015 werd bekend dat ook de laatste IS-strijders door soldaten van de Koerdische YPG uit Kobani waren verdreven, een week nadat IS ook Tell Abyad had moeten opgeven. Doordat de Koerdische strijders bovendien een legerbasis ten noorden van Ar-Raqqah wisten te veroveren, werden belangrijke aanvoerroutes voor IS vanuit het buitenland afgesloten. Ten zuiden van Kobani gingen de gevechten tussen de IS en Koerden nog wel door. De OPCW bracht in februari 2016 een rapport uit waarin stond dat IS in augustus 2015 bij Erbil een aanval met mosterdgas tegen de Koerden inzette. IS had Mosoel, in het noordwesten van Irak, in het begin van 2015 nog stevig in handen. Daarom bereidden de Verenigde Staten een militaire aanval op Mosoel voor, die vooral door Irakese militairen moest worden uitgevoerd. In juni 2014 had IS Tikrit veroverd. Het Iraakse leger poogde aanvankelijk tevergeefs deze stad te heroveren. Veel inwoners sloegen na de inname op de vlucht. Begin maart 2015 begon het leger van Irak een groot offensief om IS weer uit Tikrit te verdrijven. De stad werd verdedigd door naar schatting 13.000 strijders. Omstreeks 14 maart had het Iraakse leger driekwart van de stad terugveroverd.NRC Handelsblad. "Iraakse troepen zullen Tikrit binnen paar dagen bevrijden", 14 maart 2015. Het leger wist de stad te omsingelen en kon op 1 april 2015 de volledige herovering melden. IS verloor hierbij naar schatting 4000 strijders. Tijdens de gevechten om Tikrit werd ook de graftombe van Saddam Hoessein door bommen van IS vernietigd. Het lichaam van de Iraakse ex-dictator was al eerder overgebracht naar een andere locatie.NU.nl. "Graftombe van Saddam Hoessein bij Tikrit vernietigd", 16 maart 2015. IS vermoordde in deze zelfde periode honderden Jezidi's. Terwijl het Irakese leger in en rond Tikrit belangrijke overwinningen behaalde, viel de zuidelijker gelegen stad Ramadi in de provincie Anbar volledig in handen van IS. In enkele dagen tijd zouden meer dan 40.000 inwoners de stad zijn ontvlucht. Eind april slaagde IS erin een legerbasis bij het Thartarmeer in te nemen. Op 25 april executeerde IS 185 Iraakse militairen die op de basis gelegerd waren. In de nacht van 11 op 12 november begonnen de Iraaks-Koerdische Peshmerga met hulp van de VS een nieuw grootschalig grondoffensief tegen Sinjar, om deze stad te heroveren op IS. Hieraan deden zo'n 7.500 peshmergastrijders mee. Een dag later werd al bekend dat de Peshmerga Sinjar geheel hadden terugveroverd. Alle IS-strijders zouden de stad inmiddels hebben verlaten. Daags na de inname werd bij de stad een massagraf gevonden met daarin de lichamen van ca. 78 door IS vermoorde Yezidi-vrouwen, in de leeftijd van veertig tot tachtig jaar. In november maakte het Iraakse leger bekend de stad Ramadi, die in mei in handen van IS was gevallen, te zullen terugveroveren. Begin december meldde het Iraakse leger deze stad voor meer dan de helft te hebben terugveroverd. Enkele weken slaagden de Iraakse troepen er met hulp van de Amerikaanse luchtmacht in om door te dringen tot in het centrum. De Iraakse woordvoerder Sabah al-Numani berichtte dat de stad nu binnen luttele dagen zou worden bevrijd. Bij de daaropvolgende gevechten zijn volgens berichten tientallen Iraakse militairen gedood. Op 28 december verklaarde de Iraakse regering Ramadi weer geheel in handen te hebben. Het was een beletsel voor de coalitie in Syrië hard tegen ISIS op te treden, omdat ISIS ook de vijand van het regime van Bashar al-Assad was. In het noorden van Syrië, bijvoorbeeld eerder bij de bevrijding van Kobani, had de coalitie wel bombardementen uitgevoerd. De Koerden gingen in het deel van Syrië, tegen de grens met Turkije aan, met hun opmars door en sloten de grens tussen Turkije en Syrië voor de ISIS af. In mei 2015 veroverde IS de laatste grensovergang tussen Syrië en Irak. Na een korte strijd wisten zij in het oosten van Syrië tevens Tadmur en de bijbehorende historische stad Palmyra, die op de Werelderfgoedlijst staat, in te nemen. Door de verovering van deze stad wist IS de aanvoerlijnen van het Syrische leger naar Deir ez-Zor af te snijden. In juli 2015 gaf IS een nieuw filmpje vrij, opgenomen in Palmyra, waarop te zien is hoe een Syrische militair wordt onthoofd door een kind. Het was voor het eerst dat een dergelijke executie verricht door een minderjarige op film werd getoond, hoewel al langer bekend was dat IS hiervoor af en toe kinderen inzet. Zo werd er bijvoorbeeld in maart een Israëlische spion door een kind onthoofd. In augustus 2015 onthoofdde IS in deze stad de 82-jarige archeoloog Khaled al-Asaad. Zowel de tempel van Baal-Shamin als de tempel van Bel in Palmyra werden door IS opgeblazen.Volkskrant. "IS blaast eeuwenoude tempel in Palmyra op", 24 augustus 2015. In de eerste week van augustus ontvoerde IS ca. 230 christenen in het door de terreurbeweging veroverde al-Quaryatayn, een stad in de Syrische provincie Homs. Op 1 september gaf het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten het bericht vrij dat IS-strijders het district Qadam, vier kilometer ten zuiden van Damascus, waren binnengevallen en al deels hadden veroverd. Daarmee was IS de Syrische hoofdstad dichter dan ooit genaderd. In de buurt van Aleppo kwam op 9 oktober de Iraanse generaal Hossein Hamedani van de Iraanse Revolutionaire Garde om het leven. Volgens zijn mannen is hij gedood door IS. Op 1 november werd ook de stad Maheen ingenomen, met behulp van twee zelfmoordaanslagen. Hiermee was IS de snelweg die Homs met Damascus bevindt tot minder dan 20 kilometer genaderd. Ze rukten op richting de christelijke plaats Sadad. Het Syrische leger heroverde de stad op 29 december 2015. Begin januari beweerden IS-strijders in Libië twee Tunesische journalisten, die op 8 september in Ajdabiya vermist waren geraakt, te hebben geëxecuteerd. Na maandenlange gevechten wisten IS-strijders op 23 september de Libische stad Sirte in te nemen. Bij een schietincident op 16 november in Benghazi tussen de officiële Libische strijdkrachten en IS vielen zestien doden. Begin 2015 werd duidelijk dat IS ook in Afghanistan steeds meer bezig was een macht op te bouwen. Hier ontmoette de beweging echter oppositie van zowel de regering als de Taliban. De Taliban willen voornamelijk een streng-islamitische staat stichten in Afghanistan, maar na decennia van oorlog willen zij vooral ook vrede. De pan-jihadistische denkbeelden van IS staan haaks hierop. In de loop van 2015 rukte IS met name op in de oostelijke Afghaanse provincies (zoals Nangarhar), waar ze soms rechtstreeks strijd leveren met de Taliban, die hier hun grote concurrent zijn. In juli werd een belangrijke commandant van IS in Afghanistan gedood door de Amerikaanse bombardementen. Eind september was IS er volgens berichten in driekwart van de Afghaanse provincies in geslaagd om nieuwe mensen voor zich te werven. Er zijn filmpjes opgedoken waarop is te zien hoe IS-strijders leden van de plaatselijke Afghaanse bevolking executeren omdat zij samenwerkten met de Taliban. Enkele belangrijke voormannen van de Taliban en Al Qaida (uit Afghanistan, Pakistan en Oezbekistan) zouden verder zijn overgelopen naar IS. IS nam in januari 2015 twee Japanse gijzelaars gevangen en dreigde hen te onthoofden, omdat Japan geld ter beschikking had gesteld voor de opvang van vluchtelingen van IS, wat klaarblijkelijk door IS als een tegen henzelf gerichte daad werd geïnterpreteerd. Japan trachtte met de Jordaanse regering tot een uitruil van de Japanse gijzelaars en de Jordaanse piloot Moaz al-Kasasbeh tegen een Jordaanse jihadiste te komen, maar uiteindelijk onthoofdde IS de beide Japanners. Een door IS gevangengenomen journalist, John Cantlie, werd door IS gebruikt en waarschijnlijk gedwongen om voor hen reportages te maken. Uit deze reportages zou blijken dat IS een goed georganiseerde staat zou hebben opgebouwd, dat het dagelijks leven gewoon doorging, dat de bevolking 'bevrijd' was van hun regeringen die zich door de Amerikaanse en Iraanse regeringen als marionetten zouden laten gebruiken en dat IS de slag om Kobani zou hebben gewonnen. Ook uitte Cantle kritiek op de coalitie, waarvan de bommen voornamelijk onschuldige burgers zouden treffen. Op 3 februari werd bekend dat Al-Kasasbeh al op 3 januari door IS om het leven was gebracht door middel van levend verbranden. Dit leidde tot massale woede in Jordanië en de roep om wraak. Twee ter dood veroordeelde terroristen werden vroegtijdig geëxecuteerd in reactie op de moord op de piloot. Op 10 februari werd door haar familie en de Amerikaanse regering bevestigd dat de Amerikaanse hulpverleenster Kayla Mueller was overleden. In augustus 2013 was ze gevangengenomen door IS, dat haar overlijden eerder bekendmaakte. Volgens IS was ze als gevolg van een Jordaanse luchtaanval om het leven gekomen. De Amerikaanse regering gaf geen commentaar op deze verklaring. In februari 2015 heeft een tak van IS in Libië 21 koptische christenen uit Egypte onthoofd. De Egyptische president zei dat zijn land op een "passende manier" op de dood van de Egyptische onderdanen zou reageren. Zowel Egypte als Libië voerden luchtaanvallen op doelen van IS in Libië uit, waarbij tientallen IS-strijders werden gedood. De Italiaanse minister van defensie Roberta Pinotti liet weten dat Italië militaire acties niet zou uitsluiten indien diplomatie de opkomst van IS in Libië niet kon tegenhouden. Frankrijk zette het vliegkampschip Charles de Gaulle tegen de IS in. In juni 2015 gaf IS een nieuwe videofilm vrij, waar het Spaanse persbureau Europa Press de hand op wist te leggen. Hierop is te zien hoe IS drie nieuwe executiemethoden toepast. Een groep gevangenen wordt opgesloten in een kooi die vervolgens langzaam in een zwembad onder water wordt gezet. Een tweede groep van zeven mannen krijgt een koord om hun hals gebonden met daaraan explosieven, die tot ontploffing worden gebracht. Nog drie andere gevangenen worden opgesloten in een auto die men daarop met een raket laat exploderen. De video als geheel werd te gruwelijk geacht om op internet te zetten. Ook verschenen er steeds vaker executievideos waarin de beulen minderjarigen of zelfs jonge kinderen zijn. In augustus kwam een video naar buiten, gemaakt op een geheime plek in Afghanistan, waarop weer een nieuwe executiemethode van IS werd getoond. Tien gevangenen die er door IS van worden beschuldigd samen te spannen met de taliban worden gedwongen te knielen, terwijl er in de grond onder hen explosieven zijn begraven. De explosieven worden daarop tot ontploffing gebracht. Op 31 augustus kwam een video naar buiten waarop vier Iraakse piloten vastgebonden en nog levend boven een vuur worden gehangen, als wraakactie van IS voor de dood van vier van hun eigen leden. Begin november onthoofdde IS in de Zuid-Afghaanse provincie Zabul zeven Hazara. Begin december verscheen er een Russischtalig filmpje van IS waarop voor het eerst een gevangen Rus wordt onthoofd. In het filmpje wordt een dreiging aan het adres van de Russen geuit. IS heeft honderden gijzelaars, vooral journalisten en hulpverleners in Syrië en buitenlandse arbeiders in Irak, soms al jaren in gevangenschap. Hierbij maakt IS geen onderscheid tussen vijandige strijders of onschuldige burgers. Zo houdt IS ook kleine kinderen en soennitische burgers gevangen onder mensonterende omstandigheden. Volgens de Verenigde Naties worden kinderen van minderheidsgroepen gemarteld, verkracht en vermoord. In het noordoosten van Syrië ontvoerde IS in de tweede helft van februari minstens 220 christenen.NOS. IS ontvoerde zeker 220 christenen in Syrië, 26 februari 2015. citeert het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten in Londen Dit gebeurde nadat IS een aantal christelijke dorpen had veroverd langs de rivier de Khabur ten noordwesten van Al-Hasakah. De internationale coalitie intensiveerde in reactie de bombardementen op IS in de omgeving van Tell Tamer en in het westen van Irak. Hierbij zouden volgens de Arabische zender Al Arabiya tientallen doden aan de zijde van IS zijn gevallen. In de loop van 2015 pleegde IS steeds meer terreuraanslagen buiten het eigenlijke "kalifaat". Eerst gebeurde dit in Noord-Afrika (met name Tunesië) en andere delen van het Midden-Oosten, vervolgens ook in West-Europa (Parijs) en (België). Hieronder staat een overzicht van de meest grootschalige. Op dezelfde dag als de aanslag in Sousse, op 26 juni, vielen bij een bomaanslag op de shiitische Imam Sadiq-moskee in Koeweit-stad zeker 25 doden en meer dan 200 gewonden. De aanslag werd door IS opgeëist.Op dezelfde dag vonden er nog twee opmerkelijke terreurdaden plaats, namelijk de aanval op het Somalische Lego, opgeëist door al-Shabaab, en de aanslag in Saint-Quentin-Fallavier. Een rechtstreeks verband met de aanslagen door IS is niet aangetoond. Op 18 juli vond een zelfmoordaanslag plaats op een markt in de Noord-Iraakse plaats Khan Bani Saad, waarbij minstens 120 doden vielen. Enkele dagen later vielen er 20 doden bij een aanslag in de soennitische wijk Baiyaa in het westen van Bagdad. Op 20 juli vond ook in de Turkse grensplaats Suruç een bomaanslag plaats, met tientallen doden. Op 13 augustus pleegde IS een nieuwe bomaanslag in Bagdad, in de wijk Sadr City, waarbij 76 doden vielen. Begin september pleegde IS een dubbele aanslag op een moskee in Sanaa, de hoofdstad van Jemen, waarbij zeker 20 doden vielen. Op 10 oktober vond in de Turkse hoofdstad Ankara de dodelijkste bomaanslag uit de Turkse geschiedenis plaats, op een plek waar zich net enkele honderden demonstranten zich hadden verzameld. Er vielen bijna honderd doden. Ook deze aanslag is vermoedelijk gepleegd door IS. Op 12 november pleegde IS een aanslag in een sjiitische wijk van de Libanese hoofdstad Beiroet, waar veel aanhangers woonden van Hezbollah. Er vielen zeker 43 doden en meer dan 200 gewonden. Op 6 december kwam bij een aanslag in de Jemenitische stad Aden de gouverneur van de provincie Aden om het leven, toen er een auto bij zijn konvooi ontplofte. Op 30 december kwamen bij een dubbele zelfmoordaanslag in Kamishli, een stad in Koerdisch gebied in Noord-Syrië, zeker zestien mensen om het leven. Op 18 maart vielen bij een aanslag op het Bardomuseum in Tunis ruim 20 doden, onder wie twee aanslagplegers. De aanslag werd een dag later opgeëist door IS. De aanslag op 26 juni in Sousse, een populaire badplaats in Tunesië, werd officieel opgeëist door IS, maar is ook toegeschreven aan Al Qaida.. Op 31 oktober stortte in Sinaïgebied Kogalymavia-vlucht 9268 neer, met aan boord overwegend Russen. Alle 224 inzittenden kwamen om, waarmee dit de dodelijkste vliegramp is uit de Russische geschiedenis. Het toestel bleek in de lucht in stukken te zijn gebroken. Vermoedelijk is er een bom aan boord gesmokkeld. De verantwoordelijkheid hiervoor is in een op de sociale media geposte video opgeëist door de Egyptische tak van IS, maar de echtheid van het filmpje is tot dusver niet geverifieerd. Desondanks wordt inmiddels aangenomen dat handlangers van IS een bom in het vliegtuig hebben geplaatst. Op 24 november werd er een aanslag gepleegd op een hotel en een politiewagen in al-Arish in de Noordelijke Sinaï, met twaalf doden als gevolg. De aanslag is opgeëist door de Egyptische tak van IS. Op 24 november vond er ook een derde door IS opgeëiste zware aanslag plaats in Tunesië, in de hoofdstad Tunis, gericht tegen leden van de presidentiële garde. Er vielen 13 doden. Op de avond van 13 november 2015 vond in Parijs zes terreuraanslagen door in totaal acht daders plaats. Er vielen ca. 130 doden en honderden gewonden. IS eiste de volgende dag in een verklaring hiervoor de verantwoordelijkheid op en verklaarde dat "acht soldaten van het kalifaat met wapengordel minutieus geplande aanvallen hebben uitgevoerd". De stem werd later herkend als die van Fabien Clain, een 35-jarige Franse jihadist die naar Syrië was gevlucht en in Frankrijk bij verstek tot gevangenisstraf was veroordeeld. In juli spraken de Verenigde Staten en Turkije – dat zich inmiddels ook in de strijd tegen IS had gemengd – af om gezamenlijk een bufferzone op te werpen in het noorden van Syrië, teneinde een verdere opmars van IS in noordelijke richting tegen te gaan. Ongeveer een maand later vonden rond het Syrische stadje Marea, dat binnen deze zone ligt, hevige gevechten plaats tussen IS en Syrische rebellen, waarbij minstens 47 doden vielen. IS had inmiddels enkele dorpen in dit gebied ingenomen. Op 16 september voerden Irak en Syrië gezamenlijk bijna dertig luchtaanvallen op IS-doelen uit, op de steden Tuz, Sinjar, Mosoel, Ramadi en Hasaka. Daarbij werd vooral gevechtsmaterieel verwoest, naast enkele gebouwen.NU.nl. "Luchtaanvallen Syrië en Irak tegen IS", 10 september 2015. Op 17 en 18 september werden ook Al-Raqqah en de ruïnestad Palmyra gebombardeerd. Op laatstgenoemde plek vielen zeker 26 doden, onder wie 12 IS-strijders.NOS. "Doden bij Syrisch bombardement op Palmyra", 19 september 2015. Op 27 september heeft de Franse luchtmacht als eerste van de landen van de coalitie aanvallen op kampen van IS in Syrië uitgevoerd.NOS. "Hollande: IS-trainingskamp in Syrië was doelwit luchtaanval", 27 september 2015. Zij richtten hun aanval op een opleidingskamp van de IS. Daarbij zijn zes Franse jihadi om het leven gekomen. Westerse landen zien het als een complicatie, dat met de aanvallen in Syrië tegen IS het regeringsleger van Bashar al-Assad wordt geholpen. Daarentegen besloten Irak, Rusland, dat steevast achter het regime van Assad staat, en Iran wel om met de regering van Bashar al-Assad te gaan samenwerken tegen IS.NRC Handelsblad. "Irak gaat samenwerken met Rusland, Iran en Syrië tegen IS", 27 september 2015. Russische straaljagers werden daartoe aan de kust van Syrië aan de Middellandse Zee gestationeerd. France 24. "Moscou déploie des avions de chasse en Syrie après avoir subi un "acte terroriste"", 22 september 2015. De dagen daarna begon ook Rusland met het uitvoeren van luchtaanvallen op Syrisch grondgebied.NOS. "Opnieuw Russische luchtaanvallen in Syrië", 1 oktober 2015. Het Syrische Observatorium voor Mensenrechten meldde op 2 oktober dat bij Russische bombardementen op Al-Raqqa zeker twaalf IS-strijders waren gedood. Ook het dorpje Qaryatian zou onder vuur zijn genomen. Op 6 oktober werden in Palmyra 15 IS-strijders gedood door aanvallen van Russische gevechtsvliegtuigen. Westerse landen en Saoedi-Arabië stonden niettemin sceptisch tegenover de Russische interventie. Volgens hen hielp Rusland eigenlijk vooral president Assad in de burgeroorlog tegen de opstandelingen onder voorwendsel zich tegen IS te richten.NOS. "Westen argwanend over Russische aanvallen", 30 september 2015. Op 22 oktober bevrijdden Iraakse en Amerikaanse militairen bij het door IS bezette Hawija ca. 70 gijzelaars die op het punt stonden te worden geëxecuteerd, onder wie 20 leden van de Iraakse veiligheidsdienst. Hierbij kwam er voor het eerst in de strijd tegen IS in het Midden-Oosten een Amerikaanse militair om het leven. Er werden vijf IS-strijders gevangengenomen en een onbekend aantal gedood. Op 15 november, twee dagen na de aanslagen in Parijs, begon Frankrijk met het uitvoeren van vergeldingsbombardementen op Raqqa. Er werden die dag twintig bommen boven de stad afgeworpen. Daarna volgden meer Franse bombardementen op Raqqa. President Hollande riep op tot samenwerking met Rusland en de Verenigde Staten in de strijd tegen IS. Op 17 november voerde ook Rusland weer bombardementen uit op Raqqa. De dagen daarna voerde Rusland de bombardementen op IS verder op en richtte zich vooral op het gouvernement Deir ez-Zor, waar volgens berichten bij één bombardement minstens zeshonderd IS-militanten zouden zijn omgekomen. Op de avond van 2 december stemde het Britse Lagerhuis in om IS ook in Syrië te gaan bombarderen. Tot nu toe had het Verenigd Koninkrijk dit alleen in Irak gedaan. Meteen diezelfde nacht begon een Britse luchtmachtbasis op Cyprus met het uitvoeren van bombardementen. Eind 2015 had de terreurbeweging ten opzichte van een jaar eerder 14% van haar grondgebied verloren. Het totale gebied in Irak en Syrië dat in handen was van IS bedroeg nu 78.000 km2, wat ongeveer zo groot is als Oostenrijk. Geestelijk leider Abu Bakr al-Baghdadi liet in een audioboodschap op Twitter weten: "Hoe heviger de oorlog wordt, des te sterker en zuiverder wordt IS". Op 4 februari verklaarde Saoedi-Arabië zich bereid om in de strijd tegen IS in Syrië grondtroepen in te zetten. Het Witte Huis meldde begin februari in een rapport dat IS in het voorbije jaar 20% van zijn strijdkrachten in Syrië en Irak was kwijtgeraakt. Dit zou hoofdzakelijk het gevolg zijn van de Russische en Amerikaanse militaire interventie. Op 16 februari bombardeerden Nederlandse F-16's voor het eerst ook doelen van IS in Syrië, nadat het kabinet-Rutte II hier een week eerder toe had besloten. Op 19 februari bombardeerden de VS een kamp van IS in Libië, in Sabratha, dicht bij de Tunesische grens. Er zouden zeker 41 doden zijn gevallen. Op 25 februari heroverden Syrische regeringstroepen met hulp van Russische luchtaanvallen de stad Khanaser, die twee dagen eerder door IS was ingenomen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry verklaarde op 13 maart dat IS de afgelopen drie weken 3000 km2 aan terrein had verloren. Ook zouden er 600 IS-strijders zijn omgekomen. Op 27 februari vielen IS-strijders de grensplaats Tel Abyad aan, die in handen is van de Koerden. Deze aanval is volgens berichten succesvol afgeslagen. Op 4 januari pleegden strijders van IS in de Libische havenplaats as-Sidr een aanslag op een van de belangrijkste olieopslagplaatsen van het land. IS beweerde inmiddels de stad Bin Jawad in handen te hebben. Op 7 januari vielen bij een aanslag met een vrachtauto vol explosieven op een trainingskamp van de Libische politie in de kustplaats Zliten minstens 47 doden. IS eiste in een verklaring de verantwoordelijkheid hiervoor op. Op 8 januari werden in een buitenwijk van Caïro en agent en een militair doodgeschoten. De aanslag werd door IS opgeëist. Op 10 januari werden er in Irak een aantal aanslagen tegelijk gepleegd, alle opgeëist door IS. In Baquba ontplofte een autobom. In de stad Muqdadiya ontploften twee bommen bij een zelfmoordaanslag in een casino, met twintig doden tot gevolg. Op twee plaatsen in Bagdad ontploften ook autobommen en er werd een winkelcentrum gegijzeld waarbij twee agenten werden gedood. Alles bij elkaar vielen bij deze reeks aanslagen minstens 46 doden. Op 12 januari blies een zelfmoordterrorist zich op op een toeristische plek in de Istanboelse wijk Sultanahmet. Bij deze aanslag kwamen tien Duitsers om het leven. De dader was een 28-jarige Syriër die vermoedelijk handelde in naam van IS. Naar aanleiding hiervan werden in Antalya drie Russen gearresteerd. Op 13 januari vielen bij een aanslag met bomgordels bij het Pakistaanse consulaat in de Afghaanse stad Jalalabad vijftien doden. IS eiste de aanslag op via zijn officiële kanaal. Op 17 januari meldden Syrische media dat IS in Deir ez-Zor 300 mensen had geëxecuteerd door doodschieten en onthoofden, zowel burgers als militairen. Een dag eerder was melding gemaakt van 135 slachtoffers, maar dit getal werd dus naar boven bijgesteld. Op 28 februari vielen zeker 70 doden en meer dan honderd gewonden bij een zelfmoordaanslag van IS op een markt in de Bagdadse wijk Sadr City. In İstiklal Caddesi, een drukke winkelstraat in Istanboel, blies op 19 maart een zelfmoordterrorist zich op voor het Griekse consulaat. De Turkse regering koppelde de dader de volgende dag aan IS. Op 22 maart werden er in België aanslagen gepleegd in de vertrekhal van Brussels Airport en in het metrostation Maalbeek, waarvoor IS later die dag via een persbericht de verantwoordelijkheid opeiste. In de Iraakse stad Iskandariyah vielen op 25 maart bij een aanslag met een autobom op een voetbalstadion ruim 40 doden, onder wie de burgemeester van de stad. In de derde week van mei vielen binnen in Irak een week tijd meer dan 200 doden als gevolg van diverse aanslagen van IS. Op 11 mei ontploften in Bagdad drie autobommen, onder meer in Sadr City, waarbij in totaal meer dan 100 doden vielen. Op 13 mei werden bij een aanslag in Samarra minstens 16 supporters van Real Madrid gedood. Op 15 mei bliezen zes mannen zich op in een gasfabriek in Taji, waarbij elf doden vielen. Op 17 mei werden in Irak opnieuw drie aanslagen tegelijk gepleegd, onder meer in Sadr City en al-Shaab. In die laatste wijk vielen tientallen doden. Na een belegering van een aantal maanden, slaagde het Syrische leger er in maart met Russische luchtsteun in om Palmyra weer in te nemen.NOS Nieuwsuur. Aan het front in Palmyra, 18 december 2015.NOS. Rusland richt zich op IS in Palmyra, 19 maart 2016.NOS. Syrische tv: troepen trekken Palmyra binnen, 24 maart 2016.Leger Syrië herovert deel historische stad Palmyra op IS NOS, 26 maart 2016IS verdreven uit Palmyra NOS, 27 maart 2016Syrië: herovering Palmyra harde klap voor IS NOS, 27 maart 2016 IS is voortgekomen uit een coalitie van jihadistische opstandelingen in Irak die samenwerken met het ba'athistische Leger van de Mannen van de Naqshbandi-orde, waarin zich veel oud-Ba'athisten bevinden. Een deel van deze voormalige kaders uit Saddam Hoesseins regime heeft de extremistische leer van IS aanvaard, is geradicaliseerd en bekleedt met name in Irak sleutelfuncties. Ook in Syrië mogen ambtenaren uit het Assad-regime in functie blijven zolang ze gehoorzamen aan IS. Het monsterverbond tussen IS en de Naqshibandi levert IS aan de ene zijde bestuurlijke en militaire ervaring, en verschaft de ex-Ba'athisten van de Naqshibandi een nieuwe machtsbasis. Sleutelfiguren binnen IS zijn: Strijders van IS bleken door hun jarenlange ervaring in het vechten tegen Amerikaanse, sjiitische en Koerdische legers in Irak het meest getraind en succesvol in de Syrische burgeroorlog tegen het leger van Assad. Hierdoor sloten veel andere doorgewinterde strijders uit Noord-Afrika en Tsjetsjenië zich bij hen aan, en konden zij in korte tijd een groot deel van Noordoost-Syrië in handen nemen. Hun aantrekkingskracht op lokale rebellen is echter kleiner, omdat het doel van IS geen democratie of verdrijving van Assad is. De beweging is enkel uit op het consolideren van grondgebied om haar eigen interpretatie van de islam te verspreiden. Over de totale omvang van de strijdmacht die IS ter beschikking staat, bestaan slechts schattingen. Schattingen van de CIA moesten voortdurend worden bijgesteld. De Russische generale staf schatte het aantal IS-strijders eind 2014 op 70.000 terwijl Koerdische bronnen over 200.000 strijders spraken. Belangrijker is het feit dat IS een grote hoeveelheid zware wapens heeft buitgemaakt op de legers van de Iraakse en de Syrische regering. Bovendien beschikt de beweging over een harde kern van ervaren strijders. Zoals ook gebeurde tijdens de Syrische burgeroorlog, maar daar in mindere mate, trekken veel mannen uit andere landen naar het gebied om vooral aan de zijde van IS mee te vechten. IS werft actief onder jonge mannen om voor de organisatie te strijden. Een deel van deze mannen zijn geradicaliseerde moslims, maar een ander deel bestaat uit nieuwe bekeerlingen die zich voelen aangetrokken tot de eenvoudige extremistische boodschap van IS. Er zouden zich volgens gegevens uit juni 2015 toen in totaal ten minste 15.000 strijders uit 80 landen aan de zijde van IS meestrijden. Hieronder bevinden zich Saoedi's: 7000, Tunesiërs: 5000 en Jordaniërs: 2500, maar ook uit Frankrijk, België, Nederland en Duitsland zouden mannen toetreden tot IS. Het aantal Britten zou 200 tot 2000 bedragen. Ook uit China en zelfs uit Japan zouden strijders zijn toegetreden. Buitenlandse jihadisten, voornamelijk wanneer zij niet de Arabische taal spreken, staan onder aan de rangorde binnen IS. Ze worden gewantrouwd en onderworpen aan vernederingen. Het komt voor dat ze vanwege de oorlog en terreur gedesillusioneerd en getraumatiseerd raken. IS-strijders die gepakt worden bij een ontsnappingspoging, worden door IS geëxecuteerd. Buitenlandse jihadistische bewegingen als Boko Haram en Abu Sayyaf hebben solidariteit met IS betuigd. Ook onafhankelijke of aan het Vrij Syrisch Leger FSA gelieerde rebellengroepen in Syrië lopen soms in hun geheel over naar IS, die succesvoller lijkt in de bestrijding van Assads troepen. Landen uit de westerse wereld vinden het hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen, dat zo min mogelijk mannen aan de kant van IS in het door IS bezette gebied gaan vechten. Er bestaat angst dat zij verder zullen radicaliseren en strijdervaring opdoen, die zij vervolgens bij terugkeer zullen gebruiken voor terroristische daden. Ook in China en de Filipijnen bestaat deze angst, namelijk dat door deze 'kruisbestuiving' separatistische en jihadistische groeperingen worden gestimuleerd. Daarbij roept IS 'lone wolves', alleen werkende terroristen die zich met IS-gedachtegoed identificeren, op tot het plegen van aanslagen. Een Nederlands sprekende Koerdische man die tegen IS vocht, verklaarde dat strijders van IS die door zijn kamp gevangen worden genomen, meteen worden geëxecuteerd. Begin september 2015 werd bekend dat een Nederlandse militair van de Koninklijke Luchtmacht naar IS was overgelopen.NOS. "Nederlandse militair overgelopen naar IS", 3 september 2015. IS is met een geschat vermogen van meer dan 2 miljard dollar de rijkste terreurbeweging in de wereld. Dit vermogen maakt het succes van de organisatie mogelijk. Hoewel donaties aanvankelijk de belangrijkste inkomstenbron vormden, trekt IS inmiddels voornamelijk inkomsten uit criminele activiteiten en het te gelde maken van economische hulpbronnen in het bezette gebied. IS betaalt strijders een salaris variërend van 400 tot 600 dollar per persoon per maand. Strijders krijgen vaak huizen en auto's toegewezen die vluchtelingen hebben achtergelaten of die zijn geconfisqueerd. Ook ontvangen burgerlijk ambtenaren die onder Assad dienden en het IS-kalifaat zijn blijven dienen in veel gevallen nog salaris van dezelfde regering, al moeten ze daarvoor wel naar de door de regering beheerste gebieden om hun geld te halen. De praktijken van IS vertonen veel gelijkenis met die van de Taliban in het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan. Zo kreeg de terreurbeweging volledig de controle in handen over de stad Raqqa, waar ze haar strikte vorm van de sharia implementeerde en die tot hoofdstad van het IS-kalifaat werd uitgeroepen. Nadat de organisatie ook volledige steden in Irak in handen kreeg, werden deze wetten ook hier ingevoerd. Veel kerken, moskeeën, tempels, tombes, begraafplaatsen en historische gebouwen zijn vernietigd in door IS ingenomen steden, waaronder Ar-Raqqah, Mosoel en Telafar. Zowel sjiitische als soennitische gebouwen worden met explosieven opgeblazen of met bulldozers gesloopt. Alleen al voor de stad Mosoel publiceerde IS een lijst van 50 moskeeën die vernietigd moeten worden. In moskeeën die de terreurbeweging heeft opgeblazen lagen tevens eeuwenoude korans en Hadith-verzamelingen, die in vlammen zijn opgegaan. Ook duizenden jaren oude Griekse mozaïeken en Assyrische sculpturen werden vernietigd, en gevreesd werd voor het voortbestaan van enkele unieke ruïnesteden uit de Oudheid. Op 30 juni publiceerde IS een propagandavideo waarop te zien is dat zij een gebouw nabij Mosoel tot ontploffing brengen, waar zij naar eigen zeggen 'voornamelijk sjiieten' in hadden opgesloten. In juli 2014 verscheen een nieuwe video, waarop is te zien hoe in Mosul de veronderstelde graftombe van de profeet Jona door IS wordt opgeblazen. Voor zowel christenen als voor veel moslims was dit een heilige plaats.safon.nl. SIS vernietigt de graftombe van Jonas, 25 juli 2015. IS vernielde in september 2014 in Tikrit onder meer de 1300 jaar oude Assyrische Groene Kerk, die aan de bisschop Ahudemmeh was gewijd.Reformatorisch Dagblad Strijders IS blazen 1300 jaar oude kerk Tikrit op, 25 september 2014. Qusai All Faraj, de openbare bibliotheek van Mosoel, viel in februari aan IS ten prooi, waarbij 8.000 zeldzame boeken en manuscripten werden verbrand. In Ninive, een oude ruïnestad in Mosoel die enige tijd de hoofdstad was van Assyrië, vernielde de IS kunstwerken en overgebleven ruïnes uit de tijd van het Assyrische Rijk. De standbeelden zouden getuigen van veelgodendom en afgodendienst. Vrij snel na de inname van Palmyra in mei 2015 werd duidelijk dat IS ook hier was begonnen met het verwoesten van het culturele erfgoed, waarvoor reeds alom werd gevreesd. In augustus en begin september werd er steeds meer vernield met explosieven: zowel de tempel van Baal-Shamin als de tempel van Bel werden door IS opgeblazen. In augustus 2015 verwoestte IS in al-Quaryatayn met bulldozers het klooster van Mar Elian, een katholiek klooster dat dateerde uit de vijfde eeuw. Jonge meisjes van 14 en 15 jaar zijn in het oorlogsgebied terechtgekomen, waar IS fatwa's heeft uitgegeven die de strijders het recht geven om geslachtsgemeenschap te hebben met zo'n kind, door voor een nacht in een schijnhuwelijk te treden. Onder Syrische vluchtelingen zouden nog jongere meisjes zijn verkocht als seksslaaf aan rijke wahabis en pedofielen. IS-strijders misbruiken op grote schaal door hen gevangengenomen vrouwen en meisjes van etnische minderheden, vooral Jezidi's. Zij beschouwen ze als hun persoonlijke eigendom en gebruiken hen onder meer als seksslavinnen. IS komt openlijk voor deze praktijken uit. De IS-strijders beroepen zich daarbij op de Koran en stellen dat die hun niet alleen het volste recht geeft om vrouwen te verkrachten, maar deze praktijken zelfs actief aanmoedigt. De vrouwen zouden behalve verkracht ook worden doorverkocht of gedood, waarna in het laatste geval mogelijk hun organen in het hele Midden-Oosten werden verhandeld. Er zijn berichten – afkomstig van onderzoekers namens de VN – dat seksslavinnen die weigerden mee te werken levend zijn verbrand. Ook zou IS volgens Arabische media een eigen slavenmarkt hebben opgericht waar ze vrouwen van religieuze minderheden verhandelen. Volgens schattingen van de VN uit mei 2015 waren er toen 3000 vrouwen en meisjes, van wie sommigen nog zeer jong waren, aan IS uitgeleverd. In september 2015 werd in Mosul een IS-commandant doodgeschoten door een seksslavin die hij had misbruikt.Algemeen Dagblad. "Seksslavin schiet IS-commandant dood", 8 september 2015 Onderwijs voor meisjes werd verboden. Voor jongens zijn er in het door IS gecontroleerde gebied alleen nog religieuze scholen, madrassa's, die het radicale gedachtegoed van de terreurbeweging onderwijzen. Video's van diploma-uitreikingen van basisscholen die door IS op sociale media werden gezet tonen jonge kinderen in camouflagekleding en zwarte martelaarsgewaden. In Mosul hielden ouders massaal hun kinderen thuis uit protest tegen het door IS opgelegde curriculum. IS pretendeert een islamitische staat of kalifaat op te bouwen, en tracht als zodanig legitimiteit op te bouwen; in de eerste plaats in het eigen gebied en in de tweede plaats als gebaar richting (met name soennieten in) het buitenland. Zo heeft IS een sociaal hulpprogramma, en liet het ambtenaren in het veroverde gebied in functie blijven zolang ze zich naar de wensen van IS schikten. Zowel een reguliere als een 'zedenpolitie' zijn in functie en dwingen de door de beweging opgelegde normen af. Ook kondigde IS aan een eigen valuta in te willen voeren. IS geeft een eigen propagandatijdschrift uit, 'Dabiq'. In 'Dabiq' worden de harde maatregelen (inclusief seksslavernij van yezidi-vrouwen) gerechtvaardigd en bevinden zich interviews met gevangenen (o.a. westerse gevangenen en een gevangengenomen Jordaanse piloot) en 'jihadgangers' geïnterviewd. In december 2014 bleek echter dat IS kampt met prijsstijgingen, schaarste en een ineffectief leiderschap. De stroom- en drinkwatervoorzieningen in de bezette gebieden haperen, terwijl er onvoldoende artsen zijn. De beweging zou al haar energie in de gewapende strijd en het afdwingen van de islamitische wetgeving steken, waardoor voor organisatie van het bezette gebied weinig ruimte meer is. In februari gaf IS ook een nieuw propagandafilmpje vrij, waarop is te zien hoe ca. 80 kindsoldaten worden getraind in een kamp. De opnames zijn vermoedelijk gemaakt in Ar-Raqqah. Op 18 augustus 2015 zou bij een Amerikaanse luchtaanval Fadhil Ahmad al-Hayali, de op één na hoogste leider van IS, zijn gedood. Eind augustus maakte de Royal Air Force bekend dat een Britse staatsburger die zich bij IS had aangesloten, door een drone was gedood.NRC Handelsblad. "Britse luchtmacht doodde Britse IS-strijder in Syrië", 7 september 2015. Op 11 oktober 2015 bombardeerde de Iraakse luchtmacht een konvooi van IS in de provincie Al-Anbar. Er gingen aanvankelijk geruchten dat IS-leider al-Baghdadi zich hier zou bevinden. Dit werd een dag later echter weersproken door Iraakse veiligheidsfunctionarissen. Op 13 november 2015 werd bekend dat Jihadi John door bombardementen van het Amerikaanse leger om het leven was gebracht, tezamen met vier andere personen.NU.nl. 'Britse IS-beul omgekomen bij Amerikaanse luchtaanval', 13 november 2015. Deze groepen hebben openlijk hun steun aan IS betuigd, hetzij volledig of gedeeltelijk. Hoewel Saoedi-Arabië dit zelf ontkent, zeggen onder meer de Iraakse premier Nouri al-Maliki en westerse commentatoren dat het land IS financiert. Qatar wordt ervan beschuldigd te fungeren als doorvoerhaven voor de stroom van middelen aan de IS. Hoewel er geen bewijs is dat het bewind in Qatar zelf IS financiert, wordt het land bekritiseerd omdat het niet genoeg zou doen om de financiering van IS te stoppen. Volgens het Amerikaanse ministerie van Financiën zijn er een aantal financiers van terrorisme actief in Qatar. De Qatarese staatsburger Abd al Rahman al Nuaymi diende als gesprekspartner tussen Qatarese donoren en leiders van al-Qaida in Irak (AQI). Nuaymi hield naar verluidt toezicht op de donatie van 2 miljoen dollar per maand naar AQI. Nuaymi is een van de vele van de in Qatar gevestigde Al-Qaida-financiers die zijn gesanctioneerd door het Amerikaanse ministerie. Volgens sommige rapporten vermoeden Amerikaanse functionarissen dat het grootste deel van donaties naar IS en Al Qaida uit Qatar komt in plaats van Saoedi-Arabië. In augustus 2014 beschuldigde de Duitse minister Gerd Müller Qatar er expliciet van banden met IS te hebben. In juli 2015 verklaarde Turkije officieel de oorlog aan IS, na een reeks bloedige aanslagen nabij de Turkse grens met Syrië de week ervoor, met name de bomaanslag in Suruç. Turkije gaf de internationale coalitie daarop toestemming om Turkse luchtmachtbases te gebruiken en Turkse gevechtsvliegtuigen begonnen zich nu te richten op IS-doelen.Telegraaf. Turkije verklaart oorlog aan IS, 24 juli 2015. Daarvoor had Turkije IS echter lange tijd genegeerd, mede omdat het in toom houden van de PKK – die tevens tegen IS strijdt – hoger op de Turkse agenda stond. Turkije werd er eerder zelfs van beschuldigd IS te steunen, vooral door de Syrische Koerden. Volgens de Ierse journalist Patrick Cockburn waren er sterke aanwijzingen voor een zekere mate van samenwerking tussen de Turkse inlichtingendiensten en IS, hoewel de precieze aard van de relatie troebel zou zijn. Verschillende IS-strijders hebben beweerd dat Turkije hun organisatie steunde. In Turkije zelf veroorzaakte IS toenemende politieke polarisatie tussen secularisten en islamisten. De autoriteiten in Turkije bevestigden in maart 2015 berichten op de sociale media dat een gewonde commandant van IS werd behandeld in een ziekenhuis in Denizli. Ze verklaarden dat de terrorist het volledige recht had op medische zorg omdat hij een Turkse staatsburger was.RT. "ISIS commander treated in Turkish hospital ‘like all other citizens’", 7 maart 2015. Categorie:Islamitisch terrorisme stijl van [[Afrikaans masker|Afrikaanse masker]]s ]]. Later liet Appe